Bedankt voor alles – een verhaal van Maartje Wortel

Het is te heet voor de tijd van het jaar. Het laken waar je onder ligt plakt tegen je lijf, maar de airco mag niet aan, van haar niet. Wat doe je als je vrouw 'types zoals jij' beschuldigt van de ondergang van de aarde. Dat overkomt de hoofdpersoon in dit korte verhaal van Maartje Wortel.

Maartje Wortel

20-11-23

10 min

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Mijn vrouw is een gemakkelijk mens, zolang je rekening houdt met een paar dingen. Ze heeft van haar moeder geleerd na iedere autorit de auto te bedanken. Ze verwacht van mij niet dat ik hetzelfde doe, zolang ik haar maar niet uitlach. Op de middelbare school had ik verkering met een strenggelovig meisje. Ondanks alle strengheid verlangde ze in religieus opzicht maar één ding van mij: haar zo lang als zij dat nodig vond laten bidden, haar niet onderbreken, geen vragen stellen. In zekere zin is mijn huidige vrouw een religieus type. Ze bedankt niet alleen de auto, maar ook haar koffie, de stoelen waar ze op zit, de planten, het licht, de lades waar ze haar rommel in kwijt kan en ga zo maar door. Omdat dit ritueel zich meestal in stilte voltrekt heb ik er relatief weinig last van. Al had ik, als ik beter had opgelet, wel eerder kunnen weten dat ze een tik extreem van aard was. Dat wat voor een ander in zekere zin vanzelfsprekend is – dat de dingen er gewoon zijn, of dat alles wat je om je heen verzamelt uiteindelijk toch iets is waar je recht op hebt – blijft voor mijn vrouw elke dag opnieuw iets buitengewoons, alsof ze het mag ontvangen van het universum in plaats van het te verdienen. Je werkt altijd samen, zegt ze. Niets staat op zichzelf.

Zelf ben ik om eerlijk te zijn geen groot voorstander van samenwerken. Tegenwerken is het andere uiterste, maar als ik in mijn leven te veel aandacht had geschonken aan samenwerken, in de gelijkwaardige zin ervan, had ik nu geen tonnen op de bank, geen huis dat groot genoeg was om feesten in te geven, of een zwembad om baantjes in te trekken, dan was er niets waar ik überhaupt dankbaar voor kon zijn.

Los van de dankbaarheid zou je mijn vrouw ook kunnen typeren als

zijnde ijdel. Dat is, als ik er nu over nadenk, lange tijd onze redding geweest. Met de dankbaarheid voel ik in principe weinig affiniteit, maar die ijdelheid waardeer ik aan haar. Het is prettig om een vrouw te hebben die weerstand weet te bieden tegen het verval. Ze snijdt uien met een zwembril op, zodat ze niet gaat tranen, legt soms lepels in de vrieskist die ze later bevroren en al met de bolle kant in haar oogkassen duwt tegen de wallen, die ze dus niet heeft. Zij beweert zelf dat het door de lepels komt, maar ik denk dat het zijn uitwerking niet mist dat ze op tijd naar bed gaat, veel en lang slaapt. Mijn vrouw gaat zo vroeg naar bed dat er dagen zijn waarop ik haar niet zie. Ik kom van mijn werk, ik schenk mezelf een glas in en voeg me uren later bij haar in bed. Sinds een paar jaar lig ik onder mijn eigen deken zodat ik haar niet wakker maak als ik bij haar kom liggen. Tijdens één van die nachten waarop ik tot laat had gewerkt, lag ik wakker, maar op een andere manier dan ik van mezelf gewend ben. In principe heb ik weinig slaap nodig, ik lees nog wat stukken op mijn e-reader, of repeteer een vergadering in mijn hoofd. Dit keer lag ik wakker ondanks mezelf; het was ongewoon heet, zeker voor de tijd van het jaar, zeker voor de geografische ligging waar ons huis zich bevond, ik voelde mijn hart bonken, mijn lichaam leek gealarmeerd. Het gaf me een onprettig gevoel dat de hitte meer over mij te zeggen leek te hebben dan ikzelf. Ik had mijn vrouw al eerder in een voor ons doen uit de hand gelopen discussie moeten beloven de airco niet te gebruiken. ‘Een airco maakt alles alleen maar erger,’ zei ze. We hadden er ruzie over gemaakt. Ik zei: ‘Een airco maakt het niet erger, schat, dat is onzin.’

‘Een airco maakt alles alleen maar erger,’ zei ze.

En mijn vrouw bleek ineens ongekend fel. Ze deed iets wat ze bijna nooit doet; ze verhief haar stem, of beter gezegd: ze schreeuwde me toe dat een airco het niet erger maakte voor mij nee, niet voor mij persoonlijk, maar dat er meerdere personen rondliepen, of ik me daarvan bewust was, meerdere personen, dieren ook, planten, ze somde vele levensvormen op en ze voegde daaraan toe dat je niet alles in de wereld kunt kopen. Ik probeerde kalm te blijven, ik zei dat ze gelijk had, dat je inderdaad niet alles kunt kopen, dat ze me desalniettemin deed denken aan een reclamespot van zoiets als Mastercard. ‘Ken je die reclame?’ vroeg ik nog, maar zij bleef onverstoorbaar kwaad. Mijn vrouw had me nog nooit uitgescholden, mij niets kwalijk genomen, zoals ze de dingen dankbaar was geweest was ze ook mij dankbaar geweest, maar nu fluisterde ze dat de aarde ten onder ging aan types zoals ik en hoewel ik wist dat zij ongelijk had – alsof een beetje geld, een kachel, een zwembad en een airco het einde der tijden zou betekenen – kwetste die opmerking me meer dan ik wilde. Nu lag ik dus wakker, in gevecht met mezelf en met de hele atmosfeer eigenlijk, een armlengte verwijderd van de knop die mij deze nacht kon verlossen. Ik bleef van de knop af, want ik wilde mijn vrouw terug. En eigenlijk wilde ik ook de wereld terug waarin we ons druk konden maken om andere dingen, of beter gezegd: ik wilde de wereld terug waarin we simpelweg dankbaar konden blijven om wat we bezaten, konden gebruiken of voor ons konden laten werken. Die nacht, op mijn eigen matras onder mijn eigen laken wilde ik mijn vrouw vasthouden, in elke betekenis van het woord. Maar het was er te heet voor en zij sliep, ze zou het alleszins niet weten te waarderen. Ik moest iets anders verzinnen waarbij we elkaar weer zouden weten te bereiken en ik dacht: orka’s. Mijn vrouw is zoals ze zelf zegt groot fan van orka’s. Als ze bewegende beelden van die dieren zag moest ze huilen. Ze had me verteld dat orka’s het zich niet kunnen permitteren om te slapen, dat ze om en om een andere hersenhelft laten slapen terwijl ze door blijven zwemmen. Ik weet nog dat ze me dit vertelde en ik mij voor het eerst in mijn leven kon identificeren met een dier. ‘Wat een prachtig dier,’ zei ik tegen haar. En zij knikte. Ik dacht aan mijn werk, aan het feit dat ik het me ook niet kon veroorloven weg te zakken, ik moest wakker blijven. Doorgaan. Wie slaapt verdrinkt, je moet blijven zwemmen. Terwijl mijn vrouw naast mij op haar eigen matras bezig was te verdrinken, probeerde ik ons te redden.

Die nacht, op mijn eigen matras onder mijn eigen laken wilde ik mijn vrouw vasthouden, in elke betekenis van het woord.

Ik wachtte tot ze wakker was en ik zei dat ik haar uit dankbaarheid voor de wereld zoals we die kennen, voor de wereld zoals die nu nog is, mee wilde nemen om orka’s te gaan bekijken. Ik zei dat ze zich over het geld geen zorgen hoefde te maken. ‘Dat is iets waar jij je zelf zorgen om maakt,’ zei ze. Ik maak me zorgen om hele andere dingen. En helaas begon ze toen over overstromingen, uitstervende dieren, smeltende ijskappen, droogte, eigenlijk gewoon alles waar ze zelf helemaal geen last van hoefde te ondervinden maar wat ze in de krant had gelezen. Ik aaide haar lieve gezicht en ik zei dat we niet hoeven te veranderen om te overleven, dat aanpassen genoeg is.

Beeld: Raymond Teitsma

Mijn vrouw zei dat aanpassen in dit geval veranderen betekende. Ik zei dat ik alles voor haar over had, alles voor ons, dat ik haar miste. We kregen bijna opnieuw ruzie, omdat zij nu eenmaal had bedacht dat het niet om ons ging. Omdat ik uit ervaring weet dat mensen hun principes overboord gooien als ze er zelf voordelen van ondervinden, zoals ook gebeurd was met het zwembad, zei ik: iemand moet de orka’s zien, ze filmen, over ze vertellen, voor als ze er straks niet meer zijn. Wij doen die dieren geen kwaad, het zal ons goed doen.

Dat leken magische woorden. Ze gaf toe, leek geëmotioneerd door het idee dat ze die reusachtige dieren binnenkort met haar bloedeigen ogen uit het water kon zien springen. Ik zat rechtop naast haar in bed en boekte meteen een trip voor ons. Het voelde eerlijk gezegd machtig dat ik in staat was mijn vrouw iets te geven, het was alsof ik een bepaalde vorm van controle had herwonnen, dat onze liefde toch groter was dan haar angst, of erger: dan haar ideeën. Maar net toen ik dacht dat alles weer zijn normale gang zou vinden, kwam de opstand uit onverwachte hoek. Er was een groep orka’s die een boot vol toeristen had omgegooid. Er waren zoölogen die meenden dat het spel was, anderen zeiden dat orka’s in verzet waren gekomen omdat ze begrepen dat precies de mens hun leven verkloot met geluid, vervuiling, whatever, die orka’s zouden zich als ware activisten hebben gegroepeerd, er genoeg van hebben. Ik lachte er een beetje om. Het blijft me verbazen wat mensen zichzelf allemaal wijs willen maken. Wat de waarheid ook was, mijn vrouw geloofde dat die beesten haar inderdaad iets wilden vertellen. Wat mij betreft kon onze trip gewoon doorgaan, want wat was nou de kans dat zoiets nog eens zou gebeuren? Volgens mijn vrouw: honderd procent. Nu de dieren eenmaal doorhadden hoe ze hun eigen ruimte en stem terug konden winnen, zouden ze er niet meer mee stoppen, en al leek het haar een mooie dood, metersdiep onderwater te worden gesleurd door zo’n enorme vis, toch wilde ze niet meer gaan. Uit respect, zei ze. De tranen schoten me zowat in de ogen, vanwege dat domme lege woord. Toch hield ik mijn mond, in de hoop dat we misschien een andere trip zouden kunnen boeken. Snorkelen bij de great barrier reef of zo. Het respect dat mijn vrouw voelde betekende – bleek – het absolute einde voor ons in te luiden.

‘De dieren zijn slimmer dan wij,’ zei mijn vrouw. Die voelen wanneer het genoeg is.’

‘Wanneer is het genoeg?’ vroeg ik.

‘Nu,’ zei ze. En dat klopte. Er was geen woord van gelogen. Ze pakte wat spullen en vertrok. Ik heb haar nooit meer gezien. De airco staat sindsdien onafgebroken aan, het is aangenaam koel in huis, de temperatuur is heel makkelijk te controleren, en daar probeer ik simpelweg dankbaar voor te zijn.

De verbeelding van de crisis

Dit verhaal is onderdeel van de ILFU-reeks 'De verbeelding van de crisis' waarin we de klimaatcrisis centraal stellen en belichten vanuit verschillende literaire disciplines.

Lees meer over dit thema
De verbeelding van de crisis