Of ik een lijstje boeken kon samenstellen aan de hand van het thema waar ik over ga praten op het ILFU, was de vraag. Dan konden festivalbezoekers zich inlezen. De focus moest op fictie liggen. Dat ging een moeilijke zo niet onmogelijke opgave worden, maar als vrouw kun je bij media-gerelateerde opdrachten niet meer “kan ik niet, vraag maar iemand anders” zeggen want dan vragen ze een man en heb jij eigenhandig een nagel in de doodskist van gelijkheid geslagen. ‘Ja, hoor,’ antwoordde ik, wetend dat er niet heel veel romans bestaan over dierenrechten, wat heel anders zou zijn als dieren konden schrijven. Dan zouden de bibliotheken uitpuilen.
In een bemoedigende vervolgmail werd gezegd dat ik de werken kon benoemen die van invloed waren geweest op mijn activistenroman. Dat hielp ook niet echt want ter voorbereiding op een roman, lees ik uitsluitend non-fictie. Wie voor het maken van fictie inspiratie gaat halen bij andere fictie, riskeert ongeloofwaardige wartaal te schrijven als de gelezen auteurs hun research niet goed hebben gedaan. Daarnaast loert ook het gevaar dat je ongewild kopieert of, nog erger: dat een briljant idee dat je alleen in aantekeningen had vastgelegd al door deze schrijver is uitgewerkt. Dat briljante idee kan je dan niet meer onbekommerd gebruiken, een probleem dat je niet had gehad als je bij andermans fictie was weggebleven. De bouwstenen voor fictie haal ik daarom altijd bij de werkelijkheid: bij non-fictie, inclusief documentaires.
Omdat de activisten in mijn boek een slachthuis in de as gingen leggen, las ik vooral publicaties in het genre Setting Fires with Electrical Timers (een gids van het Earth Liberation Front), Minimanual of the Urban Guerrilla van Carlos Marighella, het handboek voor beginnende activisten van Direct Action Everywhere en The Art of War van Sun Tzu. Aan die laatste had ik niet veel voor de technieken van brandstichting, maar het resulteerde wel in een personage dat er constant uit loopt te citeren.