Inleiding door Suus van de Kar
Oef, daar is ze weer. Rachel Kushner met een nieuwe roman, die weer net zo gekmakend spannend, duister en verslavend is als de vorige twee, die ik toevallig allebei in de afgelopen paar weken heb verslonden. Of nou ja, zo toevallig is dat niet: Kushner komt naar ILFU, ik kende haar werk nog niet en ik vind het fijn om een béétje te weten over welke auteurs ik eigenlijk allemaal zit te communiceren. Dus ik begon met De vlammenwerpers, een paar weken terug, en zodra ik het uit had ging daar Club Mars achteraan, en toen bleek dat de drukproef van Creation Lake al over de ILFU-burelen rondzwierf, pakte ik meteen door. Drie Kushners in nog geen drie maanden – dat doet iets met een mens. Maar wat precies?
Kushners boeken zijn niet fijn. Zeker niet. Ze zijn lekker, ja, sexy zoals meerdere recensenten (terecht) hebben opgemerkt in verder nogal problematische recensies, ze zijn… als een moeilijke cocktail. Veel te bitter, veel te straffe smaken, maar de roes is zo lekker. Ik voelde het meteen toen ik aan Creation Lake begon: dit wordt weer een duistere leeservaring. Het is niet gezellig in Kushners boeken. Er zijn geen personages om van te houden – serieus, in Creation Lake niet één. Mensen zijn niet lief, hooguit een beetje onnozel, en alleen aardig als ze iets van een ander gedaan moeten krijgen. Het hoofdpersonage in Creation Lake is zelfs helemaal leeg, het is iemand zonder eigenschappen, iemand van wie we tot het einde toe eigenlijk niets te weten komen, behalve dat ze alleen moeder zou kunnen worden als ze een huilende baby in een afvalcontainer zou aantreffen. Dat is een typisch Kushner-beeld, zo’n baby. Iets wat echt pijn doet, iets wat je als lezer onaangenaam treft.
Als je deze drie romans van Kushner zo kort achter elkaar leest (en ik zou het je van harte aanraden) kan je dit niet niet zien: al haar hoofdpersonages zijn vrouwen. Sterke vrouwen, die schijt hebben. En dan bedoel ik niet de ‘sterke vrouwen’ zoals ze op de gang van de gynaecologie-afdeling van het ziekenhuis geportretteerd worden, nee, ik bedoel eigenlijk harde vrouwen, vrouwen die krankzinnig hard motorrijden, veel te veel lauw bier drinken, moorden of moord uitlokken, liefde faken om geld te verdienen, vrouwen die in de vrouwengevangenis bovenaan de pikorde staan. Vrouwen die zich begeven op snoeiharde en ‘traditioneel mannelijke’* terreinen, al dan niet vrijwillig. Vrouwen zonder ziel, maar mét meedogenloze humor. Kushners personages wil je niet tegenkomen in een donker steegje. Maar je wil ze wél met je meedragen als je zelf door dat steegje moet.
In Creation Lake staat de boel vanaf het begin weer op scherp. De plot is thrillerachtig spannend, maar overzichtelijk: geheim agent Sadie – de vrouw die voor ons, lezers, net zo’n mysterie blijft als voor de groep activisten waarin ze infiltreert – wordt door haar opdrachtgevers (die eveneens mysterieus blijven) naar een commune op het Franse platteland gestuurd. Via Lucien, haar ‘vriendje’ dat ze enkel gebruikt om dichter bij haar doel te komen, papt ze aan met Pascal Balmy, de leider van de commune. Zijn de communebewoners activisten met terroristische sabotageplannen? Onduidelijk. En het doet er eigenlijk ook niet toe, want als ze het al niet van plan waren, zorgt Sadie er wel voor dat ze de fout ingaan. Alles om haar opdrachtgevers tevreden te houden. Of… gaat ze zélf de fout in? Laat die sterke, harde vrouw nou steekjes vallen tijdens haar ijskoude missie? ‘t Zijn ook net mensen, die vrouwen van Kushner.
(Tekst gaat verder onder de ticket info.)
Het is in Creation Lake vermoedelijk niet de plot waar je als lezer zo gretig van wordt – het gevoel dat er iets vreselijk mis zal gaan, wordt al vrij snel aangewakkerd. Doorlezen doe je toch wel; ondanks de vele intellectuele intermezzo’s mag je dit boek gerust een pageturner noemen. Nee, het is iets anders. Het is dat ijzingwekkende zelfvertrouwen van de hoofdpersoon, waar je graag een procentje van zou lenen voor je eigen, helemaal niet spannende, burgerbestaan. Het is dat duistere, grimmige wereldje, waarin je als lezer even mag vertoeven. Om vervolgens je boek dicht te kunnen slaan en te zien dat buiten de zon schijnt. Dat mensen best wel aardig zijn, en niet alleen als ze je ergens voor gebruiken. En dat er geen baby in de afvalcontainer ligt. Het is even opgelucht ademhalen – en dan toch weer in Creation Lake duiken omdat je móet weten hoe het afloopt, hoe het precies misloopt. Daar zeg ik verder niks over. Lees hieronder de voorpublicatie, lees daarna dat boek (en die andere ook, als je dat nog niet hebt gedaan), en zorg dat je erbij bent op 23 september.
*Over dat ‘traditioneel mannelijke’ gesproken – ik kan niet wachten tot Rachel Kushner eind september in Utrecht is, want ik ben ontzettend benieuwd wat ze daar zelf over te zeggen heeft. Ik vermoed dat Kushner dat een ontzettend vermoeiende constatering vindt. Hoezo mannelijk? Hoezo zou motorrijden, bier drinken en moorden in godsnaam alleen voor mannen zijn? Dat zijn toch juist de dingen die het leven leuk maken?
Creation Lake
1 – De genoegens van de afzondering
Neanderthalers waren gevoelig voor depressie, zei hij.
Hij zei dat ze ook gevoelig waren voor verslaving, vooral aan roken. Hoewel het waarschijnlijk was, zei hij, dat die edele en mysterieuze Thalers (zoals hij de Neanderthalers soms noemde) de nicotine op een grovere manier aan de tabaksplant onttrokken, bijvoorbeeld door op de bladeren te kauwen, nog vóór het kritieke scharnierpunt in de geschiedenis van de wereld: de eerste mens die het eerste tabaksblad bij het eerste vuur hield.
Toen ik dit deel van Bruno’s e-mail las, en mijn blik van ‘mens’ naar ‘tabaksblad’ naar ‘vuur’ gleed, stelde ik me een vetkuif uit de jaren vijftig voor met een wit T-shirt en een zwartleren jack die een brandende lucifer bij het uiteinde van zijn Camel-sigaret houdt en inhaleert. De vetkuif leunt tegen een muur – want dat doen vetkuiven, ze leunen en lanterfanten – en dan blaast hij uit.
Bruno Lacombe vertelde Pascal in de e-mails die ik stiekem las dat Neanderthalers erg grote hersenen hadden. Of althans dat hun schedels erg groot waren, en we kunnen gerust aannemen dat hun schedels waarschijnlijk gevuld waren, zei Bruno, met hersenen.
Hij vertelde over de indrukwekkende omvang van de hersenpan van een Thaler, waarbij hij moderne metaforen gebruikte; hij trok een vergelijking met de cilinderinhoud van motoren. Van alle mensachtigen op twee benen die de afgelopen miljoen jaar deze aarde hebben bevolkt, stond de Neanderthaler volgens Bruno met zijn hersenpan heel ver vooraan, met een gigantische inhoud van 1800 cc.
Ik stelde me een king of the road voor, heel ver vooraan.
Ik zag zijn leren jack, zijn dikke pens, benen wijd, motorlaarzen 12 op de ver naar voren gemonteerde verchroomde voetsteunen. Zijn chopper heeft een apehanger waar hij nauwelijks bij kan; hij doet alsof zijn armen daar niet moe van worden en hij er geen vreselijke pijnscheuten naar zijn lendenstreek van krijgt.
We weten door hun schedels, zei Bruno, dat Neanderthalers een enorm gezicht hadden.
Ik zag Joan Crawford voor me, een gezicht van die orde van grootte: dramatisch, bruut, dwingend.
En sindsdien, in het natuurhistorisch museum in mijn hoofd dat ik creëerde terwijl ik Bruno’s e-mails las, met diorama’s bewoond door figuren met lendendoeken, gele tanden en klitterig haar, hadden al die prehistorische mensen die Bruno beschreef – ook de mannen – het gezicht van Joan Crawford.
Ze hadden haar lichte huid en haar vuurrode haar. Aanleg voor rood haar, zei Bruno, was vastgesteld als genetisch kenmerk van de Thaler dankzij de wetenschappelijke vooruitgang die was geboekt bij het vaststellen van het genoom. En naast zulk werk, zulk bewijs, zei Bruno, kunnen we afgaan op onze natuurlijke intuïtie en veronderstellen dat de emoties van de Neanderthalers hevig en intens waren, met pieken en dalen, net zoals die van de typische roodharige.
Nog een paar dingen die we nu over Neanderthalers weten, schreef Bruno aan Pascal: ze waren goed in wiskunde. Ze hielden niet van menigtes. Ze hadden een sterke maag en waren niet speciaal gevoelig voor maagzweren, maar uitsluitend gebarbecued voedsel beschadigde hun ingewanden zoals dat bij iedereen zou gebeuren. Ze waren extra gevoelig voor tandbederf en tandvleesproblemen. En ze hadden overontwikkelde kaken, geweldig geschikt voor het kauwen van zeen en kraakbeen, maar inefficiënt voor zachtere kost, hun kaken waren overkill. Bruno beschreef de kaak van de Neanderthaler als een meelijwekkend kenmerk vanwege die overontwikkeling, de last van een vierkante kaak. Hij had het over verzonken kosten, alsof het lichaam een kapitaalinvestering was, een vaste investering, de lichaamsdelen vastgenageld op een fabrieksvloer, apparatuur die was aangeschaft en niet kon worden doorverkocht. De kaken van de Neanderthaler waren verzonken kosten.
En toch, de zware botten en de stevige, warmtevasthoudende bouw van de Thaler waren bewonderenswaardig, zei Bruno. Vooral vergeleken met de soepstengels die bij de moderne mens voor ledematen moeten doorgaan, de Homo sapiens sapiens. (Bruno noemde het geen ‘soepstengels’, want hij schreef die e-mails in het Frans, ik heb de vergelijking iets beeldender gemaakt.)
De Thalers konden de kou, om niet te zeggen de eonen, uitstekend overleven, zei hij, zo gaat het verhaal tenminste – een verhaal dat we moeten compliceren als we de waarheid willen weten over het verre verleden, als we een glimp willen opvangen van de waarheid over déze wereld, nu, en hoe we daarin moeten leven, hoe we in het heden moeten verblijven, en waar we morgen naartoe moeten.
Mijn eigen morgen was gedetailleerd gepland. Ik zou Pascal Balmy ontmoeten, leider van Le Moulin, aan wie deze e-mails van Bruno Lacombe geschreven waren. En ik had niet de hulp van de Neanderthalers nodig om hem te vinden. Pascal Balmy had gezegd: ga om één uur ’s middags naar het Café de la Route aan het pleintje in het dorp Vantôme, en daar zou ik zijn.
Creation Lake van Rachel Kushner verscheen bij uitgeverij Atlas Contact
Sadie Smith is een gewetenloze Amerikaanse geheim agent. Haar werk is illegaal, haar relaties zijn immoreel en haar opdrachtgevers vage figuren die gebaat zijn bij onrust. Op haar missie in Frankrijk moet Sadie een groep klimaatactivisten tot een opstand aanzetten. Terwijl ze meedraait in de dagelijkse routine van hun commune raakt ze in de ban van Bruno Lacombe, de geestelijk leider. Bruno is een door de wol geverfde anarchist, een selfmade filosoof die nachtelijke epistels de ether in slingert en een terugkeer naar prehistorische leefgewoonten bepleit. De dag van de opstand nadert. Sadie dreigt haar grip op de activisten te verliezen. En ineens willen haar opdrachtgevers nog meer.
Meer over Creation Lake