De nominaties van de Filter Vertaalprijs 2023

Zoals alle vorige Filter Vertaalprijsjury’s worstelden wij met een luxeprobleem. Ook wij stelden vast dat er in het voorgaande jaar een overdaad aan prachtige vertalingen was verschenen. Ook wij betreurden het dat we daaruit slechts enkele titels mochten selecteren. Belangrijkste leidraad daarbij was de bijzonderheid van de betreffende vertaling. Is de uitgave een verrijking voor de Nederlandse cultuur? Na uitgebreid wikken en wegen kwamen we tot vijf nominaties, waaruit we dit najaar de winnaar zullen kiezen. 


Hieronder lees je de motivering van de jury's keuze, in alfabetische volgorde op naam van de vertaler(s).

Anneke Alderlieste voor Kijken door een sleutelgat. Dagboeken en herinneringen van Roger Martin du Gard (de Arbeiderspers)

Kijken, dat is waar het bij Roger Martin du Gard om draait. Stilletjes observeren hoe mensen bewegen, praten, liefhebben, doodgaan en daar dan de juiste woorden bij zoeken. Daarom is de titel van deze selectie uit zijn vrijwel levenslang bijgehouden en aangevulde dagboeken, brieven en herinneringen zo goed gekozen. 

Ik klampte me aan het hout van het bed, en keek. Ik had nooit iemand zien sterven. Deze dodelijke ademnood verried een enorm, continu, maar – hoe moet ik het zeggen? – dierlijk lijden; en er was tussen mij, levend, en mijn bijna dode vader al een oneindige afstand die me, denk ik, in staat heeft gesteld stand te houden en tot het einde getuige te zijn. (172)

Het romanwerk van Roger Martin du Gard (1881-1958) blinkt uit door korte, treffende typeringen, conversaties die wel afgeluisterd lijken en woorden die een psychologische afgrond openen. Van zijn reusachtige romans à la Tolstoj had Anneke Alderlieste de afgelopen jaren al meer dan drieduizend bladzijden vertaald (waaronder De Thibaults en Luitenant-kolonel de Maumort), voordat zij met de vijfhonderd bladzijden van Kijken door een sleutelgat de kroon op haar werk zette. Dit dagboek, met noten en toelichtingen, gunt ons een blik in een bewogen schrijversziel die twijfelt aan het eigen talent, angst heeft voor de dood en zowel de vriendschap als de eenzaamheid koestert. De auteur poogt op sonore toon rekenschap af te leggen door vrienden, gebeurtenissen en vooral zichzelf onbarmhartig maar trefzeker uit te tekenen. Albert Camus noemde Roger Martin du Gard ‘onze eeuwige tijdgenoot’ en elke lezer van Kijken door een sleutelgat zal die typering beamen. 

Het sleutelgatkijken is tegelijk een passende metafoor voor de klus die de vertaalster zelf heeft geklaard. Zij heeft voor ons geloerd door het sleutelgat van de oorspronkelijk vijfendertighonderd (!) bladzijden autobiografisch werk en uit wat zij zag haar eigen keuze gemaakt. Daarmee heeft zij, zoals al eerder, pionierswerk verricht. Met haar weergaloze beheersing van de taal is Alderlieste erin geslaagd elke zin om te zetten in een even modern als loepzuiver Nederlands, waarbij de kenmerkende geserreerdheid van het Franse origineel volledig bewaard is gebleven. De zinnen zijn korter dan bij Proust, maar iedereen weet dat het moeilijker is een mooi boeket te maken van vijf dan van vijftig bloemen. Het klinkt gewaagd, maar Roger Martin du Gard, winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 1937, kan dankzij Anneke Alderlieste voortaan beschouwd worden als bijkans Nederlandstalig auteur.

Yond Boeke en Patty Krone voor Geluksvogels van Luigi Pirandello (Van Oorschot)

Het vertaalplezier spat ervanaf in de bloemlezing Geluksvogels, ruim achthonderd heerlijke pagina’s lang. Het vertalersduo Yond Boeke en Patty Krone maakte een beredeneerde selectie uit de 211 gebundelde korte verhalen die de Italiaanse schrijver en Nobelprijswinnaar Luigi Pirandello (1867-1936) naliet. Ze verzamelden in totaal tachtig verhalen die ze (vrijwel) chronologisch ordenden – een keuze die alleszins bevalt. Juist hierdoor komt Pirandello’s almaar virtuozer schrijverschap volledig tot zijn recht. 

Pirandello’s ambitie was aanvankelijk om de traditie voort te zetten van Boccaccio’s Decamerone en De vertellingen van duizend-en-één-nacht: voor elke dag van het jaar een verhaal. De 365 heeft hij niet gehaald, maar voor de verhalen die er wél kwamen mag elke letterenliefhebber dankbaar zijn. Ook al begon hij in 1903 meer uit financiële nood dan uit literaire gedrevenheid aan wat hij zelf zijn ‘novellen’ noemde – de lezer merkt daar niets van. En dankzij Yond Boeke en Patty Krone kan nu ook het Nederlandse publiek dit werk volop savoureren.

Als misschien wel alle grote schrijvers is Pirandello een meester in het boekstaven van het menselijk tekort. Scherp, maar vol mededogen beschrijft hij hoe wij kleine zielen ons in het leven staande proberen te houden. Indrukwekkend is hoeveel registers hij daarbij bespeelt, indrukwekkend is hoe zijn Nederlandse vertaalsters dat weten over te brengen. De toon van de verhalen laveert tussen absurd en serieus, tussen melancholisch en hilarisch, en telkens roepen zij die feilloos op. Het bewonderenswaardigst is wel hoe ze diens fijnzinnige humor weten te treffen. Verder flonkeren de dialogen dat het een aard heeft, behouden de natuurbeschrijvingen hun evocatieve kracht en weten Yond Boeke en Patty Krone ook met idioom heel goed raad. Wie de brontekst ernaast houdt zal ze op geen enkele ‘fout’ of aanvechtbare vertaalkeuze kunnen betrappen. Een gedroomde vertaling, kortom.

In hun nawoord schrijven ze dat het werken aan de vertaling ‘bij vlagen een waar mijnenveld’ was aangezien ze ‘al die verschillende nuances voor een modern lezerspubliek getrouw, begrijpelijk én soepel leesbaar over het voetlicht wilden krijgen’. Ook vertellen ze zich niet te kunnen herinneren eerder in hun lange vertaalcarrière ‘zo veel en zo lang over teksten te hebben gediscussieerd om elke keer weer tot een ‘sluitend’ verhaal te komen’. Al met al, besluiten ze, ‘was het een lange, prachtige reis door een onverwacht ver en vreemd land, en als het soms al een worsteling was, dan was die meer dan de moeite waard’.

De jury van de Filter Vertaalprijs 2023 kan het van harte beamen.  

Harm Damsma en Niek Miedema voor Vermogen van Hernan Diaz (Atlas Contact)

Vermogen, de titel van het boek van Hernan Diaz in Nederlandse vertaling, lijkt op het eerste oog nogal wat connotaties te missen ten opzichte van de originele titel Trust, maar niets blijkt minder waar. 

In vier delen volg je het leven van het door beleggen puissant rijk geworden Amerikaanse echtpaar Andrew en Mildred Bevel ten tijde van de beurskrach. In het eerste deel van Vermogen zijn ze onderwerp van een roman, in het tweede lezen we de onvoltooide autobiografie van Andrew. Het derde volgt de herinneringen van de ghostwriter van die autobiografie, om in het vierde deel te eindigen met de dagboekaantekeningen van Mildred. Ligt het in het vermogen van de lezer zich te blijven realiseren dat het eerste deel binnen de roman fictie-in-fictie is? Dat iedereen in het boek een personage is, dat er een schrijver is die ons stuurt? Zijn de personages in staat zich tot elkaar te verhouden en hierin staande te blijven? En wie heeft er eigenlijk echt de kennis en het geld in huis? Harm Damsma en Niek Miedema voelden met hun vertaling van de titel deze vragen perfect aan. Zij wisten de meerstemmigheid in het boek met stilistisch vernuft in het Nederlands om te zetten. 

Van de opzettelijk matig geschreven smeuïge succesroman waar het eerste deel uit bestaat (genaamd Effecten, in het Engels Bonds, net als de vertaling van de titel een inhoudelijk knappe vondst), lijken ze moeiteloos een Nederlandse evenknie te creëren, waardoor de opbouw van de roman in zijn geheel in stand blijft. Het register van de overige drie delen is telkens anders van aard. De ritmisch sterke vertaling leidt de lezer met verve van muziek- en beurstheorie tot inzicht in Italiaans communistisch gedachtegoed en genderongelijkheid in het begin van de twintigste eeuw. 

Huzarenstuk is de vertaling van het vierde en laatste deel Opties, nog zo’n goede meerduidige vondst (Futures in het origineel), waarin Mildred in een sanatorium in Zwitserland verblijft en haar versie van het verhaal in een dagboek schrijft. Terugkerend in haar aantekeningen is het klokgelui van een kerk. Het geeft inzicht in de vertaling, waarin gedecideerde keuzes gemaakt zijn, met een intelligent, vrij en vindingrijk gebruik van Nederlands idioom. Zo vertalen Harm Damsma en Niek Miedema A bell in a bell jar won’t ring in ‘Een klok in een klokput luidt niet’ en het door het hele hoofdstuk doorgevoerde ‘gebeier’ is de vertaling voor het klokgelui. Een verwijzing naar werk van Edgar Allan Poe: Bells, bells, bells. The Jingle Man wordt: ‘Gebeier, gebeier en nog eens gebeier. Biederbeier.’ Hun vertaling maakt dit boek dat de Pulitzerprijs won ook in het Nederlands prijswaardig.

Ria van Hengel voor Beton van Thomas Bernhard (Vleugels)

De korte roman Beton is in veel opzichten typerend voor het werk van de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard, waarin menselijk onvermogen en een diepgaande afkeer van de maatschappij een grote rol spelen. Beton kent een eenvoudige plot: hoofdpersoon Rudolf, die al tien jaar lang voorbereidingen treft voor het schrijven van een allesomvattend musicologisch geschrift over Felix Mendelssohn Bartholdy, slaagt er maar niet in de eerste zin van dit beoogde meesterwerk op papier te krijgen. Hij probeert zijn groeiende wanhoop en frustratie te bezweren door zijn falen beurtelings te wijten aan zijn irritante zuster, zijn eigen ziekelijke gestel en een reeks andere externe factoren, maar dat mag niet baten. Ook een reis naar Mallorca biedt geen verlichting.

Zo eenvoudig als de handeling is, zo complex en intens is Bernhards stijl. De ik-figuur lamenteert, fulmineert, contempleert en fileert elk object van zijn beschouwingen en hersenspinsels tot op het bot, inclusief zijn eigen onvermogen. Dat alles gebeurt in zinnen die zowel compact als mateloos breedvoerig zijn en boordevol herhaling zitten. Alleen al de openingszin beslaat bijna een hele pagina en vormt één lange aaneenschakeling van in elkaar grijpende bijzinnen, die telkens terug te voeren zijn op een voorgaand zinsdeel:

Van maart tot december, schrijft Rudolf, terwijl ik, wat in dit verband gezegd moet zijn, grote hoeveelheden prednisolon moest slikken om mijn voor de derde keer acuut geworden morbus boeck te bestrijden, had ik alle mogelijke boeken en geschriften van en over Mendelssohn Bartholdy verzameld, alle mogelijke en onmogelijke bibliotheken bezocht om mijn lievelingscomponist en zijn werk grondig te leren kennen en om, dat was de eis die ik mezelf stelde, met de hartstochtelijke ernst die past bij een onderneming als het schrijven van een omvangrijk wetenschappelijk onberispelijk werk, waar ik eigenlijk al de hele voorafgaande winter vreselijk tegen op had gezien, al die boeken en geschriften uiterst zorgvuldig te bestuderen en om pas daarna, eindelijk, na dat grondige, het onderwerp recht doende onderzoek, exact op zevenentwintig januari om vier uur ’s morgens aan dat volgens mij alle tot dan toe door mij opgeschreven gepubliceerde en ongepubliceerde werken betreffende de zogenaamde musicologie ver achter en onder zich latende, al tien jaar lang geplande maar steeds weer niet tot stand gekomen boek te kunnen beginnen na het op de zesentwintigste bepaalde vertrek van mijn zuster, wier wekenlange aanwezigheid in Peiskam zelfs de miniemste gedachte aan het entameren van mijn boek over Mendelssohn Bartholdy al in de kiem had gesmoord. 

Dankzij de veelheid aan dergelijke monumentale zinnen, het hypnotiserende ritme en het overdadige gebruik van herhalingen is Beton een zeer complexe brontekst. Ria van Hengel is er niet alleen in geslaagd deze complexiteit eer aan te doen, maar heeft bovendien de tragiek, de ironie en de zelfspot weten te behouden die schuilgaan onder Bernhards stilistische capriolen.

Jan H. Mysjkin voor De honderd nieuwe nieuwigheden oftewel De Bourgondische Decamerone [1462] van diverse auteurs (Vleugels)

Dat wij in onze ‘lagen landen bi de zee’ een eigen variant hebben op Giovanni Boccaccio’s Decamerone en Geoffrey Chaucers Canterbury Tales is een buiten kringen van mediëvisten weinig bekend feit. Of eigenlijk was, want Jan H. Mysjkins vertaling van de Cent nouvelles nouvelles heeft hierin verandering gebracht. 

De honderd nieuwe nieuwigheden, zoals de titel van de vertaling luidt, is net als voornoemde voorbeelden een verzameling scabreuze verhalen. In dit geval worden ze door een aantal hovelingen aan het Bourgondische hof van Filips de Goede aan elkaar (de hertog incluis) verteld. Het gaat om een oorspronkelijk in het Middelfrans geschreven verzameling (en dus niet in het Diets, wat ook had gekund), die in 1462 in manuscript aan de hertog werd aangeboden. 

De verhalen spelen zich af in wat wel genoemd wordt ‘onze contreien’, wat in dit geval wil zeggen de Zuidelijke, Bourgondische, Nederlanden, al speelt een enkel verhaal zich ook in het Noorden af. De verhalen (vaak gebaseerd op daadwerkelijke voorvallen geboekstaafd door de Bourgondische ambtenarij) geven een beeld van het leven en de sociale omstandigheden van de vijftiende-eeuwse adel en de klassen daaronder, al is het meest opvallende kenmerk ervan toch de scabrositeit. Die kan weliswaar oubollig overkomen, maar blijft toch authentiek laatmiddeleeuws en qua literaire waarde op het niveau van zijn illustere voorgangers. 

De vertaling van dergelijke historische teksten heeft altijd de hoogste moeilijkheidsgraad. Hoe breng je de verhalen naar een hedendaags publiek zonder af te doen aan de historiciteit ervan? Hoe wek je de illusie van authenticiteit in een taal die eeuwen verwijderd is van het origineel? Zelf stelt Mysjkin in zijn nawoord dat de vertaling een hulp zou zijn voor ‘doorgewinterde mediëvisten te onzent’ die hun eruditie ermee met hun lezers kunnen delen – de Nederlandse tekst zou dan een substituut voor de Middelfranse moeten zijn. Dat lijkt toch echt te beperkt. Alle liefhebbers van de middeleeuwen en vooral de liefhebbers van bijzondere, mooie taal kunnen hun hart aan deze teksten ophalen. 

Mysjkin heeft voor een toegankelijk historiserende aanpak gekozen, wat in dit geval eigenlijk de enig zinvolle keuze is. De zinnen zijn voor de moderne lezer zonder problemen te lezen, maar maken een licht archaïsche indruk. In de woordkeus laat Mysjkin echter geen gelegenheid voorbijgaan om zich te bedienen van een uitermate exotisch taalrepertoire uit de taal van het land dat het verre verleden heet. Zo komt de lezer de prachtigste woorden tegen die het verdienen onder het stof van de oude bronnen vandaan gehaald te worden en bij uitstek passen bij een tekst als deze: ‘maître Domine’ voor pastoor, ‘snakerij’, ‘mamzel’ (kort voor mademoiselle) en ‘kedietje’ (synoniem voor het vrouwelijk geslacht), om er maar een paar te noemen. Het woord dat nog het meest de aanpak van Mysjkin illustreert is misschien ‘seneschalk’. Het woord is een synoniem voor ‘baljuw’, dat op zichzelf al als een exotisch archaïsme beschouwd kan worden, maar de vertaler trekt ons met de keuze voor ‘seneschalk’ nog verder het verleden in.  

Met de ontsluiting van De honderd nieuwe nieuwigheden voor een hedendaags Nederlandstalig publiek, misschien dat hier het woord ‘verdietsing’ weer thuiskomt, heeft Mysjkin een waar vertaalmonument geleverd, van grote waarde voor de Nederlandse (in de meest ruime betekenis mogelijk) taal en letterkunde.


---

De Filter Vertaalprijs wordt op 3 oktober a.s. uitgereikt tijdens het ILFU. De jury van de Filter Vertaalprijs 2023 bestaat uit Marcel van den Boogert, Elma Drayer, Eline Jongsma, Cees Koster en Maartje Kroonen.