Jan H. Mysjkin voor De honderd nieuwe nieuwigheden oftewel De Bourgondische Decamerone [1462] van diverse auteurs (Vleugels)
Dat wij in onze ‘lagen landen bi de zee’ een eigen variant hebben op Giovanni Boccaccio’s Decamerone en Geoffrey Chaucers Canterbury Tales is een buiten kringen van mediëvisten weinig bekend feit. Of eigenlijk was, want Jan H. Mysjkins vertaling van de Cent nouvelles nouvelles heeft hierin verandering gebracht.
De honderd nieuwe nieuwigheden, zoals de titel van de vertaling luidt, is net als voornoemde voorbeelden een verzameling scabreuze verhalen. In dit geval worden ze door een aantal hovelingen aan het Bourgondische hof van Filips de Goede aan elkaar (de hertog incluis) verteld. Het gaat om een oorspronkelijk in het Middelfrans geschreven verzameling (en dus niet in het Diets, wat ook had gekund), die in 1462 in manuscript aan de hertog werd aangeboden.
De verhalen spelen zich af in wat wel genoemd wordt ‘onze contreien’, wat in dit geval wil zeggen de Zuidelijke, Bourgondische, Nederlanden, al speelt een enkel verhaal zich ook in het Noorden af. De verhalen (vaak gebaseerd op daadwerkelijke voorvallen geboekstaafd door de Bourgondische ambtenarij) geven een beeld van het leven en de sociale omstandigheden van de vijftiende-eeuwse adel en de klassen daaronder, al is het meest opvallende kenmerk ervan toch de scabrositeit. Die kan weliswaar oubollig overkomen, maar blijft toch authentiek laatmiddeleeuws en qua literaire waarde op het niveau van zijn illustere voorgangers.
De vertaling van dergelijke historische teksten heeft altijd de hoogste moeilijkheidsgraad. Hoe breng je de verhalen naar een hedendaags publiek zonder af te doen aan de historiciteit ervan? Hoe wek je de illusie van authenticiteit in een taal die eeuwen verwijderd is van het origineel? Zelf stelt Mysjkin in zijn nawoord dat de vertaling een hulp zou zijn voor ‘doorgewinterde mediëvisten te onzent’ die hun eruditie ermee met hun lezers kunnen delen – de Nederlandse tekst zou dan een substituut voor de Middelfranse moeten zijn. Dat lijkt toch echt te beperkt. Alle liefhebbers van de middeleeuwen en vooral de liefhebbers van bijzondere, mooie taal kunnen hun hart aan deze teksten ophalen.
Mysjkin heeft voor een toegankelijk historiserende aanpak gekozen, wat in dit geval eigenlijk de enig zinvolle keuze is. De zinnen zijn voor de moderne lezer zonder problemen te lezen, maar maken een licht archaïsche indruk. In de woordkeus laat Mysjkin echter geen gelegenheid voorbijgaan om zich te bedienen van een uitermate exotisch taalrepertoire uit de taal van het land dat het verre verleden heet. Zo komt de lezer de prachtigste woorden tegen die het verdienen onder het stof van de oude bronnen vandaan gehaald te worden en bij uitstek passen bij een tekst als deze: ‘maître Domine’ voor pastoor, ‘snakerij’, ‘mamzel’ (kort voor mademoiselle) en ‘kedietje’ (synoniem voor het vrouwelijk geslacht), om er maar een paar te noemen. Het woord dat nog het meest de aanpak van Mysjkin illustreert is misschien ‘seneschalk’. Het woord is een synoniem voor ‘baljuw’, dat op zichzelf al als een exotisch archaïsme beschouwd kan worden, maar de vertaler trekt ons met de keuze voor ‘seneschalk’ nog verder het verleden in.
Met de ontsluiting van De honderd nieuwe nieuwigheden voor een hedendaags Nederlandstalig publiek, misschien dat hier het woord ‘verdietsing’ weer thuiskomt, heeft Mysjkin een waar vertaalmonument geleverd, van grote waarde voor de Nederlandse (in de meest ruime betekenis mogelijk) taal en letterkunde.
---
De Filter Vertaalprijs wordt op 3 oktober a.s. uitgereikt tijdens het ILFU. De jury van de Filter Vertaalprijs 2023 bestaat uit Marcel van den Boogert, Elma Drayer, Eline Jongsma, Cees Koster en Maartje Kroonen.