Zodra ik begin te denken aan boeken waarin onvergetelijk gegeten wordt, komen er verschillende scènes boven. Karel en Cateau van Lowe bijvoorbeeld, die zo heerlijk en heimelijk zitten te smullen in Couperus’ Boeken der kleine zielen – geen idee wat ze eten, daarover is Couperus heel zwijgzaam. We weten alleen maar dát ze eten en hoe ze blosjes op de wangen krijgen en dat ze stil houden dat ze zo’n goede kok hebben. En dat ze daarna uitbuiken, welgedaan en zwijgend. Ook verderop in die roman wordt er nog wel eens een dinertje gegeven, maar daarbij gaat het nóg minder om het eten zelf, meer om het dinertje. Dat is natuurlijk wel vaker in romans: een diner is een uitgelezen gelegenheid om eens wat mensen bij elkaar te zetten en iets te laten gebeuren. Denk aan Herman Kochs gelijknamige roman.
Maar dat er gegeten wordt maakt een boek nog niet tot een eetboek. Boeken die nadrukkelijk vol maaltijden zitten, kunnen me vaak niets schelen. Het eten, of de scène waarin het optreedt, maakt het meeste indruk als het te midden van andere ervaringen staat en ineens even alle aandacht krijgt. Het heeft idealiter ook iets met sensualiteit te maken, of beter nog, met sensitiviteit, met het vermogen van een auteur om de zintuigen een rol te laten spelen.
Ik houd ook nogal van auteurs die hun personages de keuken in laten gaan en de indruk wekken dat ze goed begrijpen wat die personages daar te doen hebben. Niet een beetje rommelen met pannen en "het eten", maar iets concreets doen. Ik herinner me een boek van Jan Wolkers waar ik verder helaas niet zoveel aan vond, Gifsla, waarin het personage veel aandacht had voor de bereidingswijze van zuurkool. Wolkers ontzag zich niet om dwingende aanwijzingen te geven en precies te vermelden welke specerijen er in de witte wijn moeten. Dat geeft vertrouwen, een auteur die weet waar hij of zij mee bezig is, die er niet met de pet naar gooit. Ja, echt jammer dat die roman van Wolkers verder teleurstellend was.
De werken die ik hier noem moeten dus beslist niet gereduceerd worden tot boeken over eten. Het zijn lezenswaardige teksten waarin eten een opmerkelijke rol speelt, soms maar even.
1. Isak Dinesen (pseudonym Karen Blixen) - Babette’s Feast (1950)
Deze piepkleine novelle die aan de veel bekendere film ten grondslag lag is uiterst compact, geestig en op een bepaalde manier diepgaand. De stijve gelovigen zeggen niets tijdens het verrukkelijke eten van Babette: “Het was hen duidelijk geworden dat, als de mens niet alleen elke gedachte aan spijs en drank vergeet, maar zelfs volkomen uit zijn bewustzijn verbant, hij dan eet en drinkt in de juiste geest.”
2. Oek de Jong - Hokwerda’s kind (2002)
Een prachtige roman die bepaald niet over eten gaat, maar een van de hoofdpersonen, de onbetrouwbare en onweerstaanbare Henri kan wel heel goed koken. En hij laat zijn geliefde oesters eten, oesters eten op een manier die je nooit meer vergeet. “Ze verslikte zich haast, zoveel gebeurde er in haar mond. (…) ‘Dat had ik nooit gedacht’, zei ze oprecht verbaasd, ‘dat een oester zo’n sterke smaak zou hebben. Daar ben ik meteen aan verslaafd!’”
3. Marijke Schermer - Liefde als dat het is (2019)
Het echtpaar gaat uit elkaar, de vrouw wil meer uit het leven halen, de man was eigenlijk heel content, thuis, met de kinderen, in de keuken waar hij kookt zoals iedereen het plezierig zou vinden als er voor je gekookt werd. Aandachtig. Doeltreffend. Huiselijk.
4. Gerda Blees - Wij zijn licht (2020)
De groep waarom het draait eet eigenlijk niet. Ze hebben zichzelf en elkaar wijsgemaakt dat ze van de lucht en het licht en een enkele aanvulling uit de slowjuicer kunnen leven. De nacht komt aan het woord, een paar sigaretten die graag gerookt willen worden, sinaasappelgeur en het dagelijks brood zelf dat wacht op de eter. Eten speelt de hoofdrol door afwezigheid.
5. David Grossman – De grammatica van het gevoel (vertaling Hilde Pach, 1993)
‘Mama’ en een buurvrouw in een flatgebouw in Jeruzalem, vechten om de gunst van ‘papa’, waarbij de weg naar het mannelijk hart, zoals bekend, door de maag gaat. De buurvrouw serveert een piepkuiken op een bedje van olijven, geroosterde levers en maagjes – totdat mama op een dag de nieuwe geuren in het flatgebouw ruikt en meteen weet hoe laat het is: “Een dergelijke geur zat alleen maar in het eten als de kokkin ook zichzelf kookte en in haar pannen de geheime muskus van haar verlangen strooide.”
6. Toon Tellegen – De verjaardag van alle anderen (1999)
De mier, de eekhoorn, de olifant, wie kent ze niet. En wie weet niet dat ze allemaal dol zijn op eten. En dat ze graag verjaardagen vieren, liefst met taart en dat ze heel bijzondere gedachten hebben, ook over eten. “Hij nam een grote hap beukennotenhoning, kneep zijn ogen dicht, wachtte even en zei zachtjes, maar heel duidelijk tegen zichzelf: ‘Dit, eekhoorn, is het allerheerlijkste wat er bestaat.’ ‘Ja,’ fluisterde hij terug. ‘Dat weet ik.’’’
7. Ethel Portnoy - Zielespijs (2000)
Ethel Portnoy had antropologie gestudeerd en dat kun je ook goed merken als ze over eten schrijft: ze onderzoekt hoe men het doet. In deze essaybundel uit 2000 gaat het veel over de verschillen tussen Amerikaanse eetgewoonten en Europese en al zijn die verschillen wat afgenomen, toch is het heerlijk erover te lezen, zeker als Portnoy erover schrijft. Bijvoorbeeld over de kok van president Johnson die ontslag nam omdat hij kreeft moest opdienen met koude bieten in vinaigrette. “Er zijn dingen die men een kok niet kan aandoen.”
8. Jonathan Franzen – De correcties (2014, vertaald door Gerda Baardman & Huub Groenenberg)
Een verrukkelijk boek van iemand die goed weet wat eten en koken betekenen, al draait het daar niet om natuurlijk. Het begint al met iemand die in een delicatessenwinkel een stuk zalm steelt dat vervolgens, omdat hij opgehouden wordt, min of meer smelt onder zijn overhemd, een scène om nooit meer te vergeten. En er is het personage Denise, een chef-kok. Ze kookt! Dingen die je meteen zelf ook wilt gaan maken en anders toch in ieder geval wilt opeten. Maar je moet verder lezen, verder, verder in dit heerlijke boek.
Tot slot zou een heel bloemlezinkje samengesteld kunnen worden uit verbluffende gedichten over eten. Ik noem er twee:
9. Erik Menkveld - ‘De nieuwe vis’ (in: Verzamelde gedichten)
Wat wordt er in dit gedicht geserveerd? Een nieuwe vis, of is dat eigenlijk een zeemeermin? ‘de gebruikelijke gezelligheid uit zee/ is deze vis niet.’
De nieuwe vis
Al bij opserveren van het exemplaar
staken belendende tafels het graven
van verdere greppels in de kastanjepuree,
het afplaggen van de verruigde salades
stagneert, wijnen talmen in geheven glazen:
de gebruikelijke gezelligheid uit zee
is deze vis niet. Een openbaring,
opgehaald uit wateren van aanvang
lijkt ze. Al ontbraken kop en staartvin,
ervaren vissers verbeten hun tranen
bij het zien van de borsten, de aanzet
tot ledematen. Hoeveel soorten moesten
vergaan voor deze ongeëvenaarde? Of
zijn eruit ontstaan? Maar het ogenblik
van nuttigen is daar. Ongewis moment:
de kok stond voor een culinair raadsel.
Hoe bereid je wat niet eerder bereid is
en ogenschijnlijk in zichzelf volmaakt?
Pocheren, braden, marineren? Overbodig,
een belediging. En daarna? Hou je het
simpel met zeewier en mootjes op toast
of vraagt dit om een complexe brandade
voor de meereisende maag? Rauw, ongesneden
werd het, met struisvogelei en slobeendrollade.
Zelfs het plonzend ijsklontenwater
onderbreekt zich nu op het uitstroompunt.
Daar steekt de uitverkoren eerste eter
de eerste hap in zijn mond. Hij kauwt
in stilte en ongekende overgave. Begint
dan ijselijke kreten te slaken. Uit afkeer
of extase? Minutenlang danst hij rond
en bedaart tot verbijsterd staren. Zelfs
na de soesjes kan hij er niet over praten.
10. Ester Naomi Perquin - ‘Bekeerling’ (in: Servetten halfstok)
Er wordt wel meer gegeten in de poëzie van Perquin, dat hoort bij de vaak huiselijke stoffering. Hier gaat het over iemand die blijkbaar ergens beland is waar anders dan ‘thuis’ geen vlees wordt gegeten: “Je kon ‘s ochtends als ze nog sliepen/ vast een kruisje op hun ruggen zetten/ en ’s avonds van ze eten.”
Bekeerling
Thuis in het achterland kende ik
de ondoordachte veelheid, opgeschepte
overdaad uit pannen en schalen.
Je kon ‘s ochtends, als ze nog sliepen
vast een kruisje op hun ruggen zetten
en ‘s avonds van ze eten.
Maar hier willen ze van staal noch
steken weten, wie warm, gezond ontwaakt
zal niemand komen halen.
Slechts wat uit eigen grond naar boven
komt past op het bord, het mes dient om
de richting van de vorken te bepalen,
niet om langs een hals omlaag te halen
niet om te schrapen langs de botten
die ook onze botten zijn.
Hier eten ze aan tafels zonder lakens,
ik drink hun zelfgemaakte wijn, hoor
geluiden uit het ongemoeide hok.
Hier wapperen de witte vlaggen.
Thuis hingen na de maaltijd
servetten halfstok.
Een dolgelukkig Montessorivarken van Marjoleine de Vos verscheen in november 2022
Het heerlijkste, bestgevulde en aanstekelijkste boek over eten, koken en sprankelende avonden! Het heerlijkste, bestgevulde en aanstekelijkste boek over eten, koken en sprankelende avonden!
Lees hier meer