Je las Salman Rushdie al voordat je zelf begon te schrijven. Wat heeft hij aan het begin van je eigen schrijverschap voor je betekend?
‘Hij was voor mij de eerste auteur die de verhalen van wat we het globale zuiden noemen gebruikte als grondstof voor literatuur. Wat me raakte was dat hij liet zien dat het vertellen van die verhalen altijd tot polyfonie uitnodigt, meerstemmigheid, en dat daarin het historische en het actuele wedijveren om het beste verhaal te vertellen. Zijn werk had een heel groot hart, het omvatte echt werelden en er zat een enorme herkenbaarheid in, vooral als het ging om de muzikaliteit van de taal - die had iets acrobatisch, speels. Hij zat voor mij heel dicht bij een wereld die ik ook kende.’
Rushdie is een groot verhalenbouwer. Wat kun je zeggen over de compositie van zijn boeken? Wat heb je van hem geleerd over stijl?
‘Hij heeft daar zelf het beste over geschreven in zijn essaybundel Imaginairy Homelands; maar ik denk dat het uiteindelijk gaat over de autonomie van de stem van de Ander. En dat die stem van de ander het best gehoord wordt in een meerstemmige omgeving; de vertellende stem is een accommoderende stem, een stem waarbinnen andere stemmen vertakken als het ware - Deleuze zou dat denk ik een Rhizome noemen. Al snel begreep ik dat dat convergerende en dan weer dirigerende, dat naar elkaar toe praten en dan weer van elkaar vandaan, heel erg te maken had met een nieuw zelfbewustzijn. Met de verhalen van onderdrukte, achtergestelde, gemarginaliseerde groepen wier stemmen voor mijn gevoel recht werd gedaan.'
Kun je het politieke en het literaire in zijn werk van elkaar scheiden? Of is het juist de verbinding van die twee die zijn werk bepaalt?
‘Het meest literaire boek dat hij heeft geschreven is voor mij De laatste zucht van de Moor, waarin hij prachtig de cultuur van Andalusië, India en koloniaal India verweeft, laat zien hoe ingrijpend globalisering is voor zuidelijke werelden. Dat het begon met Columbus, dat daar de val van Granada aan voorafging en dat verhalen reizen, door tijd en ruimte, dat elk verhaal het residu in zich draagt van verdreven volkeren, van onderdrukte stemmen. Het was het eerste boek dat hij schreef in de fatwa-tijd. Nu is het interessante juist dat deze roman langzamerhand ook grote politieke implicaties heeft gekregen, omdat die bastaardcultuur van Andalusië/het Oosten onder druk staat van opkomende nationalistische bewegingen in het zuiden die niet meer willen horen van polyfonie, van meerstemmigheid, van vrouwelijkheid - ze bewegen richting een fascistisch discours waarin minderheidsstemmen worden onderdrukt. In zekere zin herhaalt de val van Andalusië zich. Ik vind het grimmig. Van de boeken van Rushdie begrijp je dat dat speelse literaire spel uiteindelijk, vroeg of laat, aangevallen zal worden.’
Rushdie’s betekenis van het vrije woord is enorm geworden. Kon je zijn nieuwe roman, Victory City, lezen los van de actuele politieke context van zijn schrijverschap?
‘Nee, dat kan ik niet. Helemaal niet met wat er nu in India gebeurt onder Modi. De roman van Rushdie gaat over het creëren van alternatieve werelden om de haat tegen de ander te verminderen.’
Welk personage van Rushdie is voor jou het belangrijkst; waar zit hem dat in?
‘Saleem Sinai uit Middernachtskinderen. Hij is het meest onschuldig en het meest gewiekst, het meest speelbal van de geschiedenis en het meest de baas erover. Die tegen elkaar botsende krachten domineren het werk van Rushdie: de mens versus de geschiedenis. En hij is een onbetrouwbare verteller, gaandeweg ontdekt hij dat de geschreven geschiedenis gecorrumpeerd is en dat de vertelde geschiedenis, met ruimte voor mythes en sprookjes en roddels, dichter staat bij de werkelijkheden die mensen beleven. Ik vond dat een onschatbare les. Wees kritisch over wat er geschreven wordt over je. Houd afstand. En humor is een mensenrecht.’