De Jongen, de Berg en de Wind – een verhaal van Amir Vahidi

Dit is het verhaal van een kind. Geïsoleerd, maar niet alleen woont hij op een vlakte. Hij wordt namelijk vergezeld door een berg en de wind. Theatermaker en muzikant Amir Vahidi schreef dit beeldende verhaal over verlies en het kronkelende pad naar zelfliefde.

Beeld: Djanlissa Pringels

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

De Jongen, de Berg en de Wind

Het pad naar zelfliefde kan een eenzame zijn
Met veel obstakels en weifelingen
Naast dat je zelf een hele actieve rol moet aannemen als je naar jezelf wil kijken,
Moet ook je omgeving wennen aan de horten en stoten die passen bij het uittekenen van nieuwe grenzen
Het benoemen van kwetsbare onderwerpen
Het bewegen door het ongemak van het moeten benoemen van kwetsbare onderwerpen
De inspanning die nodig is om kwetsbare onderwerpen te benoemen
Bewegen door het ongemak van weerstand van vrienden en familie die komt kijken bij… je snapt het wel.

Maar ook hier zijn natuurlijk twee kanten van het verhaal
Dat het voor jou tijd is om grenzen aan te geven en op je strepen te staan,
Betekent niet dat je omgeving daar ook direct klaar voor is
Dat wil niet zeggen dat je omgeving voorzichtig benaderd hoeft te worden
Jouw proces is het jouwe en jij mag ’t bewandelen zoals jij dat wil
Maar dit inzicht kan helpen
Hierdoor kun je eventueel sneller aanvaarden dat het ook hún persoonlijke ontwikkeling is om jou in een ander licht te zien
Het ligt niet aan jou
Maar zij verliezen ook iemand die ze kenden
Het zijn je dierbaren
Als de liefde daar is zullen ze uiteindelijk accepteren dat dit voor jou het beste is
Dan zul je tegen steeds minder weerstand aanlopen
Dan zullen ze steeds meer met je meebewegen

In dit proces zal het kaf zich van het koren scheiden
Vriendschappen die niet ín het proces stappen
Zullen er waarschijnlijk ook niet uit komen
Zelfliefde is dan de acceptatie dat ook dát, oké is…

Als je op een dag wakker wordt en je past niet meer in je oude huid.
Wat neem je mee?
Wat laat je achter?

Dit is het verhaal van een kind. Geïsoleerd, maar niet alleen woont hij op een vlakte. Hij woont daar samen met een berg. Zijn eigen Berg. Ook de Wind zal een rol spelen in dit verhaal, al zal het wellicht geen hele concrete zijn, ze heeft vaak nogal de neiging om veel te cryptisch te zijn...

Er is een pad. Dat pad begint bij de eerste stap en eindigt bij de Berg. Het meandert en kronkelt. Onaangetast door de elementen. Hoe hard het ook waait of regent, altijd blijven de suggestieve lijnen van een route zichtbaar. Waar ik ook begin met stappen, hoe lang ik loop, welke afslagen ik neem, ze eindigen bij de Berg. De Berg is daar. Altijd. Hij… beschermt me, schermt me af, beschut me tegen stormachtig weer.

‘Ik houd de wereld buiten, Jongen.’ zegt hij altijd.

De Berg is warm. Zijn met lava gevulde kern gonst golven van hitte over de vlakte.

‘Mijn lava is vruchtbaar en goedgezind. Het is de meest voedzame bodem om op te bouwen,’ belooft hij mij.

Ondanks zijn mooie praatjes is de vlakte waar we samen op bestaan dor en uitgestorven. Als ik daar vragen over stel wordt hij chagrijnig, hij is erg sensitief. Ik begin er maar niet meer over. In mijn jaren met de Berg heb ik veel na kunnen denken over zijn oorsprong. De Berg is er altijd al geweest, vertelde ik je eerder, maar ik heb ontdekt dat dat niet waar is. Na lang wroeten en graven kwam ik erachter dat de Berg ontstond op de dag dat mijn vader vertrok. Hij verwijderde zichzelf chirurgisch uit mijn leven, maar niet zonder pijn, en de leegte die toen ontstond vulde hij met een klein hoopje aarde. Een klein Bergje verdriet. Het eerste wat de Berg tegen me zei, terwijl hij met waterige en weemoedige ogen naar me keek was: ‘Je vader komt niet meer terug, Jongen. Hij liet je achter, maar schonk je mij in zijn vertrek. Ik beloof dat ik jou nooit zal verlaten.’

De Berg zorgt goed voor me Op donkere dagen is hij dichtbij. Hij hangt dan over me heen en trekt een doffe schaduw over me. Stevig stopt hij me in, zodat ik geen kant meer op kan. Op dat soort dagen is de vlakte onstuimig. Uit het raampje van mijn huisje, dat de Berg voor me heeft gemaakt, zie ik de Wind opspelen. Zodra ik haar zie, krijg ik kriebels in mijn buik. De Wind maakt me altijd aan het lachen en brengt speelse gedachten en stoutmoedigheid. Als zij er is voel ik me altijd vrolijk. Soms stopt ze me in haar handen en tilt me voorzichtig van de vlakke vlakte op in de lucht. Ik gooi me dan in vertrouwen achterover en laat me meevoeren. Ze streelt met frisse vingers zachtjes door mijn haar en het voelt dan bijna alsof ze de donkerte uit mijn hoofd distilleert. Tederheid en potentie laat ze dan achter. Maar zo vluchtig als ze komt is ze vaak ook weer weg…

‘Waarom is ze zo boos?’, vraag ik aan de Berg.

De Berg antwoordt op fluistertoon: ‘Net nu jij je zo slecht voelt, wilde ze met je komen spelen en toen ik zei dat je moest rusten, werd ze boos…’

‘Ik had haar best willen zien hoor, Berg.'

‘Ze denkt alleen maar aan zichzelf, jongen.’ Zijn toon slaat onverwachts om: ’De Wind heeft altijd zo’n slechte invloed op je. Ga slapen, nu.’

“Slechte invloed” weet ik niet, maar ik ben haar wel steeds onbetrouwbaarder gaan vinden. Een paar keer probeerde ik een beroep op haar te doen, maar dan was ze nergens te bekennen. Mijn oogleden worden zwaar en de schaduw omklemt me nog een beetje steviger. Ik geef toe aan het gewicht en sluit mijn ogen.

“Somebody told me to believe in better times.”

Tijd herstelt de pijn niet
Afstand ook niet
Het is hooguit een pleister
En allemaal wachten we op betere tijden terwijl we onze gekneusde lichamen omarmen
Ik ben bevroren in een staat van verharden en verzachten
Maar het antwoord mág niet liggen in isolement
In verstikken en begraven
Of er leven is na de dood is een kwestie van perceptie
Afstand is relatief en leugenachtig
Hoe meer ik zoek naar vrijheid
Hoe eenzamer ik me voel
Maar zoek ik op de juiste plek?

In gedachte verzonken zit ik op het bed in het huisje onder de Berg.
‘Het is hier eenzaam, Berg
Ik… ik verlang naar contact’

‘…Wie bén jij eigenlijk?’
Zijn woorden vullen de kamer, zonder dat ze ergens vandaan lijken te komen
Alsof ze uit de lucht ontstaan

Ik wil dat mijn hand vastgepakt wordt en dat iemand zegt dat die er is.
Iemand om steentjes mee te werpen en in stilte met elkaar te zijn.
Iemand om mee te rennen.
‘Het is zo stil hier, Berg
Je schermt me af voor alles wat onvoorspelbaar is
Deze vlakte kent geen reliëf
Op jouw rotsige lichaam na is hier geen beweging
Waar ben je bang voor?
Waar ben ik bang voor?’

‘Doet het pijn als ik hier druk?
Doet het pijn als ik hier ben?’
Opnieuw wordt de kamer gevuld met bronloze trillingen.
‘Ja, Berg… je doet pijn.

“Somebody told me to believe in better times.”

‘Hoe maken we contact als we onszelf opsluiten in pijn?’ De Wind beweegt rustig door de kamer terwijl ze me deze vraag stelt. Haar kin ligt op haar duim en met haar ringvinger streelt ze langzaam over haar onderlip. Haar linkerarm heeft ze om haar middel geslagen en haar rechterelleboog steunt daarop. Precies zo glijdt ze van links naar rechts, alsof ze een lezing geeft.

‘We willen onszelf bevrijden van hokjes die ons behapbaar proberen te maken. Maar waar leidt die versplintering heen, als we onszelf in een mozaïek van miljoenen scherven opnieuw proberen te definiëren? Waarom zouden we onszelf de kans ontnemen om net zo kleurrijk en fantasievol te zijn als de natuur, waar we nog altijd een onderdeel van uitmaken…’

Terwijl ze die laatste zin uitspreekt, knipoogt ze naar me. Een steek van irritatie schiet door me heen. De woorden zweven door mijn hoofd en duizelen me. Vanuit mijn raam zie ik de Berg met zijn ogen rollen, maar ik probeer hem niet te bevestigen in z’n cynisme.

‘Is het mogelijk om te verbinden in de disconnectie? Een grijs gebied te vinden waar we dichterbij bij elkaar staan dan ooit, zonder in elkaar enkel angst te stoken. Hoe geloof je in betere tijden als de huidige het niet toelaten te fantaseren over lichtheid?’

Met een diepe frons kijk ik ontdaan voor me uit. Gaf de Wind ook eens wat antwoorden, maar ondertussen weet ik dat haar manier van liefde geven voornamelijk bestaat uit mij verwarren. Ze ziet mijn terneergeslagenheid en glimlacht teder. Ik zie dat het hierbij blijft. Ze draait zich om begint de kamer uit te waaien. Terwijl ze dat doet gooit ze nog over haar schouder: ‘Het geven, of het ontvangen van liefde zijn verschillende zaken.’

Ik heb wederom geen idee wat ze precies bedoelt. Eén ding weet ik wél zeker, liefhebben is niet vanzelfsprekend. Lief zijn voor jezelf, voor iemand anders. Als je deelt, moet je maar hopen dat je terugkrijgt wat je geeft. Liefhebben is geen makkelijke opgave, maar zoals de Wind weleens zegt: ‘Er zijn geen olifantenpaadjes naar liefhebben.’

“There is a world down on its knees for better times.”

De vlakte is roerloos
Geen weerkaatsing van geluid
Geen weerkaatsing van licht

‘…Sluit dan je ogen.’ Klinkt er opnieuw uit het niets.

Ver in verte klinkt er gerommel in de lucht
Stompe knallen brengen perspectief, maar meer wordt het niet
Ik had iets willen hebben om voor te zorgen, maar ik moest het loslaten
Want iets liet mij los
Ik weet niet meer wat
Maar toen was jij daar, Berg

‘Sluit je ogen.’

Ik doe precies dat. Ik sluit mijn ogen en waar ik donker verwacht zie ik iets anders. Een zacht verlicht pad, door maanlicht of iets anders mystieks. Ik voel de Wind langzaam aanzwellen als een speelse uitnodiging. Ik hoor haar. Ik laat de voorzichtigheid varen en maak een klein hupsje van opwinding. Ze dwarrelt boven het verlichte pad. Een pad richting contact, connectie, richting de suggestie van zachtheid naar jezelf, mijzelf. Op het zwieren van de wind na is het pad leeg, maar… ik zie ook aanwijzingen, stemmen met gefluisterde aanmoedigingen. Er zijn soms ook momenten waarop het zelfs voelt alsof ik helemaal niet alleen bén. Een begripvolle, geduldige, maar vooral onvoorwaardelijke aanwezigheid die me tegelijkertijd verwart en ontroert, stuwt me voorwaarts. Als een vlakke hand op mijn onderrug die ongestoord vertrouwen mijn lichaam in pulseert. Als er een moment is waarin je kunt reflecteren op het heden, dan zal het dit moment wel zijn. Dit moet het proces zijn, waar ik al zo vaak over heb gehoord. Hier vindt dus het ‘werk’ plaats dat nodig is om vooruit te komen. Het werk dat aarzeling, pijn, schaamte en rouw met zich meebrengt, maar blijkbaar de moeite waard is, omdat het voor mijzelf is. Het is pijn dat we moeten lijden voor onszelf. Het is pijn dat je lijdt voor jezelf. Niet voor de ander.
… of toch? Ook voor de ander.
Het is groeipijn.
Groei.

Djanlissa Pringles

Djanlissa Pringels illustreert voor artikelen, boeken en commerciële projecten. Ook animeert ze illustraties voor video’s. Daarbij fotografeert ze ook voor de artikelen die ze zelf schrijft.

Meer over Djanlissa