In het hartverscheurende 'Nonfiction' onderzoekt Julie Myerson de grenzen van autofictie

Julie Myerson debuteerde in 1994 met de roman Sleepwalking en heeft inmiddels elf boeken op haar naam. In 2022 verscheen Nonfiction, een pijnlijk verhaal over ouderschap, verslaving en schrijverschap, een verhaal dat bovendien dichtbij haar eigen gezinsleven ligt. Autofictie dus, maar daarmee niet minder geloofwaardig. Programmeur Daphne de Heer vroeg haar naar de rol van waarheidsvinding in haar literaire werk en naar de grenzen die je als schrijver daarin moet stellen. Schrijven draait om precisie en eerlijkheid, legt Myerson uit, ook als die eerlijkheid pijnlijk is: 'The pain bit is kind of crucial, it needs to cost me something.'

Tijdens ILFU 2023 verwelkomen we Myerson maar liefst twee keer. Op 30 september is ze te gast tijdens Exploring Stories en vertelt ze ons meer over de thema's in haar schrijverschap. De dag ervoor nodigen we je uit om samen met haar op de ILFU redactie in gesprek te gaan over Nonfiction, tijdens een Book Club onder begeleiding van Dieuwertje Mertens.

Tags

Exploring Stories ILFU Book Club

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

‘The process of writing, whether fiction or nonfiction, is about finding the (to me) most painfully honest and precise way of saying something.’ - Julie Myerson

door Daphne de Heer

Van de Poolse dichter Czeslaw Milosz komt de omineuze quote: ‘Als in een gezin een schrijver wordt geboren, dan is ’t gedaan met dat gezin’. Schrijven over je familie en, verder ingezoomd, je gezin is een ethisch heikele onderneming die je niet zelden de roem van het schrijverschap en de tol van een gebroken gezinsleven oplevert.

Exploring Stories-gast Julie Myerson is in haar thuisland Groot-Brittanië een fenomeen. En wel precies hierom: ze is, zoals Marja Pruis het in De Groene Amsterdammer ooit zo mooi noemde, ‘een nestbevuiler’. Dit heeft alles te maken met Myersons roemruchte reeks ‘Living with Teenagers’ die ze, anoniem, schreef voor The Guardian. De reeks columns werd geroemd om de rauwe eerlijkheid ervan. Myerson beschreef schaamteloos hoe onmachtig ze zich als ouder voelde bij het opvoeden van haar kinderen van wie er een onhandelbaar gedrag vertoonde. Ze nam geen blad voor de mond en dat leverde adembenemende inkijkjes in het gezin van Myerson op (zonder dat mensen wisten dat het Myerson, die in die periode, het tweede decennium van deze eeuw, al de nodige faam als vaste gast in een kunstprogramma op BBC 2 had.)

Nu houden de Britten wel van a good old scandal, dus de zaak werd breed uitgemeten in de pers: kinderen boos, lezers boos, columns verwijderd van de website van The Guardian. En als klap op de vuurpijl de veroordeling van diezelfde krant die net deed alsof ze pas bij de bekendmaking van Myersons naam begrepen dat het gezin in een crisis zat en in een betuttelend editorial beweerden dat ze, hadden ze geweten van de toestand thuis, haar geadviseerd zouden hebben professionele hulp in te roepen. Je zou denken: Myerson laat het wel uit haar hoofd nog een keer over haar gezin te schrijven. Maar dat is niet hoe het werkt bij een schrijver.

Ze schreef tot nu toe elf romans, en een aantal ervan gingen wel degelijk over haar gezin. Het is alsof Myerson telkens haar potlood bijslijpt om nog betere woorden en een nog betere verhaalstructuur te vinden die haar werkelijkheid nog scherper uitdrukt. Met haar meest recente roman Nonfiction (pun intended) lijkt ze een voorlopig hoogtepunt in het genre van de intieme familieroman te hebben bereikt. Zelden las ik een verhaal dat langzaam maar zeker alle lucht uit mijn longen perste. Het boek begint als volgt (het is tot mijn grote verbijstering (nog?) niet vertaald in het Nederlands, en daarom hou ik het Engels aan):

There’s a night – I think this is the middle of June – when we lock you in the house. We don’t want to do it, but – or so we tell each other – we seem to have no choice. In those days we rarely go out, any kind of social activity has begun to seem pointless, but for some reason I no longer remember we don’t want to miss this dinner. So we lock all the doors and leave you with a hammer, so you can smash a window in case of fire.

Julie Myerson

The irony isn’t wasted on me, om de Britten maar even dicht tegen de borst te houden. Deze eerste zinnen dragen het hele verhaal al in zich: de jij-vorm waarin de vertellende ouder vanaf het eerste woord al vol wanhoop haar kind tegen zichzelf probeert te beschermen, maar tegelijkertijd zo bang is haar kind te verliezen dat ze het ook alle middelen in handen geeft om zichzelf te vernietigen. Het is de verstikkende paradox waar alle ouders die met wat men wreedhartig ‘een onhandelbaar kind’ noemt te maken krijgen in verstrikt raken: hoeveel pijn moet je je eigen kind, je eigen vlees en bloed aandoen om te zorgen dat het hopelijk juist minder zal lijden? En wat blijft er van jezelf over als liefhebbende ouder als je merkt dat je pas weer kunt ademen en leven als je kind wordt opgenomen – wat nog altijd een eufemisme is van opgesloten worden. Is liefde wel toereikend om je kind te helpen? Welke overlevingsmethodes hanteer je als volwassene om het Grote Gezinsdrama te verdragen? Verwar je op een dag liefde niet simpelweg met een diep ingekerfd schuldgevoel?

Al deze vragen werpt Myerson de lezer onnadrukkelijk – want superieur beschreven – voor de voeten en er is geen ontkomen aan het web van machteloosheid dat ze spint en waaraan je voelt dat wat de hoofdpersoon, de moeder, in dit boek beleeft meer dan levensecht is. De feiten zijn dat niet, het gezin is niet echt Myersons gezin, maar het maakt niet uit: je voelt de beleving van het omgaan met een puber die zichzelf ten gronde richt driedimensionaal uit het boek oprijzen.

Toen ik Nonfiction uit had, was ik kapot. Ik wist: iemand die zo’n duel durft aan te gaan met haar eigen gevoel en zo glashelder en onopgesmukt durft te schrijven over haar leven als ‘tekortschietende’ moeder, als tekortschietend mens, wil ik zien en horen op het podium van ILFU. En natuurlijk ontwikkelde ik, zoals dat altijd gebeurd na het lezen van een briljant boek een kleine Myerson-obsessie (die reeds was aangewakkerd door dit heerlijke stuk van Marja Pruis) In een van de vele interviews die ik las, zei Myerson over haar modus operandi: ‘I’m addicted to trying to be as truthful as possible about the world that I see around me.’ (The Guardian, 21 mei 2022). Deze uitspraak kietelde, want verslaafd zijn aan waarheidsvinding kan vele kanten opgaan, ik bedoel: een journalist van de Story omschrijft haar (m/v/x) werk vast ook zo. En het roept de aloude vraag op: waar ligt de grens, in hoeverre bescherm je de mensen om je heen als schrijver, of is dat het wrede lot van de schrijver en daarmee ook van het gezin waarin de schrijver leeft, dat je dat niet doet, niet kunt? Ik dacht, er is maar één manier om hierachter te komen en dat is door haar de vraag zelf te stellen. Dus mailde ik Myerson en vroeg haar wat er zo verslavend is aan absolute waarheidsvinding. Ze antwoordde per kerende post (en ik laat haar graag in haar eigen woorden antwoorden, dus in het Engels):

Ha. I was probably using the word 'addictive' loosely - or maybe in response to the interviewer using it! But yes, it's true that for me the process of writing, whether fiction or nonfiction, is about finding the (to me) most painfully honest and precise way of saying something. The pain bit is kind of crucial. It needs to cost me something. I can't bear writing that is lazy, that glamorizes or sentimentalizes or resorts to easy cliches or seems to let the writer (and reader) off in some way. If what I'm writing makes ME feel slightly uneasy or uncomfortable - because I'm nudging at difficult boundaries or because there are truths I may not have properly investigated or shared before - then I know I'm on the right track!

Julie Myerson

 Maar natuurlijk is het niet zo dat alleen de schrijver, Myerson in dit geval, zich ongemakkelijk voelt, de kinderen voelen zich dat ook. Toen ze erachter kwamen dat hun moeder hen ‘gebruikte’ voor haar column ‘Living with teenagers’, werden ze woest en haar oudste zoon verkocht zelfs voor een flink bedrag zijn kant van het verhaal aan een tabloid. Het is een echt diner table discussiestuk: waar ligt de grens wanneer een schrijver over haar persoonlijke leven vertelt, of ligt die er helemaal niet, is een schrijver per definitie gevrijwaard van grenzen omdat elke werkelijkheid die het papier raakt een fictieve werkelijkheid is? Karl Ove Knausgård voelde zich de hele tijd schuldig wanneer hij zijn familieleven blootgaf (hetgeen hem er niet van weerhield zes kloeke delen onversneden autofictie te schrijven). Ik vroeg aan Myerson hoe zij hiertegen aankijkt: bestaat er zoiets als privacy in de literatuur, waar liggen haar grenzen als het gaat om het blootgeven van je persoonlijke leven (en daarmee dat van anderen)?

The truthful answer is I'm not sure. My mother (who sadly died while I was writing NONFICTION and who is the only character in the novel who isn't fictional) loathed my writing and would definitely have agreed with Knausgård! And this is something - along with my relationship with her – that I've tried to explore in the novel.

But no, I don’t feel guilty because I don't think I've ever written anything which isn't at its heart about love. Family love, love of a parent for a child, the love between two adults – all the sweetness and inconsistency and goodwill and inadvertent damage that love can do.

And though it may be hard to believe, I do have boundaries – plenty of them. You should see the things I haven't let myself write.  Meanwhile two out of three of my children are writers - and I've made it very clear that I will never have any problem with anything they choose to write – so the curse continues!!

Julie Myerson

 Wie de kranten een beetje volgt weet dat er in Nederland, maar ook in andere westerse landen en de VS een verontrustende toename van psychische problematiek is onder jongeren. Meer dan de helft van de jong volwassenen tussen de 16 en 25 ervaren mentale problemen die hun levensgeluk in de weg staan. Jeugdzorg kan de vraag niet aan, de wachtlijsten voor psychische bijstand zijn immens, de politiek geeft niet thuis. Een krantenbericht, percentages, je scrollt er voorbij en vergeet het weer. Maar ik kan deze cijfers sinds ik Nonfiction las niet zomaar wegvegen. Niet alle jongeren ontsporen zo heftig als de dochter in het boek (soms moest ik tijdens het lezen denken aan de jaren tachtig-hit De moeder van David S. van Yvonne Keuls), maar het gaat niet om de hevigheid, het gaat om de dynamiek binnen een gezin, de relaties tussen generaties, de onzichtbare krachten die ons vormen en macht en onmacht creëren die ons handelen binnen onze eigen biotoop bepalen. Myerson schept in Nonfiction een onvergetelijk portret van desintegratie en lijfsbehoud, verlies en wederopbouw, wanhoop en hoop. Ik ben heel benieuwd wat ze 30 september nog meer te vertellen heeft over de grenzen van autofictie, de wanhoop van een ouder en het grote onvermijdelijke schrijven erover.

Koop hier je tickets voor ILFU