Ik bel met Joost Oomen wanneer hij in de Stadsschouwburg van Utrecht een stuk schrijft dat diezelfde avond wordt opgevoerd. De laatste tijd is hij sowieso veel met theater bezig. Hij maakt een zaalversie van GEESTEN, een voorstelling over inspiratie die geschreven is voor het locatietheaterfestival Oerol. ‘We speelden die voorstelling op een grote oude vuilnisbelt op Terschelling, die helemaal overwoekerd was geraakt, met veel bloemen en gras,’ zegt Oomen. ‘Dat heb je niet in de zaal. We moeten alle scènes weer doorlopen, opnieuw kijken hoe we de looproutes doen, of we niet meer informatie in de tekst moeten geven.’
Het gewicht van een drumstel
Na een festivalzomer met optredens op festivals als Oerol, De Parade, Lowlands en Into the Great Wide Open – ‘daar ben ik nu een beetje van aan het bijkomen’ – is Oomen weer als van ouds bezig met ál zijn literaire, creatieve bezigheden, van columns tot poëzietheater. Daar gedijt hij goed op, alles door elkaar: ‘Anders ga ik me vervelen.’ Ook de afwisseling van eigen projecten en werken in teamverband is fijn. ‘Ik zou niks van dat alles willen missen, ik wil het allemaal doen!’ Als hij moet kiezen, zegt Oomen: ‘Ik denk dat ik het meest van alles een dichter ben, en dat de mooiste dingen die ik heb gemaakt uiteindelijk gedichten zijn – althans, dat hoop ik.’
Die gedichten schrijft hij niet alleen om ‘in een boekje te publiceren’, maar zeker ook om voor te dragen. ‘Ik vind dat literatuur pas gaat leven als je het uitspreekt.’ Oomen vond het altijd al leuk om een podium te staan. ‘Ik was eerder muzikant dan dat ik schrijver werd. Toen ik een jaar of 15 was, had ik een bijbaan als jazzdrummer. Ik speelde op verschillende plekken, van bruiloften tot Rotary-bijeenkomsten. Op een gegeven moment gingen we ook zelf concerten organiseren en zei ik: ik heb ook wat gedichten. Ik was 16 of 17 en kwam er gauw achter dat het praktischer is om gedichten voor te dragen dan om een heel drumstel mee te sjouwen. Toen is poëzie voordragen steeds meer de boventoon gaan voeren.’
Vallende waterdruppels
Tijdens Boekfest presenteert Joost Oomen een programma over inspiratie. Hij heeft Ronald Giphart, Nelleke Noordervliet en Vrouwkje Tuinman uitgenodigd om met hem in gesprek te gaan. ‘Ik wil vragen naar hun literaire voorbeelden, of ze die incorporeren in hun schrijven, of het lastig is als je het gevoel hebt dat ze over je schouder meekijken. Ik wil het ook hebben over hun schrijfproces, hoe ze ervoor zorgen dat hun hoofd ontvankelijk is voor nieuwe ideeën. Ik vind dingen die op de een of andere manier wel aansluiten bij mijn schrijfpraktijk, maar waar ik ook nog iets van kan leren, te gek.’
Voor Oomen zelf werkt douchen heel goed om in de schrijfmodus te raken: ‘Ik sta verschrikkelijk lang onder de douche om ideeën op te doen.’ Een bad heeft hij ook, ‘maar dat werkt minder goed, want dan heb je geen glazen muur om naar te staren waar druppels van af vallen. Het gaat bij het douchen om het stromende water en de hele ervaring.’
Een ode aan schoonheid
Als er dode schrijvers bij Boekfest konden komen, had Oomen Frans Kellendonk uitgenodigd. ‘Kellendonk is een van mijn literaire voorbeelden, omdat ik hem stilistisch heel goed vind.’ Zijn lievelingsverhaal is ‘De giraf’. ‘Er zit geen plot in, Kellendonk houdt gewoon een ode aan giraffen, omdat hij die zo mooi vindt. Het verhaal is een bak schoonheid die over je wordt uitgestort en dat is heel fijn en mooi om te lezen. Wat hij heeft gemaakt, staat als een huis en dat inspireert mij enorm. Zulke dingen wil ik ook maken.’ In Oomens meest recente roman Het paradijs van slapen komt ook een giraf voor. ‘Ik draag het verhaal van Kellendonk al lang met me mee, de giraf is daarom een kleine ode aan dat verhaal. Het paradijs van slapen gaat over schoonheid, dus daar moest wel een giraf in.’
In Oomens roman is er een zin die meermaals terugkeert: ‘Als je het mij nu zou vragen, is dat het mooiste wat ik in mijn leven heb gezien.’ Wat is het mooiste dat Joost Oomen zelf in zijn leven heeft gezien? Hij moet lachen. ‘Dat heb ik nog niet gezien!’ Dan is het – voor het eerst in het gesprek – even stil. Er volgt geneurie over de telefoonlijn, denkgeluiden. ‘Wat een lastige vraag is dat eigenlijk, want dat zijn zo veel dingen!’ Een dag later appt hij zijn antwoord: ‘Toen mijn zoon net geboren was en ik met mijn vriendin in een rolstoel, en zij weer met de MaxiCosi met baby op haar schoot, door de parkeergarage reed, vond ik dat het mooiste wat ik in mijn leven had gezien.’