Heel lang kende ik het werk van Rego niet. Eerlijk gezegd heb ik het nog maar pas ontdekt. Ik zag het voor het eerst echt in maart dit jaar. In de Volkskrant had een groot stuk gestaan over de tentoonstelling in het Kunstmuseum Den Haag, met veel afbeeldingen en meteen was het geweest of het dringend naar me riep.
Opgewonden onrust.
Ook binnen Fixdit, het schrijverscollectief dat zich inzet voor opname en meer zichtbaarheid van werk van vrouwen in de cultuurhistorie en de canon (die canon waarover we eerder hadden geschreven, ‘hopeloos onvolledig; doof, trekkend met één poot, blind aan één oog’) gonsde het over deze expositie. Op 4 maart herinnerde Annelies Verbeke ons eraan dat er nog maar weinig tijd was: ‘Nog tot 20 maart. Zag het deze ochtend. Heel erg goed. Ook bijzonder dat ze haar werk dikwijls maakte naar aanleiding van literatuur en toneel. De herontdekking van de vrouwelijke lijn van horror lijkt enorm te leven, in alle kunsttakken. Echt geweldig. Hoe tirannie, in huis en staatsregimes zo vanzelfsprekend met elkaar verbonden worden. Ook in dromen.’
Steeds strooide Covid roet in het eten. Pas één week voor sluiting was het eindelijk zover en ging ik erheen, samen met mijn dochter Iris van Vliet, filmdramaturg en collega aan de ILFU-academy, in een besef van noodzaak en urgentie. Over Paula Rego hadden we intussen gelezen dat ze was ‘opgegroeid in een gegoede familie in Portugal onder de fascistische dictatuur van António de Oliveira Salazar'. Rego bleek 'gefascineerd door sprookjes en haar politieke schilderijen omvatten/omspannen thema’s als macht, bezetenheid, kindertijd en seksueel grensoverschrijdend gedrag.’
Eenmaal binnen werden we totaal overrompeld. We keken naar haar werken en het was of we in het eindeloos diepe konijnenhol schouwden waarbinnen Alice bezig is aan haar tuimelval. Aan de muren zagen we talloze afbeeldingen van wat lang (te lang) uit het collectief geheugen verborgen gehouden leek, maar hier in grandioze vormen en kleurentaal naar de openbaarheid werd getrokken. De rauwe realiteit van levens van vrouwen. De wrede werkelijkheid van machtige structuren, de binnenkant van boze dromen. De botsing, of juist de totaal-verbinding van de kinderwereld met die van de volwassenen. Het bebloede witte konijn met angst in haar ogen, in de armen van haar moeder – die met haar rent en rent, de door geweld aangevreten ruimte door. Thuis noteerde ik:
En:
Een paar dagen later en een paar notities verder:
In Revoltes in de cultuurkritiek schrijft Rosemarie Buikema, hoogleraar kunst, cultuur en diversiteit aan de Universiteit Utrecht, dat veranderingen in onze geleefde werkelijkheid alleen dan structureel kunnen worden als ze in het symbolische systeem worden gerepresenteerd, daar een plek vinden. En dat het belangrijk is om hier vragen over te stellen. Welke mogelijkheden biedt de verbeeldingskracht? Welke middelen bieden de kunsten om wat vooralsnog onzegbaar en onzichtbaar is, toch in de wereld te zetten? Om dat wat nog ongevormd is, zichtbaar en bespreekbaar te maken?
‘Structurele vernieuwing ontstaat uit de terugkeer naar en het opnieuw doorwerken en vormgeven van ons cultureel archief’, stelt Buikema. ‘Uit een beweging van verzet tegen gestolde en vastgeroeste geopolitieke relaties en betekenissen’.
En daar zie ik de schilderijen van Rego weer voor me. Waarin ze zich nadrukkelijk als narratieve kunstenaar presenteert. Verhalen en taboegeschiedenissen naar boven trekt. Het verborgene zichtbaar maakt. Bijvoorbeeld in de aangrijpende abortusschilderijen. Maar ook in de reeks Possession (2004), waarover kunsthistorica Wieteke van Zeil opmerkte dat die geïnspireerd is door 19e eeuwse foto’s van vrouwen die de diagnose ‘hysteria’ kregen.
Vrouwen, liggend op cognackleurige versleten leren banken. In houdingen die totaal afwijken van die waaraan we als kijkers gewoon zijn. Vertrouwd als we zijn met vooral naakte, uitgestrekte vrouwen die de blik afwenden of juist die van de (mannelijke) toeschouwer zoeken in een ‘pose’ waaruit (in negen van de tien gevallen) óf een sterk bewustzijn van hun positie blijkt, de zichtbaarheid ervan. Of liggende vrouwen die door ons betrapt en bespied worden. De horizontaal afgebeelde vrouw is in de kunst zelden een denkende, autonome vrouw. Aan de liggende vrouw kleven verhalen vol tragiek of lust, vol machteloosheid, ennui, verleiding. ‘Gevallen’, of geduwd. Soms is er slaap, waar weinig rust in zit. Natuurlijk, er zijn uitzonderingen, één ervan is de lezende vrouw. Maar de meeste liggende vrouwen in de verbeelding zijn zoals we die al heel lang kennen.
Bij Rego zien we ze heel anders. In een houding die ze zelf hebben ingenomen. Ze rusten of hebben zich uitgestrekt zonder bezig te zijn met hoe dat eruitziet. Misschien moet je jezelf wel toestaan half-‘waanzinnig’ genoemd te worden om je zo soeverein los te weken van de blik van anderen. Je daar niets, geen mallemoer van aan te trekken, volstrekt niet bezig te zijn met de mogelijkheid van zo'n blik. En je vrijheid vinden in je ‘gekte’, je zogenaamde hysterie.
Ze liggen, in verschillende houdingen, met afhangende benen, gestrekte of gebogen armen, zonder dat wij kijkers, toeschouwers een rol in hun leven spelen. We zien wat het betekent om de niet-bespiede, niet-aan-oordeel of keuring onderworpene te zijn. Omdat wij de vrouwen van Rego onverschillig laten, vinden we onze eigen autonomie terug. Een ándere dan oordelende of reducerende blik. De meting en weging ontbreekt. We raken bij het zien van de schilderijen zelf bevrijd van die soms haast onbedwingbare neiging de vrouwen die we waarnemen te beoordelen, te keuren en te veroordelen. Komen tot een andere blik, de mogelijkheid ervan, zonder dat die een radicale breuk met onszelf inluidt. Die nieuwe blik is er niet één die ooit in een ideale toekomst bij anderen kan ontstaan, maar één die plotseling vanuit onszelf mogelijk is.
Zo veranderen de vrouwen van Rego ons.
(Tekst gaat verder onder de afbeeldingen)
Over een brug naar de huidige tijd. Een maand na de expositie, het bezoek aan het museum. Een uitstapje naar de politiek-maatschappelijke werkelijkheid.
Op 15 april stuit ik op Facebook op een bericht van ene Knut Høibraaten uit Noorwegen. Het toont een foto van een rij vrouwen, in normale bovenkleding, maar het onderlichaam in ondergoed, een zak over hun hoofd, de armen (als gekneveld) op de rug, voor de Russische ambassade in Tallinn. Zijn bijschrift, in Google translate vertaling: ‘De vrouwen uit Estland die vanochtend buiten de Russische ambassade in Tallinn stonden, uit protest tegen de groteske verkrachtingen in Oekraïne, geven mogelijk de sterkste demonstratie die ik heb gezien.’
Het protest vond plaats op de 13e april. En het beneemt inderdaad de adem, zoals iemand schreef in een reactie. Op het beeld dat Høibraaten postte is het niet goed te zien, maar de vrouwen hebben met rode verf hun benen, hun ondergoed besmeurd. Ik denk aan dit beeld van de protesterende vrouwen voor de Russische ambassade in Tallinn. Hoe zij de levende revolte zijn. Zich verzetten tegen het stil en opgelegde (cultuur-historisch en geopolitiek opgelegde) kalme ‘aanvaarden’ van de verborgenheid, van de donkere, in schaduwen gehulde plek waar de ervaring van verkrachting zich schuilhoudt. En naar het daglicht brengen wat daar niet in gezien wil worden of mag thuishoren. De realiteit van geweld tegen vrouwen, van het specifieke oorlogsgeweld tegen vrouwen. En hoe ze het feit van verkrachting als wapen (grootschalig, bewust ingezet, doeltreffend) uit de verborgenheid en de marge naar het centrum trekken. Door het in fictieve vorm te herhalen. Door het na te spelen en te imiteren en het dus daar op die plek voorstelbaar te maken. Deze zogenaamd ‘onvoorstelbare’ werkelijkheid. Bijvoorbeeld voor dit keurig nette gebouw van de Russische ambassade; Oostenrijks-Hongaarse architectuur, zalmroze - echt een zoet sprookje van een bouwsel.
Zo maakt fictie, verbeelding, de openbaring van die verbannen, verdreven realiteit mogelijk. Misschien is dit zelfs alléén in de fictie, in de voorstelling, op de beste manier mogelijk. Kan vooral in de verbeelding dit transport van het zogenaamd ongeziene, ondenkbare, onbegrijpelijke, onmededeelbare plaatsvinden.
‘De revolte is ommekeer, verplaatsing, verandering, maar ook terugkeer; ze is het krachtigste en veelbelovendste in onze cultuur,’ citeert Buikema Kristeva. En: ‘De revolte voltrekt zich in de eerste plaats in de psyche, in het denken, in het voelen, en in de manifestaties daarvan zoals literatuur en beeldende kunst.’
En ik denk weer aan Rego. Nu aan de abortusschilderijen. Met de in krampen vertrokken, maar nog steeds krachtige vrouwen die het taboe binnenstebuiten keren. Dit is het, wat ís, maar niet gezien, niet geweten mag worden. Dit is wat vrouwen in eenzaamheid, vastberaden en vastbesloten, autonoom, beslissen.
En dit is de volkomen verlatenheid waarin een patriarchale wereld ze achterlaat. Was er maar iemand bij je, schiet het door je heen. Maar dat ze in de steek gelaten zijn verandert niets aan hun keuzes, niets aan hun besluiten.
Op twitter plaatste ik 8 juni dit bericht.
Ik ben in twintig jaar niet zo verpletterd en getroffen geweest door beeldend werk. Alsof alle historische lijnen ineens schitterend geel en paarsrood zichtbaar werden.
Ziejewel, ziejewel, ziejewel, dacht ik steeds.