'Poetry slammen is spelen met je medeschrijvers'

In 2023 won Nicole Kaandorp het NK Poetry Slam met een finalebattle die direct de Slamgeschiedenis in ging als de liefste battle ooit. Maar waarom eigenlijk het wedstrijdelement? En hoe bepaal je überhaupt welke gedichten beter zijn dan andere? 'Ik ga niet met je battlen,' zei haar medefinalist Eelco Couvreur zelfs, 'ik ga met je zijn'. Moeten we de mooie dingen niet gewoon mooi laten zijn, zonder ze te vergelijken, dacht Nicole zelf ook eerst. Toch werd het NK Poetry Slam een van haar lievelingsfeestdagen, zij vertelt ons waarom.

Tags

NK Poetry Slam Battle
Nicole Kaandorp & Eelco Couvreur 2023 © Maarten Mooijman

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Het NK Poetry Slam is één van mijn lievelingsfeestdagen. Ik voel ervoor wat sommige mensen geloof ik voor een voetbalwedstrijd voelen. De finale van een WK misschien, volle zaal, vrienden mee en gespannen joelen om al het mooie. De instantnostalgie als er iets gebeurt wat je nooit meer wil vergeten, zo van: ‘Weet je nog: “Is het zo’n dag, is het zo’n dag” –’ maar dan eerder: ‘Weet je nog: “Ik zal je zachtjes smoren”?’

De tekst gaat door onder de video

Kijk hier de finalebattle tussen Nicole Kaandorp en Eelco Couvreur terug

Het ‘kunst als wedstrijd’-concept, hoewel entertainend, schuurde.

Omdat het een wedstrijd is staat er per definitie iets op het spel, en ik (bij normale poëzieavonden soms wat afgeleid) kan op het NK elk jaar elk woord wegen. Is dat gedicht waarin er ogenbollen worden gelikt beter dan die waarin er verveelde meisjes bij de H&M werken? Is een uitstervende garnaal triester dan een nooit ingepakte koffer?

Ik was er als tiener al graag bij, maar zelf meedoen ging ik zéker niet. Het publiek laten oordelen over hoe ik hardop en onverbloemd probeerde beter dan een ander te zijn – ja, doei. Het ‘kunst als wedstrijd’-concept, hoewel entertainend, schuurde. Laat de mooie dingen mooi zijn, dacht ik, zonder ze te vergelijken.

Tot vorig jaar lente. Ik stond te kletsen op een naborrel en iemand zei: ‘Hé, ik organiseer een nieuwe poetry slam, doe je mee? We zoeken nog mensen.’ Ik zal ter plekke wel iets feestelijks en sociaals hebben gezegd, maar ik moest erover nadenken. Want: ach, oké, waarom ook niet? Maar – waarom wel? Prijzengeld, erkenning van mensen die ik nooit had ontmoet? Ja, kom maar door. Graag. Maar dat mocht niet de enige reden zijn, dat voelde alsof ik de podiumpoëzie waar ik zo van hield verloochende voor een egoïstisch wedstrijdje. Meedoen als gunst dan, zodat deze nieuwe NK-voorronde genoeg deelnemers had… Dat was oké. Toch?

In de weken daarop schreef ik allemaal nieuw werk, waarvan ik hoopte dat slampubliek het waarderen kon: lekker kort, persoonlijk, een minibeetje grappig. Ik kreeg er zelf ook plezier in. Het was spelen. Schrijven met een helder doel, niet alleen uit intrinsieke motivatie. Mochten ze het dan niks vinden, kon ik mezelf altijd nog troosten: ‘Dit zijn je slamteksten, niet je échte!’ (Of er wel zo’n groot verschil was… – ach, soms moet je jezelf wat moed inliegen.)

Plezier of niet, als mijn vrienden me vroegen waarom ik wilde slammen, in plaats van op te treden zonder gedoe, zonder regels en met de veiligheid dat ik prima genoeg was, stond ik daar eigenlijk maar een beetje gelaten mijn schouders op te halen. Het is me gevraagd. Ik wilde geen ‘nee’ zeggen.

Pas veel later, tijdens een workshop van Yannick Moyson, met de voorrondes alweer voorbij en de finale in zicht, klikte het. Snapte ik waarom ik uiteindelijk niet ‘geen nee’ had gezegd, maar hardop en onverbloemd ‘ja’.

Ik zat daar op een houten schoolstoeltje en Yannick vertelde ons in spoedcursustempo de geschiedenis van de poetry slam. Jaren 80, Chicago. De poëziescene is er saai. Mensen praten, publiek kijkt, klapt, gaat weer naar huis. Eén van de dichters ziet zijn vrienden steeds weer de beste teksten brengen, en wordt er verdrietig van dat hun literaire avonden zo droog zijn, zo onfeestelijk, dat er zulk schamel publiek is voor al dat moois. Daaruit volgt – in mijn verbeelding overigens aan de bar van een typisch Amerikaans sportcafé – het idee om van poëzie een wedstrijd te maken. Niet om te bepalen wie de beste is, maar omdat wedstrijden spannend zijn! Omdat er publiek voor naar het stadion komt, biertje erbij, gezellig hun eigen team supporten. Of de woorden die ze het mooist vinden. En zo geschiedde: poetry slam was geboren. En het werkte. Het was feest. Nieuwe mensen luisterden, mensen met zin, zonder buitensporig concentratievermogen, die gewoon wilden horen hoe dichters vrolijk met elkaar vochten.

Toen begreep ik het, kon ik rustig slapen. Rustig meedoen. Poetry slammen is spelen met je medeschrijvers.

Toen begreep ik het, kon ik rustig slapen. Rustig meedoen. Poetry slammen is spelen met je medeschrijvers. Ik hoefde niet meer tegen iemand te battlen met het doel van ze te winnen, ik mocht gewoon naast ze op het podium staan. Lekker samen dichten. Balletje opgooien, beetje improviseren, voetje lichten, onszelf aan het lachen maken. Vieren dat er zoveel mensen waren komen kijken. Ja, het zou uitmaken wie er won, maar dat was niet waar we voor kwamen. We kwamen voor de wedstrijd. En als er iets raak geschoten was, als het publiek ‘oeee’ riep, of juist heel stil werd, zouden we daar stiekem samen om juichen. Met onze shirts over onze hoofden, en het gras op onze knieën. Want als met elkaar vechten was hoe we poëzie de volle zaal konden geven die ze verdient, dan ja, natuurlijk. Met alle liefde.

NK Poetry Slam 2021
NK Poetry Slam 2022
NK Poetry Slam 2020

Koop hier je tickets voor het NK Poetry Slam op 21 september