(Weer een wolk. Mevrouw kijkt er zuur naar. Ach, wat klef, wat dubbelop. Het is wel degelijk een hart, maar geen perfect. De hemel heeft weinig goede smaak vandaag. En de zon steekt.)
Mevrouw: In welke zin?
Muizen: Antwoord gewoon. Houdt u nog van hem?
Mevrouw: Niet altijd even veel, maar ja, ik wel, heel veel soms, hij denk ik niet meer van mij.
Muizen: Alleen ja of nee.
Mevrouw: Ja.
Muizen: Van wat specifiek?
Mevrouw: Hoezo?
Muizen: Wat is jullie basis? Waar is het veilig?
Mevrouw: O. Euhm. Hoe we de wereld zien. De verhoudingen tussen mensen. De gevoeligheden. De zwaktes. Wie zich meer voelt dan wie. Wie wat tekortkomt. Wie waarbij nooit stilstaat en waarom. Wie probeert. Wie gezien wordt en wie niet. Naar wie wordt geluisterd. We zien dat op dezelfde manier. Dat had ik nooit eerder met iemand zo hevig. En toch is er nu voortdurend conflict. Onze eigen machtsstrijd. En dat na elf, twaalf jaar. Wij hadden dat, harmonie. Die zijn we mooi kwijt. Hij trekt zich terug, hij zit voor bijna iedereen op slot, straks ook nog voor mij. Hij wil er zijn best niet voor doen. Hij heeft dat niet nodig, zegt hij. Kan best. Ik wel. Iets van compromis? Daar ging de ruzie ook over.
Muizen: Laat de ruzie nu even los en keer terug naar die basis. Waar komt die op neer?
Mevrouw: Het belangrijkste moet ik niet uitleggen aan hem.
Muizen: Dat is heel wat.
Mevrouw: Maar dat neemt dus niet weg dat ik hier wat ons betreft blijkbaar niets meer uitgelegd krijg en dat elk van mijn woorden wordt verdraaid. En ik heb hem over de jaren vind ik meer gedragen dan hij mij en als ik dan eens een lastige periode heb dan is het meteen te veel. Waarom zeg ik dat zo? Ik neem het weer op mij en ik voel mij de laatste maanden net heel goed, buiten dit, of toch goed. Híj heeft een lastige periode, maar hij pakt zichzelf niet aan, hij schuift het op mij af. Dat vond ik vroeger zo fijn tussen ons: dat hij dat niet deed. Niet van die frustraties en strijd de hele tijd.
Muizen: Los!
Mevrouw: Ja, ja, het is goed. Nog vragen?
Muizen: Hoe gaat het in bed?
Mevrouw: Subtiel. Maar goed, dat gaat goed. En niet alleen de seks, het is nooit alleen dat volgens mij. Ik raak hem graag aan. Dat lijkt wederzijds. Ik vind hem nog steeds knap. Ik slaap graag naast hem, al snurkt hij vaak en krijgen we daar ook ruzie over. Hij laat mij mooi voelen. Hij meent wat hij zegt, dat voel ik wel. Maar dat kan ook stuk. Natuurlijk wel. Het is vast voorbij. Hij slaapt al een week op de bank.
Muizen: Omdat zijn neus verstopt is en je hem duwt als hij snurkt.
Mevrouw: O. Jullie hebben het erover gehad?
Muizen: Ja.
Mevrouw: Ik duw hem niet, ik draai hem op zijn rechterzij, dan houdt het op. Wat zei hij over de rest?
Muizen: Hetzelfde ongeveer.
Mevrouw: Ook dat van niets moeten uitleggen?
Muizen: Min of meer. Hij mist de harmonie ook. Hij zegt ook dat je zijn woorden verdraait.
Mevrouw: Het is vreemd hoe het gaat. Hoe het vloeit en dan hapert. En niet voor het eerst. We waren ziek van de liefde toen we elkaar ontmoetten, uitgeput en misselijk en bijna dood. We hebben elkaar genezen, onze lichamen eerst. En we praatten wat, tussen het elkaar genezen door. In het begin was alles wat hij zei zo juist. We hielpen elkaar zonder daarom te vragen. Ik heb me hier niet stapelverliefd in gestort. Sterk was ik toen wel, in mezelf. We leefden ook los van elkaar, maar het groeide snel en diep onder ons vel. En je gaat dan toch willen dat álles zich verstrengelt en dan wil je dat soms weer niet en het kan hoe dan ook nooit helemaal en het is niet gauw genoeg, misschien. Liefde is het. Én vriendschap. Of niet meer?
(De muizen wachten respectvol of er nog wat komt.)
Mevrouw: Zeg het dan!
Muizen: Wat?
Mevrouw: Wat zei hij? Ja of nee?
Muizen: Waarover?
Mevrouw: Waarover?! Houdt hij nog van me of niet?
Muizen: Ja.
Mevrouw: O. Dat heeft hij gezegd?
Muizen: Ja.
Mevrouw: Letterlijk? Of ‘min of meer’?
Muizen: We hebben het hem gevraagd en hij zei ja. We zouden niet aan deze missie zijn begonnen als dat niet zo was. Onze energie is ook niet eindig, al zijn we dan de Helpertjes.
Mevrouw: Dus we gaan door, hij en ik?
Muizen: Dat hangt van jullie af. Jullie moeten het wel zelf doen.
Mevrouw: Kom niet af met werk, werk, werk! Ik word al moe bij voorbaat.
Muizen: Misschien eerder ‘kiezen’ dan ‘werken’.
Mevrouw: Mja. Hoe dan ook, ik kan momenteel weinig doen, ik ben met onzichtbaar touw vastgemaakt aan onze tuin.
Muizen: Nee, hoor.
(Mevrouw heft voorzichtig haar hoofd op, dan haar armen.)
Mevrouw: Ah. Oké. Ik ben los.
(Ze beweegt haar benen, gaat zitten, rekt haar armen en rug.)
Mevrouw: Beetje stijf wel.
(Ze draait zich naar de muizen, maar die zijn weg.
Ze gaat staan, denkt: iemand moet het doen. Ze loopt naar de woonkamer, denkt: ik moet het weer doen. Ze hoort voetstappen haar kant opkomen, denkt: ah.
Ze kruist haar armen. Meneer zet zijn armen in zijn zij. Ogen.)
Mevrouw en Meneer: Dus?
___
Het toneelstuk Bloopers schreef Annelies Verbeke op verzoek van het ILFU als onderdeel van het project 50 Stories for tomorrow.