Aan: Francine Oomen
Datum: 01 feb 2024
Onderwerp: Corresponding Stories
Lieve Francine,
Een brief beginnen vind ik een van de moeilijkste dingen, terwijl ik zo geef om ‘beginnen’ en de belofte die daarin schuilt. Alles kan nog gebeuren, niets staat vast, je kunt het narratief nog helemaal vormen. Althans, dat houd je jezelf voor. Tegelijk is een begin wankel, er is weinig houvast, ik mis kaders. Afijn. Toch maar gewoon beginnen. Ik ben blij dat we elkaar een paar keer zullen schrijven deze maand. Hoe gaat het met je? Hoe vul je je dagen deze winter? Na het verschijnen van Hoe overleef ik alles wat ik niemand vertel? zul je een drukbezette vrouw zijn, vermoed ik. Ben je goed in tijd vrijmaken voor jezelf, de belangrijksten in je leven, schrijven, rust, lummeltijd? Hoe sta jij stil in een wereld die alsmaar doorraast?
De eerste en laatste keer dat we elkaar zagen is zo’n vier maanden geleden, we deelden toen een podium en hadden een waardevol gesprek over thema’s uit ons beider werk zoals trauma, rouw, heling, de ingewikkelde band tussen moeder en dochter, een eigen thuis creëren. Naderhand stond de hal vol met voornamelijk jonge vrouwen, het ontroerde me, allemaal hadden ze jouw werk bij zich, één of meerdere boeken, klaar om gesigneerd te worden. Ik herkende hun blik, hoe ze naar jou keken vol verwachting, opwinding, dankbaarheid (dit is natuurlijk speculatie, ik vul helaas nog te vaak iets voor een ander in). Maar je geldt voor een generatie jonge millennials (en nu waarschijnlijk ook gen-z’ers) toch als een soort goeroe. Jij, de schrijver van de ‘Hoe overleef ik?’ reeks, waar zovelen zich in herkenden. Ook ik trok me op aan de beslommeringen van Rosa. Zij vond zichzelf óók lelijk, had óók aan de lopende band mot met ouders en docenten, voelde zich vaak eenzaam en een loser, ondanks lieve vrienden en een leuk vriendje. Het deel uit de reeks dat het meest resoneerde toen was Hoe overleef ik mezelf?
Nu ben ik drieëndertig en weet het vaak nog steeds niet.
De laatste maanden ben ik onrustig, voel me vaker wankel dan in balans. Het kost me best wat moeite dit op te schrijven, want zodra het zwart op wit staat en je er anderen deelgenoot van maakt is het echt. Dat is het mooiste en moeilijkste aan taal, aan schrijven. Alles is tijdelijk, maar wanneer je iets opschrijft en publiceert is het ingewikkelder ergens op terug te komen.
Het bijtende spanningsveld tussen die twee, daar zoek ik nog steeds een weg in. Ik kan het voor me houden omdat ik weet dat het weer beter zal gaan en tegelijk weet ik ook dat erkennen dat iets nu zo is, onderzoeken en schrijvenderwijs proberen te ontrafelen waar een gevoel vandaan komt veel kan opleveren.
(De tekst gaat door onder de aanbieding)
Bekijk het hele gesprek van Tatjana en Francine op Exploring Stories 2023
Voor slechts €4,50 per maand ben je al ILFU Member, en kun je al onze programma-onderdelen terugkijken. Zoals het prachtige gesprek tussen Tatjana Almuli en Francine Oomen op Exploring Stories 2023.
In september spraken we onder meer over trauma’s die van generatie op generatie worden overgeleverd. Allebei hebben we gedrag, hardnekkige patronen, schaamte, angst, zelfkastijding overgenomen van onze moeders. In je graphic novel Hoe overleven we? zet je de symptomen van trauma uiteen. Zoals gevoelloosheid en dissociatie, het ontwikkelen eetstoornissen of depressies, sociale angst, hyperwaakzaamheid. Ik kon ieder hokje aankruisen. Ook het zwijgen dat vaak gepaard gaat met (intergenerationeel) trauma is me niet vreemd.
Tijdens het schrijven van mijn autofictieve roman Ik zal je nooit meer was ik zo vastberaden de keten van zwijgen te doorbreken. Ik schreef en sprak en dacht en voelde en huilde en haatte en er veranderde veel. Ik voelde me minder afgestompt, afgesneden van de werkelijkheid, van mijn leven. Ik ervoer meer pijn, maar ook meer vreugde. Herstelde van een jarenlange eetstoornis, verbrak relaties met naasten, ging nieuwe aan.
Ik voelde alles
alles
alles
En daar ben ik dankbaar voor. Maar soms ben ik ook wel moe gestreden, herken je dat? Een keten doorbreken is hard werken en het werk lijkt nooit echt te stoppen.
Dit najaar werd ik verliefd. Hij is fantastisch en dwars door de ontluikende liefdesenergie die me optilt, ervaar ik ook liefdesangst. Ik kom dingen tegen waarvan ik dacht dat ik ze allang doorgewerkt, doorbroken, opgeruimd had. Zoals jij het zo treffend noemt in Hoe overleven we?, ben ik vaak liefdesbang. Hoe velen van ons bang zijn voor verlating, voor hechting. Saboteren de hele boel uit voorzorg. Weggaan is makkelijker dan blijven. Ik probeer het anders te doen, die fight en flight en freeze en cry for help de kop in te drukken (wederom: dank voor al je lijstjes, je uiteenzetten, je openheid, je houvast, herkenning).
In ‘Troostzoekers’ zingt Wende Snijders:
Daar houd ik aan vast. Moed houden, blijven vechten voor verandering.
We hadden het tijdens ons gesprek ook over de connectie met het lichaam en hoe belangrijk het is om deze te betrekken in processen van heling, maar ook hoe ingewikkeld dat is. Want een lichaam kan je ook in de weg zitten, niet meewerken, het kan ziek worden, het kan een verlengstuk van traumasymptomen zijn. Je lichaam kan dienen als zelfsabotage - door heel veel of heel weinig te eten, verdovende middelen te gebruiken, jezelf uit te putten met te veel sport, uitgaan, seks, je kan je lichaam overbelasten, uitbuiten, verwaarlozen. Maar je kunt ook goed voor je lichaam zorgen, het liefhebben, het láten liefhebben, het gebruiken om de beweging die heling is in te zetten.
Ik voel steeds vaker een diepe behoefte om stil te staan, meer rust nemen, alleen zijn. Voor mij ligt de sleutel altijd in bewuster de verbinding met mijn lichaam op te zoeken.
Hoe met een paar keer diep in-en-uit ademen mijn schouders als vanzelf naar beneden vallen, mijn gedachten verdwijnen naar de achtergrond, ik voel me ontspannen. Hetzelfde met wandelen door de natuur: mijn voeten leiden de weg, gevoelens van twijfel, onzekerheid, onmacht worden bijna vloeibaar, ik hoef alleen te vertrouwen dat mijn voeten me de weg wijzen. Als ik dans, ’s nachts, dan bestaat alleen dat ene moment. Vroeger was ik bang voor de dreiging van een groep, nu voel ik me juist geborgen tussen andere zwetende lijven die op eenzelfde ritme bewegen, alleen de muziek en onze voeten in de aarde, mijn armen boven mijn hoofd reikend naar de lucht of een hemel, mijn ogen gesloten, ik voel me licht en zwaar en onaantastbaar.
In schrijven vind ik zowel beweging als stilstand. Hier spraken we ook over, hoe schrijven best traumaverwerking kan en mag zijn. Daar wordt nog al eens verheven over gedaan. Alsof je daar boven moet staan en pas kunt schrijven over een gebeurtenis wanneer je deze van primaire emotie hebt ontdaan, wanneer je afstand kunt nemen. Maar schrijvers zijn toch ook mensen? Niets menselijks is ons vreemd. Ook in iets onafs schuilt schoonheid, leven, lering, troost.
Ik ben nog steeds bang, ik twijfel vaak en hard, ik vind het nog steeds moeilijk om thuis te komen bij mezelf, maar ik verzwijg niet, duw niets kopje onder, doe niet alsof.
Ik ga naar buiten als ik het liefst de hele dag in bed wil blijven liggen, ik zweet in de sportschool en in de club, ik heb lief, ik maak fouten – veel en vaak, ik zeg sorry als ik iemand of mezelf pijn heb gedaan, ik schrijf, ik schrijf, ik schrijf en ik mag proberen, mag falen, opnieuw beginnen, het niet weten. Hoe lang ik dat nog moet herhalen voor het werkelijk beklijft weet ik niet, maar ik blijf herhalen, blijf moed houden. Wat blijf jij herhalen, Francine?
Tot gauw.