Biscuit in tijden van bezetting
‘Ik hou van bomen, ze lijken op stoplichten voor vogels, alleen vogels kunnen hun signalen lezen, daarom kunnen ze zorgeloos van de ene naar de andere boom bewegen.’
Dit zegt de Palestijnse schrijver Mazen Maarouf tijdens een interview in Parijs met Al Jazeera, terwijl hij op zoek is naar een goede muur om een gedicht op te schrijven. Met een krijtje in zijn hand vraagt hij de Parijzenaren of ze een goede muur kennen, ze kijken hem telkens wat verdwaasd aan. Uiteindelijk vindt hij er een die al vol staat met graffiti. In keurig handschrift schrijft hij zijn eigen zinnen daartussen. Het gedicht ‘Handmade’ gaat over een planeet waar al zijn vijanden wonen, langzaam eet hij het stukje voor stukje helemaal op. Maarouf is een lieve man met een grote bos krullen. Hij kijkt anders naar de omringende wereld dan de meeste van ons. Dus vallen hem bomen op die zich gedragen als stoplichten voor vogels.
De genocide in Gaza duurt nu al meer dan een jaar, inmiddels strekt die zich zelfs uit naar Libanon. Uit radeloosheid heb ik me tot romans en verhalen van Palestijnse schrijvers gekeerd. Ik begon met misschien wel de bekendste Palestijnse schrijver van dit moment: Adania Shibli. Ze zou een prijs op de Frankfurter Buchmesse ontvangen voor haar wonderschone roman Een klein detail, maar de uitreiking werd gecanceld ‘vanwege de oorlog in Israël’. Daarna volgde Nayrouz Qarmout, een poëtische schrijver die op dit moment nog steeds in Gaza woont. En toen kwam Mazen Maarouf. Er zijn slechts twee van zijn boeken naar het Nederlands vertaald. Zijn werk is anders dan al het andere dat ik ooit eerder heb gelezen. Hij zet humor in als stijlmiddel om de meest gruwelijke realiteit niet verteerbaar te maken, maar om die juist helderder te tonen. Na het lezen van zijn verhalenbundel Grappen voor de schutters uit 2015, vertaald naar het Nederlands in 2019, had ik het idee alles scherper te zien. Alsof Maarouf me heel kort in een ijskoude rivier had gedompeld, om daarna compleet wakker en kraakhelder de wereld te aanschouwen. Het boek werd genomineerd voor Man Booker International Prize en won de prestigieuze Al-Multaqa Prize.
‘Biscuit’ is een prachtig vreemd kortverhaal uit Grappen voor schutters. Het gaat over een oude man die auto’s van de weg slaat en ze met zijn knal verandert in biscuitjes. Dit vertelt het hoofdpersonage aan zijn moeder, die in een verpleeghuis zit door Alzheimer. Hij wil niets liever dan dat zijn moeder het gelooft. ‘Mijn moeder is niet meer in staat de heerlijke taarten te bakken waar ze tijdens de oorlog zo bedreven in was. Het maken van taart vereist veel concentratie en in sommige omstandigheden ook doorzettingsvermogen. Mijn moeder werkte door als de bommen vielen en de buren en de kinderen gilden.’ Haar zoon blijft het verhaal vertellen over de man met de bokshandschoen aan die groter en groter werd telkens als hij een auto in biscuit deed verpulveren. Hij vertelt het aan niemand anders, zij is degene die moet geloven dat het belangrijk is dat taarten en biscuit blijven bestaan ook in de meest benauwde situaties.
In het verhaal ‘Bioscoop’ schuilt een jongetje met zijn moeder en zusje in een bioscoop voor beschietingen. Als een bom valt, blijft hij alleen levend achter, hij is iedereen kwijt. En deelt hij de verlaten bioscoop met een koe: ‘een mooie, grote koe.’ Later spreekt het jongentje een soldaat die op zoek zou moeten zijn naar terroristen. ‘De soldaat vertelde me dat hij de koe had meegenomen van zijn huis, ver weg, en dat hij, toen hij werd opgeroepen voor de oorlog, geen afscheid kon nemen. Daarom had hij haar bij zich gehouden. Hij hield veel van haar. Hij zei dat de koe altijd naast hem zat in de tank.’
‘De engel des doods’ gaat over een man die nooit lacht, maar wel kan moorden door het vertellen van een grap. Maarouf past telkens iets aan in de werkelijkheid, waardoor alles verspringt, en ineens veel scherper lijkt. Hij maakt duidelijk dat je niet genoeg hebt aan alleen het nieuws. Als je iets van het geheel wilt begrijpen, dan moet je je keren tot de literatuur. Daarin is zoveel meer menselijkheid te vinden dan in het journaal, de kranten en de ‘snippets’ die op de socials te vinden is.
Maarouf is zich heel bewust van zijn stijlmiddelen. In een interview uit 2019 met Louisiana Channel vertelt hij hoe hij de hedendaagse tragedie probeert te manipuleren door humor te gebruiken. Rampspoed wordt in de media meestal gebruikt om menselijke emoties op te roepen. Onze emoties worden dan zo gefilterd tot er alleen maar wanhoop overblijft. Die ontneemt ons alle energie en vrijheid. Er volgt dan geen moment om te contempleren over wat er aan de hand is, waarom we in de 21e eeuw nog steeds zulke gruwelen moeten meemaken.
Maarouf vertelt kalm en met een kleine glinstering in zijn oog. Waarom zijn mensen geobsedeerd met overheersing, misbruik en landsbezit? In fictie kun je met humor een grotere ruimte creëren. Je kunt je personages vrij maken, minder bezorgd, minder onderdanig, het zijn overwinnaars, zegt hij. Wanneer zij besluiten om de autoriteit van de oorlog belachelijk te maken, ondergaan ze een moment van rebellie, voor heel even ondermijnen ze het bestaan van de oorlog door humor te gebruiken.
Dit boek was er niet geweest als Maarouf niet naar IJsland was gevlucht. Hij is opgegroeid in Beiroet in Libanon als zoon van Palestijnse vluchtelingen, een deel van zijn jeugd bracht hij door in het vluchtelingenkamp Shatila. Hij moest Beiroet verlaten om politieke redenen, en kwam in het Reykjavik terecht. Van 2011 tot 2013 had hij elke avond nachtmerries. Die speelden zich altijd af in Beiroet. Zijn herinneringen zag hij als een beest dat gevoed moest worden. Hoewel hij op een van de veiligste plekken op aarde woonde en er geen trigger was voor zijn verleden om terug te komen, gebeurde het toch. Hij noemt het chronische emoties die dwalen door het lichaam. Herinneringen zijn net zo goed fictie, ze hebben niets te maken met wat er om hem heen gebeurt in Reykjavik, waar alles vredig is. Hij besloot zijn herinneringen en nachtmerries te gebruiken als rauw materiaal voor zijn verhalen, en ze terug te brengen naar de plek waar ze vandaan komen. Na twee jaar begon hij te werken aan Grappen voor de schutters. ‘Reykjavik heeft me de haven gegeven om te kunnen schrijven, daar kan ik omgaan met mijn herinnering. Dit boek is in Reykjavik geschreven, ik hou ervan om dat te zeggen. Het speelt zich af in Beiroet, maar het is geschreven in een van de vredigste steden van de wereld. Dat is op een bepaalde manier ook grotesk.’
Een volgend boek van Marouf is De vloek van modderkluit. Een wonderlijk verhaal in de meest positieve zin van het woord. Waar Grappen voor de schutters nog een vorm van houvast biedt, is dat haast verdwenen in deze novelle. We bevinden ons in Falasta, een fictief land dat doet denken aan Palestina. Alle kinderen die daar leven hebben hun verbeelding verloren, of beter gezegd het is gestolen door een satelliet genaamd Dabriyya. Het hoofdpersonage leeft in een glazen doos en is de laatste Palestijn. Verder is er niemand over. Het plot van de novelle is lastig te vangen, het leest als een koortsdroom die akelig dichtbij de werkelijkheid komt. Het frappante is dat Maarouf het verhaal in 2019 schreef, hoewel de bezetting zich al decennia voltrok, moest de genocide nog beginnen. Daardoor kruipen de rillingen nog akeliger over mijn rug tijdens het lezen van dit boek.
De twee vertalingen van Maarouf worden nog niet veel gelezen in Nederland. In beide boeken van Maarouf trof ik iets dat ik nooit eerder zag: een mogelijkheid voor verbeelding in de meest gruwelijke omstandigheden. Juist wanneer alles hopeloos en oneindig lijkt. Niet om te vluchten in een fantasie maar om alles scherper te zien. Het is precies zoals Maarouf het zelf zegt, humor schept een ruimte die groter is. Zijn werk geeft ons de kans om na te denken, om adem te halen, en niet te verzinken in de enige emotie die ons wordt voorgeschoteld: wanhoop. De wereld die Maarouf schept is zoveel groter.