De Gehangene
O
Op het eerste gezicht lijkt het erop dat je bent vastgelopen en klem zit. Het is een teken dat je je op een bepaald vlak weerloos of gevangen voelt. De Gehangene of Cheiron verwijst in het tarot naar je wonden, naar het verleden en de levens die je al hebt geleefd. Hij wijst naar dat deel van onszelf waar we healing zoeken. Vaak ontstaat dan de behoefte om dit deel van onszelf te helen in de ander. De Gehangene volgt op Kosmologische Kracht, de kaart die aangeeft dat het tijd is om van binnen naar buiten te keren. De Gehangene stimuleert jou om een pauze te nemen, om de dingen omgekeerd te zien. De Gehangene gelooft in datgene waaraan hij hangt en zal hangen aan datgene waarin hij gelooft. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Astroboys en geniet 5% korting in de Astroboys Shop.
I
‘Er is geen verschil tussen verdoemenis en verlossing, Kleine Snotneus!,’ zei hij terwijl hij met zijn dikke staf drie keer op de grond tikte. De bliksem sloeg in en de grond werd doorklieft. ‘Zo zal, en zeg dat ik het u gezegd heb, de vloek blijven duren: je zal haar nooit meer terug zien.’ Dondergeluid. Het gordijn ging abrupt dicht. Alsof het allemaal nog niet verpletterend genoeg was liet hij me alleen achter met zijn visioenen. De andere kinderen applaudisseerden en de marionetten kwamen op voor de buiging. Sindsdien gedraag ik me als een hond die met een stok geslagen is.
II
Moeder heeft net de emmer urine en uitwerpselen in het midden van de straat uitgegoten. Een ochtendritueel in onze buurt, een canon van uitgegoten emmers wanneer elk huis ontwaakt. Elke rat vlucht voor even de dag in, een brood bakt in de steenoven verderop, de smid smeedt het ijzer heet. Hij klopt om klokslag acht de eerste bult in het ijzerwerk. Zij trekt de deur achter zich dicht en wat ochtenddauw komt mee het huis binnen. Een kip is haar achtervolgd, ze vloekt en stampt het beest met geweld langs het raam naar buiten. Met volle kracht schuift ze het tussengordijn open, ze zegt geen woord, ik was al wakker. Ik kijk haar in de ogen en kan het verdriet op haar gezicht lezen. Ik heb gisterenavond zwarte etterende schubben gekregen. Haar en mijn groene ogen vormen voor heel even tunnels van tijd. Eindeloze visioenen en geschiedenissen komen als groene cirkels op ons af. Ze knippert met haar ogen, ik ben een geest geworden nu. Ze wekt in paniek mijn zussen die naast mij liggen door het strooien bed door elkaar te schudden. Stof waait op. De dodenkar haalt me diezelfde dag nog op. Mijn moeder tekent een geïmproviseerd wapenschild op een stukje jute en geeft het aan de smid om er een iconenketting van te maken. De gloeiende punt van zijn gereedschap priemt op het metalen plaatje. Er staat een zeemeermin op afgebeeld met ontblote borsten, ze houdt een spiegel in de hand. De smid priemt de hete staaf tegen het spiegeltje aan en voor heel even is het spiegelbeeld een zee van overweldigend vuur. Uit dat vuur ben ik herboren als een freaky geest die ademt, als de as die dwaalt, lichamen heb ik bezeten en gedachten gelezen en herlezen. Ik kan mijn volgend leven zien.
III
Daarnet waren we naakt en verlegen en zijn we door de diacones ingesmeerd met een ontsmettende alcohol in de waszaal. De andere jongens en ik hebben toen al lachend ons geslacht tussen onze benen verstopt, we lachten luid toen er zich bij iedereen een venusheuveltje vormde. De waszaal is onschuldig wit geschilderd met een simpele goudkleurige lambrisering. Met twee andere negenjarige jongens sta ik naakt voor een spiegel als duivels met hun staart tussen de benen. Straks zullen wij in de aanpalende zaal gecastreerd worden door de hof-chirurgijn. We zouden elk van ons plaatsnemen in een grote tobbe gevuld met verse melk. Hij zou onze testikels lang uitrekken en die met scalpels van ons jonge lichaam scheiden. Vanaf dan zouden we nooit meer mannen worden. Onze lichamen zouden vergroeien, we zouden grote ribben en longen en lange nekken krijgen. Wij waren uitverkoren om in het koor te zingen. Castrato Evirato. Een zoetgevooisd monster dat het vanbinnen alleen maar uitkrijst. Die krijs zou zich in een goddelijke stem openbaren. Het melkbad zou zich vermengen met bloed, en in de weerspiegeling zou ik mijzelf en mijn afgesneden offer aan de kunst zien. Vanaf toen was ik onderdanig aan de wetten van de fysica en de vrouwelijkheid. Ik had mij voorgenomen dat de eerste noot die ik zou zingen voor altijd zou nazinderen, ik wist dat zij geen lichaam nodig had, en dat ze zich een weg zou banen door de kosmos. Ik wist dat ze terug thuis ging komen en dat de toon over eeuwen heen terug in mijn eigen mond zou ketsen, zoals een apennootje dat je opgooit en pas jaren later weer opvangt.
II II
De sidder in het lichaam. Het lijkt alsof jij in mij bent neergedaald en dat je mij bezit en dat je mijn gedachten leest. Ik kan dan mijn volgend leven zien en ik hang ontvankelijk en ik weet dat je er bent en ik voel je nabijheid, stoute slet. Boe, ik ben het, de geest. Ik daal graag in je in. Ik was je even kwijt, lekker spijt, maar een kleine plooiing in dit ultieme lichtjaar bracht ons vanzelf weer bij elkaar.
II II I
In Nansekleveine gaan de radio’s aan. Gisteren zei een vriend van ons vader dat de oorlog in Nansekleveine nog lang niet gewonnen is en dat de moffen met groter gerief terug zouden komen. Vorige week hebben ze onze boerderij beschoten. Ik heb mij met mijn moeder verscholen achter de fauteuil van ons vader. Ik heb hard op het kraagje van mijn jurk gebeten en met een stokje kerfde ik bang in de muur. We zagen hoe de dichtgespijkerde raamluiken werden doorzeefd door kogels. Een paar kogels kwam recht in de gedroogde ham terecht, die aan ijzeren haak in de keuken hing. Achteraf stonden we met onze moeder naar de ham te kijken met daarin twee kogels. Iedereen besefte wel dat het vlees van de ham ons vlees kon zijn, maar het kon de pret niet bederven. De accordeon werd bovengehaald en er werd gedanst want we wisten het nu zeker, dat ook onze botten ooit tot stof zouden vergaan, dat ook ons vlees weldra aan de haak kon hangen. flawless as i am
II II II
In het diepste duister van de ruimte geweven, bestaan we uit verschillende levens, en die bestaan uit verschillende lijnen en tekens. Hij is een groene ster met een verhaal, ik ben een kosmisch gas en een zeldzaam metaal. Wij zijn als stof zo fijn en kankergeil. Wij zijn een zachte nevel van pastel en geheimen over schoonheid die ik in zijn schoot vertel. Bloedend, vrij en vastgebonden, in dat diepe duister zijn onze levens aan elkaar, en alleen aan elkaar verbonden.
II II II I
(Het ritueel dat zich vandaag voordoet is er een waar de mensen nog lang van zullen spreken.) Hij heeft aan de dansers gevraagd om hun voeten naar buiten te draaien. Om korte sprongen te maken en op elke minuscule verandering in de muziek te reageren. Ik heb hem met een stok geslagen en hem uitgekafferd. Ik heb hem enkel brood en water gegeven. Ik heb de balletspiegel in stukken geslagen en de pianist bedreigd met een van de glassplinters. Ik heb de dood over hem uitgesproken en de begroting vervalst. Ik heb te veel risico genomen. Ik heb hem mooi gemaakt en ik heb hem gek gemaakt. De kranten zullen hem morgenvroeg op het hakblok leggen en het in grote oplage printen: “C’est un scandale!”. Hij heeft me gezegd dat het op is, dat het gedaan is tussen ons en dat het paardje nu moe is. Ik heb hem gezegd dat als hij mij nog langer treitert hij niet meer voor mij mag dansen. Ik weet dat hij mijn tieten en mijn tanden onaantrekkelijk vind, maar ik weet dat mijn charisma hem opwindt. Ik ga vanavond geloven in de toekomst en ik ga nog een laatste keer met hem slapen en ik ga morgen het verleden een dolk in het hart steken. Het ritueel van vanavond zal ons voor eeuwig verbinden. Mijn hand bloedt door die scherf uit die spiegel waarmee ik de pianist heb bedreigd, ik heb in die scherf gekeken en ik zag het werkelijke monster. Ik zag de liefde die veranderd is in een open zee. Het toneel wordt vol rook geblazen.
II II II II
Ik zie hem nog staan, het getreuzel met de tentstokken. Een gas-gamel, een zak diepvries fruits de mer en een blik gepelde tomaten. We kampeerden bij een waterval, diep verscholen in de bossen bij Tines. Hij is naakt in de rivier gaan liggen en heeft het water op zich laten vallen. Ik heb polaroids van hem genomen. Hij poseerde als een Griekse god voor mij en ik wist dat hij niets anders kon zijn dan wie hij was. Ik dacht, men kan proberen om iets anders te zijn, men kan zich voordoen als…. maar al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding. Zoals we allemaal weten gaat het de meeste Griekse goden ook niet altijd voor de wind. Ik heb op de polaroids abstracte vormen getekend. Blauwe lijnen. Ik heb zijn testikels hier en daar omcirkeld en ik heb de watervallen heilig verklaard. Na de fotosessie heeft hij minutenlang met zijn opengesperde benen met mij naar de foto’s gekeken, daarna heeft hij een zeemeermin op mijn arm getekend. Mijn god tekende vuur in de spiegel. Hij schreef eronder: ‘In speculo primum spectare’. Kijk eerst zelf in de spiegel. We aten de zeevruchten en bedreven de liefde in een half opgebouwde tent. Zo sliepen wij de wereld in, met een geile zee – engel op mijn borst en twee manen die rondom ons draaiden. Zo schreef een dag zichzelf, zo slaat een deur vanzelf dicht.
II II II II I
Bobby in de Minor Swing te Gent: 'Entre le loupe et le chien….schoonheid is niets anders…dan het begin van….…pppr…… verd..driet…djrietdfnf….en’t verbaast ons zo………. omdat het….prrrt… een lieve, lieve…lieve…minachting voor ons heeft……terwijl het ons eigenlijk daadkrachtig vernietigen wil. Allez. encore une…'
II II II II II
Ik was succesvol maar ik werd door mijn dokter obese verklaard en kwam in aanmerking voor een maagring, ik moest een MRI-scan omdat mijn linkerhand niet altijd deed wat het moest doen. Mijn vitamine D was ver onder het gemiddelde, en ik had aanhoudende rugpijn en lag elke ochtend en avond op een yogastrip. Ik lag gemiddeld om de drie weken ziek in bed, ik ging naar een therapeute en voelde me manisch depressief. Ik kon nog zingen maar mijn stem was hees geworden. Ik snoof kristallen in het weekend en had hardnekkige pleinvrees, nam taxi’s om openbare plaatsen te vermijden, ik ontkende een burn-out en mijn liefdespatronen werden problematisch. Ik sloot via zoom de ene na de andere deal en werd ‘de bankdirecteur’ genoemd. Wekelijks streelden jonge mannen tegen betaling mijn lichaam, langs de plooien van mijn hemd, mijn buik die over de broeksriem hing. Ze vroegen mij om mijzelf uit te kleden, maar ik had de kracht niet. Ze kleedden me uit. Ze plooiden mijn kleren op en wassen sereen mijn lichaam. Wat later knoopten de jongens mij op met dikke rode touwen, ik liet me vrijwillig overmeesteren door de jonge mannen. Ze bonden me vast aan een ijzeren haak boven een rijstmat, vaak in vreemde posities. Ze schikten paarse bloemetjes tussen de touwen. De pijn van een dikke man is niet te onderschatten. De huid kan dan wel dik en werend zijn, hij kan dan wel gevoelloos geworden zijn, het gewicht dat hij meezeult aan de touwen is zwaar. Hij is de gehangene. Hij hangt stil in het luchtledige. Hij zal in de stilte van die ruimte een lied horen. Hij zal het herkennen misschien. Na deze wekelijkse ceremonie ligt hij naakt met losgeknipte touwen op de grond. Zijn lichaam staat vol rode lijnen. Zijn hoofd is in zichzelf gekeerd. Dit is het moment wanneer de schaamte hem langzaam, zoals verwacht, opnieuw overmeesterd, en van de jongen opnieuw een man maakt.