Waar de romanvorm enige bescherming biedt tegen de chaos van onze diepste menselijke ellende, wacht de boodschapper die zelf in de hel is afgedaald een bijna onmogelijke taak, als hij daarvan rechtstreeks wil getuigen. Die hellevaart is geen verhaal maar een rauwe ervaring, en als lezers, luisteraars of kijkers hebben we vaak maar een beperkte capaciteit voor andermans leed. De pijn die voor ons wordt geprojecteerd moet te verdragen zijn en een wending krijgen, en ter geruststelling moeten de lichten in de filmzaal blijven branden, want wie zijn verhaal op het scherm brengt heeft het kennelijk overleefd, functioneert nog, heeft misschien zelfs levenslessen opgedaan die hij nu met ons wil delen.
Brian Keenan kan zijn gijzeling navertellen en weet in An Evil Cradling precies de juiste toon te treffen: niet schril, niet zoetgevooisd, wel indringend. Hij laat zijn lezers delen in het lijden, maar verwondt ons niet. Hij selecteert momenten die met elkaar een werkelijkheid tonen, maar dat niet zijn. Zo kunnen we zijn ervaring meebeleven zonder eraan onderdoor te gaan, of in wanhoop te verzinken – wat lastiger is als we denken aan mensen die op dit moment gegijzeld zijn, gevangen zitten, gemarteld worden, platgebombardeerd. Zij (en wij) weten immers niet hoe het met hen af zal lopen. Bij Brian Keenan weten we dat het allemaal voorbij is en dat hij het trauma ‘een plek heeft gegeven’, namelijk in het boek dat wij op dit moment aan het lezen zijn. Zo leveren we zelfs onze bijdrage aan zijn herstel. Als dat niet troostrijk is!
Arthur Frank schrijft in The Wounded Storyteller over de dilemma’s van zieke en getraumatiseerde verhalenvertellers. Hoe verhouden zij zich tot lezers die wel geraakt willen worden, maar niet gewond willen raken? De restitution narrative biedt daarvoor een handig model, met herstel als focus. Ja, het was even vervelend, maar alles is nu goed, of zal dat aanstonds zijn. Dat sluit prachtig aan bij de klassieke verhaalvorm, met een held die overwint. We vechten tegen een ziekte en jawel, het monster wordt verslagen. Eind goed, al goed.
Wie midden in de ellende zit wil nog weleens vrezen dat het nooit meer anders wordt. Weg spanningsboog en goede afloop: er is alleen nog dit moment, eindeloos vermenigvuldigd. Dat is geen leuk verhaal. Het is zelfs helemaal geen verhaal. Een dagboek, hoogstens, vol zwarte bladzijden. Of een radicaal postmodern verhaal, en wie houdt daar nu van? Arthur Frank noemt dit de chaos narrative. Dat narratief gebruikt de vorm die bij de inhoud hoort, braakt vrijuit op onze suède schoenen en zal om die reden nooit de publieksprijs winnen. De chaos jaagt ons angst aan. Geef het een plek, denken we stiekem. Maak er een verhaal van.
Gelukkig is er nog een optie. Als derde onderscheidt Frank de quest narrative. De ziekte is er, en blijft misschien ook wel, wie weet, maar we kunnen kijken wat die ons leert over het leven en onszelf. Dit is een populaire plot, al lijkt de ziekte in deze variant soms niet langer een kwestie van domme pech maar een speciaal gezonden leermeester, getuige titels als Ik moest doodgaan om mezelf te genezen. Het middel is de kwaal, de kwaal het middel.
Tijdens zijn gijzeling zocht Brian Keenan soms houvast bij poëzie, juist op momenten dat het lijden onbeschrijflijk was. Als hij weer eens in de achterbak van een auto naar een nieuwe locatie werd vervoerd, zijn mond dichtgeplakt met tape, altijd benauwd en bang om te stikken, probeerde hij in gedachten een gedicht van William Blake te reciteren. Maar de angst was te intens om houvast te vinden in rijm en ritme, en aan het eind van zo’n rit lag zijn geest ‘in stukken geslagen in zijn schedel’. Dan was hij een creature-thing, geen mens meer. Op het moment zelf wist hij dat natuurlijk niet. Een creature-thing heeft geen woorden, laat staan een verhaal.