Het was daarmee meteen duidelijk dat ze het ons niet makkelijk ging maken. Nu had ik gelukkig dus M bij me, die gewend is om als het moet jarenlang met schrijvers te causeren tot ze precies heeft wat ze nodig heeft voor haar biografische meesterwerken, dus ik kon me ondertussen gewoon op de kat storten. Of kat, dat is een iets te gewoon woord voor Bosi, de Abessijn die daar als Ethiopische koning rondliep.
Het punt is, en ik weet niet of u dat herkent, maar altijd als ik bij iemand langsga die een huisdier heeft ben ik meteen mijn focus op de mens voor wie ik eigenlijk kwam kwijt (bij kinderen heb ik dit niet). Dan ben ik alleen nog maar bezig met dat dier. Ofwel omdat het bijvoorbeeld een vervaarlijk ogende rottweiler is die elk moment het vlees van je kuiten kan scheuren, ofwel omdat het een neurotische dwerghamster is die je tot waanzin drijft door als een bezetene met een enorm kabaal in zijn radje te rennen, ofwel omdat het dier zo adorabel – om niet te zeggen woest aantrekkelijk – is dat je je ogen er niet vanaf kan houden. Bosi was van de laatste categorie. Met zijn prachtige vacht, zijn gloeiende smaragdkleurige ogen en zijn intelligente blik wist hij de kattenminnaar in mij volledig te ontsteken.
Ik kon mijn aandacht maar half bij het gesprek houden, al moet ik zeggen dat Mensje zelf óók een blik in huis heeft die je volledige aandacht opeist. Een blik die zowel iets licht spottends als diep borends heeft. Die peilt, maar ook meteen dingen ziet. Dan had ik liever Bosi’s enigmatische knikkers van smaragd, daar voelde ik me veel minder naakt bij dan bij de blik van Mensje. Wie haar werk leest (doe het alsjeblieft als je het nog niet gedaan hebt, begin gewoon met Ik moet u echt iets zeggen) begrijpt wat het woord ‘blik’ allemaal kan betekenen. Het zit verborgen in kleine zinnetjes, verpakt in briljant terloopse dialogen (‘Kunstenaars kunnen lastig zijn. Het hoort erbij, vaak komt het door nervositeit’)*.
Het menselijk handelen is in het werk van Van Keulen een terloopse zaak. Het leven zelf niet. Daarvoor is haar alertheid te groot, een alertheid en gevoeligheid die lading geven aan wat ze zegt, en waardoor het fijn is om met haar te praten, om in haar aanwezigheid te zijn. Tot Bosi weer op tafel springt, en zijn fijngevormde kopje tegen me aandrukt, waarna het voor de Abessijn tijd wordt zijn instinct te volgen en ons contact letterlijk naar een hoger niveau te tillen: kordaat en lenig plaatst hij zijn grote poot op mijn arm, daarna nog een en voor ik het weet nestelt hij zich in mijn nek. Ik bespeur een lichte tevredenheid bij zijn baasje, die het tafereel doortastend vastlegt.
We waren ondertussen al ruim anderhalf uur binnen en hadden het nog geen moment over haar feestavond gehad. ‘Ach, ik hoef er eigenlijk ook niet te veel van te weten hoor, ik laat me wel verrassen. Willen jullie misschien een boterhammetje?’
* Random exemplarische zin, afkomstig uit het verhaal De toneelmeester, uit de bundel Ik moet u echt iets zeggen, Atlas Contact, 2020