De literaire chaoskampf – een essay van Sander Kollaard

Er is oneindig veel geschreven over schrijven: boeken vol pogingen om wat structuur en orde aan te brengen in de regelloze chaos van het schrijfproces. Schrijver Sander Kollaard duikt in dit essay in een paar van die boeken die gaan over schrijven, boeken die hij tevens zelf graag leest: 'Ik lees ze gretig, altijd op zoek naar inzicht, naar houvast, want de rauwe ervaring van het schrijven laat zich het beste beschrijven als een weliswaar opwindend maar niet altijd plezierig net-niet-verzuipen.'

Tags

Essay

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

In den beginne is er een chaoskampf: een inspanning om orde te scheppen. Iedereen zal het Bijbelse scheppingsverhaal kennen. God brengt in zes dagen orde aan in een vormeloze duisternis, met boekhoudkundige kalmte, licht en donker, land en water, hemel en aarde, enzovoort, tot aan man, vrouw en verboden vrucht. Het scheppingsverhaal is een verhaal over het begin van de wereld, van ons, maar ook over wat creativiteit is: vorm brengen waar vormeloosheid heerst, orde scheppen in chaos. 

Neem literatuur. In den beginne is er een lege pagina. De geest van de schrijver zweeft erboven. Hij of zij begint met een simpel idee, vaak kinderlijk eenvoudig, op het banale af, zelden meer dan een beeld of een zinnetje. De Amerikaanse schrijfster Annie Dillard (1945) heeft het over een ‘visie’ maar waarschuwt meteen dat we ons hiervan geen overdreven voorstelling moeten maken. Ze beschrijft die visie als een ‘flard geest’, een ‘plezierig intellectueel object’ en een ‘gloeiend ding’. Dichterbij komt ze niet: de vaagheid van de beschrijving is het punt ervan. 

Maar het is voldoende voor een begin. Wat volgt zijn een paar aantekeningen of zinnen. Daarmee ontstaan de eerste vormen en een eerste suggestie van orde. Dillard beschrijft de taal zelf als het instrument waarmee ze naar orde zoekt. Elke zin is als een ‘sonde’ met een klein lampje aan het eind dat zwak licht werpt. In dat licht zoekt ze haar weg, op zoek naar meer vorm, compositie, thema’s en motieven, beschrijving, al die dingen, totdat er voldoende narratieve orde is om de oversteek naar de lezer te maken, balancerend op een klein vlot van taal.

Schrijvers denken veel na over de literaire chaoskampf. Er zijn stapels boeken van schrijvers over schrijven en ik ken geen schrijver die ze niet leest. Ik lees ze zelf ook graag, nee, ik lees ze gretig, altijd op zoek naar inzicht, naar houvast, want de rauwe ervaring van het schrijven laat zich het beste beschrijven als een weliswaar opwindend maar niet altijd plezierig net-niet-verzuipen. Hoe werkt het? Wat is de sleutel? Wat zijn de regels? Hoe en waar ontstaat literatuur? Waarin onderscheidt de literaire vorm zich van andere vormen?

Om dit stuk te schrijven nam ik de stapel nog eens door aan de hand van de aantekeningen die ik er indertijd in maakte. Getuige de hoeveelheid strepen, uitroeptekens en krabbels in de marge maakten de Frans-Tsjechische schrijver Milan Kundera (1929 – 2023), de Italiaanse schrijver Italo Calvino (1923 – 1985) en de al genoemde Annie Dillard de meeste indruk op me. Al bladerend vind ik een paar thema’s bij ze waar ik me nog altijd goed in kan vinden.

Schrijven is zoeken naar vorm in vormeloosheid.

Zo is er het idee dat literatuur een specifieke vorm van kennis is – of in elk geval van zoeken naar kennis. Kundera stelt dat je de ‘cognitieve mogelijkheden’ van de roman moet zien te benutten. Laat de roman zeggen wat alleen een roman kan zeggen. De implicatie is dat de roman unieke eigenschappen heeft en wat Kundera betreft schuilen die in het genereuze karakter ervan: vrijwel elk genre is bruikbaar in een roman, van poëzie tot essay en van sprookje tot reportage. Ook voor Calvino is literatuur een zoektocht naar kennis: unieke kennis over hoe het is om te bestaan, als mens, hier op deze aarde. De roman is de enige vorm die we nog hebben om een ‘grote greep’ te doen, schrijft hij, om het leven in zijn geheel te kunnen zien. En ook Annie Dillard houdt de lezer zoiets voor. Het doel van literatuur is om dieper in het leven door te dringen en het zo ‘intenser’ te beleven. Ze formuleert het effect als ‘wakker geschud worden’.

Een tweede gemeenschappelijk thema dat ik vond is de tegenstelling tussen literatuur en kitsch. Kundera beschrijft kitsch als de esthetiek van het cliché, van simplisme en gemakzuchtige opinie. Literatuur wil daar niet van weten, zegt hij, en zoekt naar complexiteit, ambiguïteit en ongerijmdheden. Kitsch is geruststellend, literatuur juist niet, en dat is precies de waarde ervan. Calvino formuleert die ambitie als behoud van betekenisvolle taal. Hij ziet hoe modern taalgebruik is verworden tot een uniforme korst die betekenis suggereert maar niet werkelijk heeft. Hij heeft het over een ‘taalplaag’ die zich uit in een ‘een reflex om expressie terug te brengen naar de meest generieke, anonieme, abstracte formuleringen en de betekenis te verdunnen, de expressie te smoren, en elke vonk te doven die ontstaat bij de botsing van woorden met nieuwe omstandigheden.’

Een derde gedeeld thema dat ik vond noemde ik al: dat creativiteit schuilt in een chaoskampf. Schrijven is zoeken naar vorm in vormeloosheid. Ik haalde Dillard al aan met haar zin als ‘sonde’ waarmee ze naar narratieve orde zoekt. Kundera heeft het veel over de ‘architectuur’ van een roman. Hij beschrijft zijn romans als pogingen een handvol troebele termen ‘op te helderen’. Italo Calvino koppelt de literaire chaoskampf zonder blikken of blozen aan de tweede wet van de thermodynamica die beschrijft dat energie van lieverlee zal vervallen tot een vormeloze, uniforme chaos. Geef het wat tijd en het heelal is een gelijkmatige soep van energie en materie waarin niets meer gebeurt. Zo ver is het gelukkig nog niet, schrijft hij. In dat onderliggende proces van verval wordt de energie hier en daar gebundeld en ontstaan eilandjes van orde, zoals de literatuur, waar vorm en betekenis worden gevonden. Maar net als we opgelucht willen ademhalen benadrukt hij de tijdelijkheid van die orde. De literaire vorm is ‘niet gestold, niet definitief, niet verhardt tot minerale onbeweeglijkheid, maar levend, als een organisme’ – totdat, zo mogen we aannemen, ook dat leven smoort in een kille soep.

***

Leuk en aardig, al die inzichten, maar veel houvast bij het schrijven bieden ze niet – houvast in de zin van ambachtelijke regels over stijl, compositie, ontwikkeling en al die dingen. Het schrijven blijft met al die wijsheid dat net-niet-verzuipen. Al dat geschrijf over schrijven helpt hooguit om beter na te denken over het eigen geschrijf, en dan alleen achteraf, om beter te begrijpen wat je nou eigenlijk hebt geschreven –niet dat je daar ooit echt achter komt.

Elke roman, schrijft Kundera, houdt de lezer voor dat niets simpel is. Met die boodschap krijgt literatuur in het huidige klimaat als vanzelf een politiek, geëngageerd karakter. 

Logisch misschien. James Wood wijst op het glibberige karakter van de literaire vorm. ‘De roman is de virtuoso van de uitzondering’, schrijft hij, ‘hij wurmt zich altijd uit onder de regels die we hem proberen op te leggen.’ En misschien is dat juist het punt, niet houvast, maar een gebrek aan houvast. Iets in de literaire vorm maakt dat ze fluïde wil blijven; ze heeft een houdini-achtig karakter; ze probeert koppig iets van onbestemdheid vast te houden. Of nog anders geformuleerd: de literaire vorm wil dat de onderliggende chaoskampf voelbaar blijft. Orde is nodig maar moet meteen worden ondermijnd; een perspectief is gewenst maar moet onmiddellijk worden gerelativeerd; een uitkomst is het doel maar moet in de volgende regel op losse schroeven worden gezet. Juist met die onbestemdheid, ambiguïteit en ongerijmdheid doet de literaire vorm recht aan het basale karakter van de werkelijkheid waar Calvino het over heeft, dat entropisch proces, een onverbiddelijk verval van orde waarin hier en daar eilandjes van orde kunnen opbloeien, zij het niet voor lang. 

Ik denk steeds vaker dat in dat grimmige perspectief het wezenlijke engagement van literatuur ligt. In een tijd waarin de puntige tweets ons om de oren vliegen, de pakkende slogans van de spin doctors, de talking points van de politici, de stellige opinies aan de tafels van de talkshows, de leugens van een ex-president, het parmantige gezwets van influencers, de voorspelbare scheldpartijen van de volkswoede, de suikerspin van de reclamemensen, het gelul van de voetbalexpert, diepe zucht, is literatuur een plek waar al dat simplisme moet wijken. Elke roman, schrijft Kundera, houdt de lezer voor dat niets simpel is. Met die boodschap krijgt literatuur in het huidige klimaat als vanzelf een politiek, geëngageerd karakter. 

Dat is met wat goede wil een hoopvol besluit en reden genoeg om door te schrijven, om literatuur serieus te blijven nemen, ook al is dat tegen de verdrukking in. Literatuur is nog een van de weinige onderwerpen waar ik het zonder sarcasme over kan hebben – zonder intellectuele gêne. En met dat net-niet-verzuipen blijft het schrijven zelf ongelooflijk opwindend en verontrustend. Annie Dillard vergelijkt het met het alligatorworstelen dat in het zuiden van de VS populair is: elke zin weer hang je om de nek van een alligator, in een modderige poel, zonder enige garantie dat je wint. Op dit punt gekomen beschrijft ze een werkelijk voorval, in Florida, waar een jongeman en een alligator worstelen in zo’n modderige poel, gadegeslagen door publiek. Op zeker moment verdwijnen de twee onder water. Even later stijgen er wat luchtbellen op. Weer even later kleurt de poel rood. De toeschouwers kijken elkaar aan, staan op en gaan bedrukt naar huis. Het duurde een week, schrijft ze, voordat het lichaam van de jongen werd teruggevonden. 

Genoemde titels

Italo Calvino, Six memos for the next millennium (1988)

Annie Dillard, The writing life (1989)

Milan Kundera, The art of the novel (1986)

James Wood, How fiction works (2008)