Ze cijferen zichzelf steeds verder weg, houden hun verdriet en woede voor zichzelf, tot er niets van hen over lijkt. Ze hebben bijna altijd een ingewikkelde relatie met op zijn minst één ouder en ze hebben biseksuele trekjes, maar eindigen meestal toch met een man. Ze laten zich (seksueel) gebruiken, omdat ze het gevoel hebben dat ze dat verdienen, omdat ze niets liever willen dan dichtbij iemand zijn. Overdadig wordt benadrukt hoe weinig ruimte deze vrouwelijke hoofdpersonages innemen, maar in de literatuur kun je haast niet om ze heen.
Natuurlijk ben ik niet de enige die Rooney’s magere personages is opgevallen. Een artikel getiteld ‘Why Are All The Characters In Sally Rooney’s Novels So Thin?’ verscheen in september op de website van de Amerikaanse Vogue. ‘Rooney’s female protagonists mope wanly, swoon with hunger, and tremble during sex,’ schrijft Emma Specter in het stuk. ‘While the men respond almost fetishistically to their slight forms and perceived weakness.’
Is het eerlijk dat Specter haar artikel enkel ophangt aan de uitgehongerde vrouwelijke hoofdpersonages in haar boeken? Als je het mij vraagt zou je op de plek van Rooney’s naam ook die van talloze andere schrijvers kunnen zetten. Denk bijvoorbeeld aan My Year of Rest and Relaxation van Ottessa Moshfegh, of, dichter bij huis, Drift van Bregje Hofstede. ‘The Afflicted Women-trope’, noemde schrijver Lesli Jamison het in haar essay Cult of the Literary Sad Woman (2019): ‘a three-part equation between sadness, intensity and profundity.’
Uit pure recalcitrantie heb ik Rooney’s nieuwste boek (nog) niet gekocht. Wat ik wel meenam uit Dublin is Goodlord, van de Britse Ella Frears. Een haarscherp, grappig en heerlijk woedend boek dat qua vorm ergens tussen roman, e-mail en gedicht valt. Het opent met een bericht dat het hoofdpersonage ontvangt van haar makelaar. Of ze even een account aan wil maken bij Goodlord om haar huurcontract te verlengen.
Wat volgt is een even vaak krachtig als kwetsbaar relaas gericht aan de makelaar over onze huidige obsessie met eigenaarschap. En hier kom ik met mezelf in de knoop. Want hoewel het hoofdpersonage in Goodlord wel degelijk anders is dan de horde spookachtige vrouwen waarmee veel andere boeken gevuld zijn, ze is strijdlustig en goed gebekt, worden ook háár grenzen overschreden en heeft ze behoorlijk wat trekjes van The Afflicted Woman.
Toegegeven, het heeft een functie binnen het thema van het boek: het hoofdpersonage woont voor een belachelijk hoog bedrag in een vochtige kelder van een huurbaas die er hoogstwaarschijnlijk warmpjes bij zit. Die hedendaagse vorm van uitbuiting weerspiegelt zich in de relatie die ze met haar lichaam heeft: nergens mag ze vrij en kosteloos ruimte innemen. En toch irriteert het me. Hoe komt het dat de honger naar liefde, een plek in de wereld, succes, wat dan ook, van het vrouwelijke personage zich haast altijd vertaalt in een uitgemergeld lijf? Het lijkt wel alsof we ons enkel in de pijn van een vrouw kunnen inleven als haar eetlust afneemt en haar botten zichtbaar zijn. Waar zijn de lijven die uit hun voegen barsten van verlangen, verdriet, woede of welke andere emotie dan ook?