Een overvloed aan liefde – een essay van Brecht de Backer

Na een relatiebreuk kan het voelen alsof alles wat je kent er niet meer is. In dit essay probeert auteur Brecht de Backer grip te krijgen op de ingewikkelde lagen van liefdesverdriet en staat ze stil bij de verhalen die haar hierbij hielpen: 'De binnenwereld van een ander inkruipen maakt het soms makkelijker je te verhouden tot die van je verwarde zelf.'

Tags

Essay Liefde

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Een overvloed aan liefde. En een klein beetje gehuild.

Het is inmiddels dertien jaar geleden, maar dat eerste grote liefdesverdriet kan ik me nog kraakhelder voor de geest halen. En dan met name het eerste telefoongesprek dat ik voerde met mijn ex-vriendin, enkele maanden nadat we uit elkaar gingen. Na vijf jaar samen bleef het voelen alsof ik een verkeerde werkelijkheid in was geslingerd. Het moest een ongelukkig foutje zijn, een glitch in the matrix. Vic nam op en vroeg hoe het met me ging. In plaats van te antwoorden met een simpel ‘goed’, of iets in die aard, antwoordde ik met een incoherente stroom van vragen en stellingen; Pure wanhoop, overrompelend zelfmedelijden, onnodige zelfkastijding en, niet te vergeten, een frappant gebrek aan enige vorm van zelfbehoud. Stotterend en schipperend tussen smeekbedes als ‘we hadden het toch goed samen’ en gepijnigde verwijten als ‘ik weet niet hoe ik jou ooit nog zou moeten vertrouwen’. Aan het einde van dat gesprek kwamen we tot de conclusie dat niets ooit nog zou zijn wat het geweest was. Ik moest de glitch aanvaarden als mijn nieuwe realiteit.

Dit moment, ik bevond me ergens in de buurt van Ljubljana, waar ik al uren in ongemakkelijke sandalen langs de oever van een rivier liep, herinner ik me zo helder omdat dat het dal was. En in dat dal moest ik leren invulling te geven aan het uitgestrekte leven dat voor me lag, zonder háár. Zonder dat huis aan zee waar we zouden wonen, zonder die dalmatiër die we Guillaume zouden noemen, zonder die bloemenzaak die we in Italië zouden beginnen als we ouder waren. Zonder die héle toekomst, die we samen tot in de details uitgedacht hadden. En wat ik vooral moest leren: hoe van dat vooruitzicht iets te maken waar ik naar uit zou kunnen kijken. 

Die nieuwe realiteit nam gedurende de maanden daarna steeds beter vorm aan. Tot het toekomstbeeld dat we samen gecreëerd hadden, volledig ingeruild was voor een beeld dat zich alleen voor mij gevormd had. Vanaf dat moment kwamen er ook weer nieuwe liefdes op mijn pad. Niet veel, maar ik noem ze toch graag ook grote liefdes, omdat ik van elk van hen hield en dat maakt het voor mij, nu ik op die tijd terugkijk, allemaal groots. Per slot van rekening was het de liefde van Griet die zo puur en vol overgave was dat ik onverhoeds ook weer van mezelf leerde houden. Door de liefde van Janna werd ik bedreven in het ontdekken van mijn eigen lichaam. De liefde van Ro was dan weer zo lichtvoetig, dat het mij zelf gelukkig ook wat minder zwaar op de hand maakte. Het verdriet dat volgde op die breuken was vorstelijk, maar in het licht van die eerste keer, werd alles relatief snel en soepel in perspectief geplaatst. Tenslotte waren er nooit grote concessies gedaan, veranderde er na de breuken niet veel wezenlijks en was hetgeen wat overbleef nadat het prille verdriet geweken was, nog steeds simpelweg de liefde waarmee het allemaal begon. Mijn twintiger jaren kunnen in feite zo opgesomd worden: een overvloed aan liefde. En een heel klein beetje gehuild. 

Tegen de tijd dat ik mijn dertiger jaren in rolde, leerde ik R. kennen en alles was plots anders. Waarom het anders was, had met veel te maken, maar misschien nog wel het meest met de nieuwe levensfase. In de jaren dat we samen waren vonden er veel vormende gebeurtenissen plaats. Mijn kind werd geboren, er ging een ouder verloren. De ene stad werd voor de andere verwisseld, een gezamenlijk thuis gecreëerd. Er waren veel hormonen en nog meer slaaptekort. We doorstonden samen een ongewoon aantal crises en deelden net zoveel gelukkige mijlpalen. We trotseerden niet alleen een pandemie, met twee kinderen onder onze hoede, we hebben bovendien ook zo’n vijf IKEA bouwpakketten in elkaar gezet. Zónder ruzie. Zij schreef haar eerste boek en ik stond aan haar zijde. Ik schreef mijn eerste boek, zij stond aan die van mij. We werkten veel en vierden onze successen samen. We genoten van de vrije dagen, ontbijt op bed met onze kinderen tussen ons in geperst. Af en toe verdween ze even, waarom dat zo was heb ik nooit echt geweten, maar uiteindelijk kwam ze altijd weer terug. Na een vijftal jaren vroeg ze opeens een ring, en ik gaf er een. Meteen.

Voor ik het wist, waren er jaren voorbij gevlogen en was niets in mijn leven nog zoals het was vóórdat ik haar leerde kennen. Ik was niet meer wie ik was vóór ik haar leerde kennen. Kwam dat door de liefde, of de tijd, of allebei? En was het erg, miste ik mezelf? En zo ja, wie miste ik dan?

En toen gingen we uit elkaar.

Het verdriet wat volgde op die breuk, was van een totaal andere orde dan ik eerder meegemaakt had. Ik weet nog dat ik een paar weken na ons laatste gesprek in de spiegel keek en minutenlang apathisch bleef terugstaren. Zelden heeft iets zoveel impact op me gehad als het niet meer herkennen van mijn eigen spiegelbeeld. In de haast der jaren was ik ongemerkt iets kwijt gespeeld waarvan ik niet eens wist dat ik het kwijtspelen kon. Dat verlies bleek vele malen moeilijker te herstellen dan alle vorige keren dat mijn hart brak. Het was alsof ik voor het allereerst liefdesverdriet had, maar dan om mezelf. 

Het was, op z’n zachtst gezegd, een wankele periode, waarin het vooral boeken waren die me nog iets van grip gaven. De binnenwereld van een ander inkruipen maakt het soms makkelijker je te verhouden tot die van je verwarde zelf. We zijn immers narratieve wezens en hebben verhalen nodig om de wereld en onszelf van structuur te voorzien. Ik had verhalen nodig om mijn verdriet vorm te geven. Verhalen die tonen hoe bijzonder, gelaagd en precair een symbiose tussen twee mensen is. Hoe makkelijk die ook uit balans kan raken als je even niet goed oplet. Twee romans die daar knap woorden aan geven zijn Splinters van Leslie Jamison en Het Liefdespaar van de eeuw van Julia Schoch. Een van mijn beste vriendinnen gaf me de boeken cadeau nadat ik haar verteld had hoe complex ik het zelf vind om over liefdesverdriet te schrijven. Hoe je er onverbiddelijk diep in moet duiken én tegelijkertijd boven moet zweven om niet verloren te lopen in je eigen begrensde perspectief. Jamison en Schoch gaven me voorbeelden van hoe je liefdevol en zacht over de sneuvelende liefde kan schrijven. Ze doen niet aan slachtofferdenken en maken er ook geen afrekening van, maar laten juist de schoonheid zien die zelfs de desillusie overleeft. Ze schrijven respectvol, onderzoekend en twijfelend over de teloorgang van hun relaties en het verdriet dat daarbij komt kijken. Ze lijken te weten dat de liefde simpelweg niet te verstaan valt. En het verdriet erom, evenmin.

Een film die dat ook prachtig doet is Marriage Story van regisseur Noah Baumbach. In 2019 zag ik de film voor het eerst en ik begreep destijds niet wat het probleem van die twee hoofdpersonages, gespeeld door Adam Driver en Scarlett Johanssen, nu eigenlijk was. Ze hielden toch overduidelijk van elkaar, ze hadden een kind, ze deelden een leven en interesses. Waarom was dat niet genoeg? Twee jaar geleden, toen mijn relatie net beëindigd was, keek ik de film opnieuw. Dit keer begreep ik alles. Ik begreep hoe je zoveel van iemand kunt houden dat je compromissen maakt die te groot zijn. Hoe je zo met iemand kunt versmelten, dat niet meer duidelijk is welke gedachten van jou zijn en welke van de ander. Ik begreep hoe je jezelf kleiner kunt maken, zodat de andere kan groeien. En ik begreep vooral dat je op een dag wakker kunt worden en niet meer weet wat het precies is dat jou jou maakt. Dat die ander je niet meer ziet, omdat jij jezelf onzichtbaar hebt gemaakt. Dat dat niemands schuld is, maar dat je desalniettemin op diezelfde dag kunt besluiten dat het genoeg is. En toch nog steeds zielsveel van elkaar kunt houden.

Wat er zowel in die film, als in de boeken van Jamison en Schoch, ook subtiel wordt geïllustreerd, is de pijn van het ongemerkt ouder worden. Dat je ergens in je dertiger jaren een paar minuten stilstaat, te midden van al het drukke geraas van al dan niet kinderen krijgen, een gezin stichten en carrière najagen. En dat je in die stilstand naar je leven kijkt en plots beseft: het ligt niet langer alleen maar voor me. Er zijn afslagen genomen waarbij geen omkeren meer mogelijk is. Je bent zelf ook veranderd, op fundamentele manieren. En de brede waaier aan toekomstbeelden waaruit je lange tijd nog wat onderzoekend kiezen kon, is ineens schrikbarend kleiner geworden. Het maakt dat een gebroken hart plots veel meer over jou dan over de ander gaat.

Tijd is een illusie. Onze ervaring van tijd bestaat voor ons louter uit onze herinneringen, schrijft de natuurkundige Carlo Rovelli in zijn boek L’Ordine del Tempo. Het is een nostalgie. Het verdriet voor iets wat nu afwezig is. Al is het niet de afwezigheid die ons verdriet doet, maar juist affectie en liefde. Zonder affectie, zonder liefde zou de afwezigheid ons geen pijn doen. In het verlengde daarvan zou je kunnen besluiten dat tijd dus niets anders is dan liefde. Zelden wordt de waan van een lineaire tijd meer voelbaar dan wanneer je liefdesverdriet hebt. De periode tussen een breuk en herstel is een vage tussenruimte met een vage tussentijd. Het niet-weten staat centraal. Vrede leren nemen met het verlies over de zekerheden in het leven waar je over dacht te beschikken, dat ís liefdesverdriet. De romans en gedichten die me vooral door het eerste jaar sleurden, zijn dan ook niet de usual suspects die al te opzichtig over liefdesverdriet gaan, maar juist de verhalen die zich afspelen in die tussenruimtes en die tussentijd. Zo verloor ik mezelf ochtenden, middagen en avonden lang in Beer van Marian Engel, De Wand van Marlen Haushofer, Langs de kustlijn van Dorthe Nors en Soto Voce van M. Vasalis. In die verhalen kwam ik delen van mezelf tegen die ik herkende. Het zijn verhalen waarin vrouwen teruggeworpen worden op zichzelf en leren omgaan met hun naakte kwetsbaarheid. Het gaat over het afgesneden zijn en jezelf verloren wanen in een totaal onverschillig universum. Het gaat over eenzaamheid en over de hunkering naar connectie met een ander. Deze verhalen leerden me dat dat een ander mens kan zijn, maar ook een dier, een plaats, een herinnering, de natuur en bovenal je eigenste ik. Zonder de pijn weg te nemen of eenduidige oplossingen aan te bieden, maakten Engel, Haushofer, Nors en Vasalis die periode dragelijk voor me. Meer dan dat: door hun ogen leerde ik weer voorzichtig naar mezelf kijken. Ontdekken wie dat was. 

Liefdesverdriet is onnoemelijk gelaagd, en oogverblindend knap in al die complexiteit. Wat liefdesverdriet voor mij iets maakt waar ik met grenzeloze nieuwsgierigheid naar ben gaan kijken, is dat het in staat is een caleidoscopisch beeld te geven van wat het betekent mens te zijn. Vrijwel iedere emotie op het spectrum ligt erin verscholen. Van schaamte en schuld tot hoop en vertrouwen, ze komen allemaal wel minstens één keer voorbij. Soms zelfs allemaal op één en dezelfde dag. Dat is op zich best magisch. In het hebben van liefdesverdriet, bestaat de kans de volheid van het menszijn te ervaren en te ontdekken wat het betekent om dit leven in al zijn gelaagdheid aan te gaan. Liefdesverdriet is iets wat je jezelf ook moet durven gunnen, als het zich aandient.

Maar ik heb uiteraard makkelijk praten, twee jaar later. Aan al die theorieën over de schoonheid van liefdesverdriet heb je natuurlijk geen ene zier als je er middenin zit. Maar laat me dan in ieder geval nog dit delen: het had een lange incubatietijd, maar wat Marriage Story me uiteindelijk leerde is iets wat Nora, de briljante advocate, zegt over het liefdesverdriet dat bij scheiden hoort: I want you to listen to me, what you’re doing is an act of hope. Do you understand that? You’re saying, I want something better for myself.

En dat is precies wat liefdesverdriet ook is, los van alle kommer en kwel. Een periode van hoop. Van afscheid, maar vooral ook van vernieuwing.

In het boek A Philosophy of Loneliness stelt filosoof Lars Svendsen dat ergens om geven, ergens van houden en ergens voor zorgen, het leven betekenis geeft. Het vormt wie je bent en bijgevolg ben je ook waar je van houdt. Wat de liefde volgens Svendsen zo mooi en complex maakt, is het feit dat je identiteit niet ergens diep in jezelf verankerd ligt, maar juist in de intieme relaties die je hebt met anderen. Jezelf bekijken door de ogen van iemand waar je van houdt, geeft je een completer beeld. Alleen is dan ook de grote keerzijde van het aangaan van relaties, dat wanneer die relatie wegvalt, het een gigantisch verlies van het ‘zelf’ kan veroorzaken. 

Hoewel ik nu uit eerste hand heb ervaren dat dat inderdaad kan gebeuren, en hoe schrijnend pijnlijk het is, zou ik het toch geen keerzijde noemen. Hoe kan je het een keerzijde noemen als dat verlies betekent dat je een hernieuwde relatie met jezelf aangaat? Er is niemand in dit leven waar je het zo onomstotelijk mee moet leren rooien als met jezelf. De blik van R. viel dan misschien weg, maar in die van mijn kind vond ik weer iets van mijn eigen onbevangenheid terug. In die van mijn vrienden het teugelloze en onbeschroomde. In die van mijn familie, de mildheid en compassie. Dat ik mezelf in die bizarre tussentijd heb kunnen herinterpreteren en mijn leven daarnaar hervormen, maakt het de meest waardevolle periode van mijn leven. Alleen al daarom ben ik dankbaar voor alle liefde die er ooit was. En, overigens, altijd ook zal zijn. In de natuurkunde kennen we immers de wet van behoud van energie: energie gaat nooit verloren. Dat is met liefde, geloof ik, net zo.