Als je opgroeit zijn de mensen om je heen verlengstukken van wie jij zou kunnen worden, tenzij je de middelen en het privilege bezit om vastgeroeste patronen te doorbreken. Sommigen lukt dat al op jonge leeftijd door bijvoorbeeld te excelleren op school. Anderen leven eerst een vorig leven. In mijn vorige leven vond ik veiligheid in de comfortabele onwetendheid over waar mijn voorouders geworteld waren, en wat dit voor mij betekende. Ik was vrij van ongemak en pijnlijke antwoorden. Totdat ik brak.
Van de een op de andere dag was ik bang voor alles wat voorheen vanzelfsprekend was. Opeens durfde ik niet meer naar buiten, leefde ik tussen waanbeeld en paniekaanval zonder daar een woord over te reppen. Eenmaal (en met tegenzin) in therapie werd ik geconfronteerd met de sporen van mijn geschiedenis. In de roman In het oog van Marijke Schermer spreekt het hoofdpersonage over twee soorten mensen. Mensen die kijken naar iets pijnlijks om het onschadelijk te maken, en mensen die niet kijken naar iets pijnlijks om het onschadelijk te maken. Ik behoorde tot die laatste groep, tot die strategie mij niet meer beschermde. Ik koos ervoor erover te schrijven.
Het verhaal van mijn familie ziet er, kort door de bocht, zo uit: Van God in Frankrijk in voormalig Nederlands-Indië, naar niet-welkom-dus-stilzwijgend-aanpassen in het naoorlogse koude Holland. Tussen het paradijs en de overtocht vond ‘onze’ Tweede Wereldoorlog plaats: tijdens die Japanse bezetting werd een deel van mijn familie geïnterneerd in kampen omdat ze van Indo-Europese afkomst waren, een ander deel leefde in armoede als buitenkampers onder streng Japans regime. Bij ‘thuiskomst’ na de Tweede Wereldoorlog en/of de onafhankelijkheidsoorlog werd ‘ons’ geleden leed decennialang overgeslagen. Geen erkenning bij aankomst, geen herdenking voor de slachtoffers uit Azië.
Dat Zachtop lachen een momentopname is van een vrouw die aan het begin staat van een zoektocht, is voor mij een gegeven. En dat mijn eigen zoektocht intussen gepaard gaat met nieuwe inzichten is zo vanzelfsprekend als zwemmen, slikken, fietsen en het feit dat je aan het eind van een lange dag ooit wel een keer in slaap valt. Maar wat als die nieuwe inzichten je ook anders naar je eigen eerdere verhaal laten kijken?
Waarom begon ik mijn zoektocht met de Tweede Wereldoorlog in Azië? Misschien omdat dit het meest verboden onderwerp was toen ik opgroeide. Misschien omdat de vraag over de Tweede Wereldoorlog tijdens de geschiedenisles op school het eerste moment tekende waarop ik me anders voelde, omdat mijn verhaal niet overeenkwam met het verhaal van mijn klasgenoten. Iets dat ik als wit persoon op een witte school tot dat moment helemaal niet kende.
Inmiddels ben ik me bewust van het privilege dat ik heb ten opzichte van mensen van kleur met een migratieachtergrond; velen van hen zijn niet in de gelegenheid hun achtergrond te negeren, omdat onze maatschappij dat helemaal niet toestaat. Ik ben een tussen-wal-en-’t schip-Indo. Indische mensen kunnen het aan mij zien, Nederlanders hebben geen flauw idee. Soms hoor ik bij de een, soms bij de ander. Ik kom in principe overal mee weg.
Door mijn zoektocht in het staartje van de Indonesische koloniale geschiedenis te laten beginnen, is Zachtop lachen een verhaal geworden waarin het leed van mijn hoofdpersoon en de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Azië centraal staat. Mijn voorouders bestaan uit slachtoffers (de doden) en helden (de overlevenden). Als kleindochter maak ik aanspraak op deze rollen, door me met mijn beschadigde oma te identificeren. Zij, die de coping mechanismen van haar oorlogstrauma aan mij heeft doorgegeven. Zij, die me door haar verborgen wonden liet inzien dat ik de kans had om het anders te doen.
Begrijp me niet verkeerd, dat is niet ‘fout’ of ‘slecht’. Sterker nog, ik ben apetrots op mijn debuut. Het is een belangrijk verhaal waarin veel mensen van verschillende generaties en afkomst zich herkennen. Romans spelen zich af tussen de regels van de absolute waarheid. Je hebt de vrijheid je verhaal te richten op een specifiek tijdsbestek van een groter geheel, mits je als schrijver je oogkleppen durft af te doen en niet enkel blijft hangen in het slachtofferschap en de onderdrukte positie van je eigen verhaal. En ja, dat is ongemakkelijk.  
Ongemakkelijk: door het Japanse interneringskamp te centraliseren en weinig nadruk te leggen op de positie van Nederland voor en na de Tweede Wereldoorlog stap ik in Zachtop lachen misschien wel te makkelijk over de koloniale geschiedenis heen. Ik benoem het wel, maar al te subtiel en tussen de regels.
Ongemakkelijk: ik omschrijf hoe mijn oma dacht over mensen onderaan de welvaartsladder. Zo zouden Javanen (kindermeisjes, kokkinnen, tuinmannen) volgens haar zonder de westerse beschaving niet goed kunnen werken en baat hebben bij aansturing van bovenaf. In voormalig Nederlands-Indië huisde een racistische klassenmaatschappij die vandaag de dag nog steeds doorwerkt in de ongelijkheid binnen onze samenleving. Toen mijn oma naar Nederland kwam zouden zij en haar medevluchtelingen zonder de westerse beschaving niet goed kunnen werken en baat hebben bij aansturing van bovenaf. De koloniale ironie en Europese arrogantie gaan hand in hand, over land en zee.
Ongemakkelijk: in Zachtop lachen huist naast de liefde voor de Indische cultuur en het slachtofferschap van mijn oma ook een ander verhaal. De redenering waarin lichtere superioriteit ten opzichte van iemand met een donkerdere huidskleur wordt goedgepraat door het bekende ‘ja maar wij brachten wel de beschaving?’ riedeltje.
Ongemakkelijk: een pijnlijk feit is dat de meeste mensen met een Indo-Europese achtergrond – hier ga ik kort door de bocht – voor een deel bestaan uit de Europese kolonisator én de inheemse gekoloniseerde. Ons dubbelbloed als symbool van welvaart en onderdrukking. Gek genoeg komt de complexiteit van de Indische identiteit nauwelijks aan bod tijdens optredens, lezingen of schoolbezoeken. Het negeren van de zwarte regels, de neerbuigende kijk van mijn oma op de oorspronkelijke bewoners van Indonesië, uit mijn eigen boek gaat ook mij verbazingwekkend goed af. We lezen er maar al te graag overheen.
We leven momenteel in een wereld waarin het heden rijmt op de schaamte van de geschiedenis. Toch is de schaamte ver te zoeken. Fascisten (ze noemen zichzelf demonstraten) lopen Hitler-groetend en zwaaiend met prinsenvlaggen door de straten. Politici voeren campagne vanuit hun haatdragende onderbuik en voederen de ‘echte’ Nederlander met ongefundeerde racistische waanbeelden; als hongerige eendjes in de opvriezende Hollandse bijt, ‘echte’ Nederlanders vreten oud brood als zoete koek.