Ik wil eerst alles weten om het vervolgens niet te gebruiken

In De straaljager, de nieuwste roman van Vrouwkje Tuinman, duikt de auteur in het leven van de eigenzinnige Jan Mieremet (1885-1967). Een man waar je over kan blijven schrijven, zo bleek. Naast magnetiseur, explicateur bij stomme films, orkestleider, bodemonderzoeker, pianist en cabaretier was Mieremet Nederlands bekendste wichelroedeloper en bestrijder van ‘aardstralen'. In dit essay geeft Tuinman ons een kijkje in haar uitvoerige vooronderzoek en vertelt ze hoe ze uiteindelijk ook fictie toeliet in dit portret.

Thema

Doe Het Toch Maar

Tags

Essay Schrijven
foto: Sil Moison

Word ILFU Member en kijk al onze programma's online terug

Nu de eerste maand gratis

Op 2 september 2023 begon ik een nieuw opschrijfboekje dat exclusief gewijd was aan aardstralen, vermeende ondergrondse krachten die invloed uit zouden oefenen op alles wat daarboven leeft. Uit mijn andere moleskines/paperblanks/van omroepen gekregen imitaties – ik heb er op elk moment een stuk of vier in gebruik, wat heel handig is en ook totaal onoverzichtelijk – leid ik af dat ik toen al ruim een halfjaar bezig was met het onderwerp. Een hele tijd ging dat thema gelijk op met een aantal andere, waaronder spiritisme, mediums en vooral ook allerhande alternatieve genezers. Gaandeweg nam een van hen, Jan Mieremet (1885-1967), een sprint en begon mijn aantekeningen te domineren.

Het winnende scrabblewoord ‘aardstralenbestrijdingskastjesverkoper’ kreeg de afkorting afk. Het door Mieremet uitgevonden Poverni-apparaat  noemde ik vanaf nu P. De naam zelf is trouwens al een samenstelsel, van Potentiaal Verschillen Nivelleren. Dat vertelt meteen wat het ding zou doen: krachten neutraliseren om negatieve gevolgen daarvan op mens, dier en plant te voorkomen. De partijen die tegen Mieremets levenswerk in het geweer gingen hadden meestal al een bekend acroniem: KNAW, TNO, enzovoorts. De dag waarop ik uitvond dat Mieremet, na decennia langs boerderijen, ministeries, woonhuizen en scholen te hebben gereisd met zijn wichelroede en zijn kastjes, een huis liet bouwen dat hij De straaljager noemde, wist ik dat ik een titel had.

Mieremet in 1948 in Zandvoort, met zijn Poverni in handen.

In het nieuwe boekje ontstond een warrige tijdlijn, vol pijlen en asterisken omdat ik mezelf per jaar te weinig regels had gegund. Mijn hoofdpersoon, of in elk geval de man waarop hij gebaseerd was, bleek zijn hele roerige leven alles te hebben gedaan om zichtbaar te zijn. Als aardstralenbestrijder, maar ook in allerlei andere rollen. Hij adverteerde voor zichzelf als onder meer magnetiseur, explicateur bij stomme films, orkestleider, bodemonderzoeker, pianist en cabaretier. Hij publiceerde boekjes over hoe volgens hem een onderaards krachtveld kon leiden tot mislukte aardappeloogsten, doodgeboren kalveren en kanker bij de mens.

Daarnaast schreef hij over de manier waarop de overheid, de wetenschap en de kerk de gewone man klein wilden houden. Hij sprak door heel het land en reisde rond met een zelfgeproduceerde bioscoopfilm. Wanneer het maar kon, stuurde hij een bericht uit aan de media, of belegde zelfs een persconferentie.

Voor ik een roman kan produceren, moet ik de journalist in mij aan de slag zetten. Het eerste jaar dat ik met De straaljager bezig was zat ik vooral in archieven, waar ik dingen vond die vooral nieuwe vragen opriepen waarvoor ik naar andere archieven moest. Ondertussen probeerde ik uit te vogelen of er nog nazaten van mijn hoofdpersoon te vinden waren, liefst mensen die hem ook echt meegemaakt hadden. Daarbij hielp het niet dat hij Mieremet heette. De eerste duizenden hits in elke zoekmachine leiden als je die naam intikt naar de bekende misdadiger John Mieremet. Ook in sociale media blijken hij en zijn eveneens schimmige afstammelingen verrassend veel fans te hebben.

Áls ik eens een Mieremet wist te verleiden tot een antwoord luidde dat vaak ‘ik wil niet met John Mieremet geassocieerd worden’ óf ‘kun jij uitzoeken of ik familie van John Mieremet ben?’ Uiteindelijk ben ik de stambomen van de beide heren, Jan en John, terug gaan volgen en bleken de wegen al ergens rond 1720 gescheiden te zijn. Dat was dan tenminste iets, al had ik er voor mijn boek niks aan.

Een zijdelings crimineel linkje vond ik trouwens wel. Mijn wichelroedeloper haalde in 1961 voor de zoveelste keer de krant. Dit keer omdat er een kluis uit zijn woning was gestolen met onder meer de bouwtekeningen van zijn aardstralenkastjes erin. Deze gebeurtenis reikte me een moment aan waarop mijn hoofdpersoon zijn leven en werk onder de loep kon (misschien wel: moest) nemen. De af en toe opduikende twijfel of ik zonder sprekende bronnen tot een boek zou kunnen komen zakte weg en zoals dat gaat, vond ik ze toen ineens vanzelf.

Nu ja, niet vanzelf. Via een heleboel omwegen wist ik kinderen op te duikelen van enkele van Mieremets medewerkers. Een ervan bleek óók zijn achterkleindochter. ‘Bel me maar!’ mailde ze. Het was inmiddels februari 2024 en ik had nog vrijwel niets geschreven. Van wie had ik toestemming nodig? Niet van mijn redacteur. Die vond al mijn research heerlijk, berichtte hij, maar wilde onderhand ook weten wanneer hij ‘iets kon lezen’. Nadat ik eenmaal bij de eerste nazaten langs was geweest, waarop al er al snel meer volgden, want voor het eerst in tijden hadden ze onderling weer contact, bleek dat ik ook hun zegen had.

Ik was zelf nog de enige die het mij moest toestaan te gaan schrijven. Zonder een proefschrift te gaan maken moest ik het gevoel krijgen dat, áls er ooit iemand moest promoveren op dit onderwerp, ik met afstand de meest geëigende persoon was. Of, zoals ik mijn redacteur appte: ‘Ik moet eerst alles weten om het vervolgens niet te gebruiken.’

Alles weten bestaat natuurlijk niet. Sterker nog, dat is deels waar De straaljager over gaat: de heen en weer schuivende grens tussen vermoedens en zekerheden, en dat zij die aan die scheiding willen morrelen woorden als ‘natuurlijk’ gebruiken.

De tekst gaat verder onder de slider

Nagelaten onuitgegeven manuscript van Mieremet
Afbeelding uit ‘De wereldkroniek’, oktober 1953

‘GA NOU FICTIONALISEREN!!!’ schreef mijn redacteur. Toen ik daar eindelijk mee begon was mijn verhaal al heel wat completer dan welke van mijn bronnen ook paraat had. Ik startte met een paar ‘makkelijke’ scènes, die me de ruimte gaven mijn hoofdpersoon te leren kennen. Een waarin hij als vertegenwoordiger in naaimachines het land door reist en zichzelf in de diverse pensions waar hij overnacht piano leert spelen. Een waarin hij als een soort duizenddingendoekje het geluid bij een film verzorgt: de muziek, de grindbak, de dialogen, alles tegelijk. Een waarin hij leert wichelroedelopen, ergens in de regio Dachau, totaal onwetend over het kamp dat daar in die tijd al werd ingericht.

‘Ik zit met je overgrootvader in de trein naar München,’ schreef ik aan een achterkleindochter. Of: ‘Ik zit nu met hem op de boot naar Amerika.’ Want zo ging het gaandeweg voelen: alle totaal ongelijkwaardige documenten en anekdotes die ik had verzameld maakten dat ik met deze eigengereide, gedreven man meeliep. Bijna de rook weg moest wapperen die uit zijn continu aanwezige sigaar pufte. Mee timmerde aan de drie aardstralenkastjes die ik in de loop van het proces wist aan te schaffen.

Ondertussen lukte het me eindelijk een deel van mijn boek totaal te verzinnen. Door een combinatie van brand, organisatorische verschuivingen en onverschilligheid (de heilige drie-eenheid van bijna elk archief) bleek er geen materiaal meer te bestaan over het politieonderzoek naar de drie weken lang spoorloze kluis. Dat gaf me ruimte voor een fictieve rechercheur die ik de naam Peeters gaf en gaandeweg voorzag van een paar ondergeschikten, een echtgenote en hardnekkige rugpijn. Door de ogen van mijn nieuwe tegenspeler kon ik de toch enigszins excentrieke figuur Mieremet en het al even curieuze fenomeen aardstralen portretteren zonder te hoeven beslissen of het allemaal ‘waar was of niet’ – iets waar iedereen naar informeerde, waarna ze wilden weten ‘of ik er al in geloofde’. Dat doet er niet toe, vond ik voor ik begon te schrijven, en vind ik nog steeds.

Een heleboel hoofdstukken bleken uiteindelijk vooral voor mijzelf functioneel. Ze hielpen me om het verhaal en de hoofdrolspelers te begrijpen, en verdwenen daarna in dezelfde bak als de feiten die voortkwamen uit mijn vooronderzoek.

Op 14 november 2025 verscheen De straaljager in het bijzijn van een stuk of zestien nazaten van Mieremet. Dat was best zenuwslopend. Het gebeurt niet bij ieder boek dat je én een lekker lezende roman probeert te schrijven én een man recht wil doen die niet zo lang geleden leefde. De zorgen waren achteraf gezien voor niets; de familie was heel blij elkaar weer te zien en een veel vollediger beeld van hun opa te krijgen dan ze zelf uit hun fotoboek konden halen. Sommigen hielden voor het eerst een Poverni vast. Anderen hadden er eentje meegenomen, zodat het ook een soort reünie van handgenummerde en -gestempelde kastjes was. Ik werd geïnterviewd door schrijver en radiomaker Jeroen van Kan, wiens overgrootvader een broer was van Mieremets eerste vrouw. Ik reikte een eerste exemplaar uit aan een betraande kleindochter.

Is het boek dan nu af? Ja. Maar het project geloof ik nog niet. Na mijn vorige roman Afscheidstournee (2016), waarin het lijk van de componist Paganini er 57 jaar over doet om een rustplaats te vinden, heb ik nog jaren af en toe een stukje gepubliceerd naar aanleiding van nieuw opgedoken feiten. Dit jaar kwam er zelfs iets aan het licht dat schreeuwt om een extra hoofdstuk. Een van de verhaallijnen in mijn boek over Mieremet was ook nog niet volledig uitgespeeld toen het al gedrukt werd. In een Rode Kruis-archief stond een documentje geregistreerd dat al ruim een jaar voor mij gezocht werd, deze zomer werd gevonden maar sindsdien verwikkeld was in een digitaliseringsproces. Terwijl ik dit artikel afrond, op 10 december, komt er een mail binnen: de map in kwestie is terug maar het stuk dat ik zoek zit er niet in.

Het is er, het is er niet. Het is een beetje zoals met aardstralen. Voor de zekerheid heb ik mijn inmiddels derde notitieboekje omtrent De straaljager altijd bij me.

De straaljager verscheen in november 2025 bij uitgeverij Cossee

Als rechercheur Peeters midden in de nacht naar een plaats delict wordt geroepen, treft hij daar een wat verwarde oude man. Zijn brandkast blijkt gestolen – en daar zat meer in dan geld alleen. Deze Jan Mieremet, ooit Nederlands bekendste wichelroedeloper, weet zeker dat het de dief te doen is om iets totaal anders: ‘Mijn hele leven zit in die kluis.’ Om het onderzoek op gang te krijgen, zal Peeters dat leven moeten doorgronden – Mieremet is uitgegroeid van melkboerknecht, pianist en magnetiseur tot een roemruchte aardstralenbestrijder. Zijn klanten komen uit alle rangen en standen, tot het Koninklijk Huis aan toe. Ondanks de kritiek en weerstand weet Mieremet naarmate hij ouder wordt met steeds meer zekerheid hoe de wereld in elkaar steekt. En dat hij die kennis moet uitdragen. De straaljager is het portret van een eigenzinnige man die door een heilig geloof in zichzelf anderen weet te redden. Een ongelooflijk maar waargebeurd verhaal over de aantrekkingskracht van alternatieve waarheden, over gedrevenheid en buiten de kaders durven leven.