Gerrit Kouwenaar op de Nacht van de Poëzie: Arjen Fortuins 5 favoriete voordrachten

Deze week verschijnt Men moet, Arjen Fortuins biografie van dichter Gerrit Kouwenaar. In afwachting van de veertigste Nacht van de Poëzie – die zaterdag 7 oktober plaats zal vinden in Tivolivredenburg – dook Fortuin het ILFU-archief in om zijn vijf favoriete Nacht-voordrachten van Kouwenaar samen te stellen. Met, hoe kan het ook anders, 'Men moet' op nummer 1.

Tags

Poëzie Nacht van de Poëzie Lijstjes
Gerrit Kouwenaar op de 17e Nacht van de Poëzie

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

1. men moet

men moet, tijdens de Nacht van de Poëzie van 2006

Toen Gerrit Kouwenaar begon te werken aan het gedicht dat ‘men moet’ zou worden, in december 1994, heette het nog ‘nieuwjaar’. 1994 was het jaar waarin Kouwenaars oude Vijftigers-strijdmakker Lucebert was gestorven, maar zelf was Kouwenaar nog op de toppen van zijn kunnen. Zijn bundel een geur van verbrande veren had hem veel nieuwe lezers gegeven, die hadden ontdekt dat Kouwenaars poëzie ook kon ontroeren. Hij was dus een dichter die nog iets moest, van zichzelf in elk geval. Tegelijkertijd is ‘men moet’ een gedicht dat zwanger is van het naderende einde en alles wat al is geweest: enige haast is geboden.

2. gedacht

gedacht, tijdens de Nacht van de Poëzie 1988

Gerrit Kouwenaar groeide op in een bad van taal. In het journalistengezin Kouwenaar wemelde het van de woordvondsten en taalgrapjes, iets wat Kouwenaar een levenslange voorkeur voor het spel met woorden gaf, bij voorkeur onder de noemer 'een grapje dat mag.' Voor zover de lichtheid zijn poëzie haalde, werd deze door het ernstgestuurde smaldeel van de Kouwenaarduiders vaak over het hoofd gezien. Soms was dat echter onmogelijk, zoals in de bundel data/decors uit 1971, het jaar waarin Kouwenaar de P.C. Hooftprijs won. Met ‘gedacht’ als een knipoogje van de dichter tussendoor.

3. heldenzangen: derde zang

heldenzangen: derde zang, tijdens de Nacht van de Poëzie 1988

In 1975 maakte Gerrit Kouwenaar drie ‘heldenzangen’ bij het album de ilias van homerus met 14 zeefdrukken van de Vlaamse kunstenaar Jan Cox, een jeugdvriend van Kouwenaar. De dichter, die weinig op had met vormvaste poëzie, schreef zijn heldenzangen in hexameters; het formaat van de bundel volledig volmaakte oneetbare perzik werd later aangepast zodat de dichtregels niet afgebroken hoefden te worden. In de gedichten verstopte Kouwenaar verwijzingen naar zijn vriendschap met Cox: de belga’s die erin voorkomen zijn een herinnering aan een septemberdag in 1939, toen Cox en Kouwenaar in een Antwerps bioscoopjournaal werden ingelicht over het begin van de Tweede Wereldoorlog. 

4. binnen

binnen, tijdens de Nacht van de Poëzie van 2006

In 2005 werd Gerrit Kouwenaar gevraagd om de geschenkbundel voor Gedichtendag te schrijven; het bezit van een ruïne zou zijn laatste bundel worden. Het waren de jaren, na de verschijning van totaal witte kamer, waarin hij zich op het hoogtepunt van zijn roem bevond en algemeen werd beschouwd; voor het eerst in zijn leven trok hij een werkelijk groot publiek. Dat hij zelf inmiddels begon te twijfelen aan zijn vermogen om in zijn eigen werk het kaf van het koren te scheiden komt naar voren in de regel ‘men wantrouwt zijn gereedschap’, al laat het naar het begin van de Nederlandse literatuur verwijzende slot zien dat de poëzie hoe dan ook voort zal gaan.

5. de ochtend

de ochtend, tijdens de Nacht van de Poëzie van 2006

‘Mijn dodemansgedicht’ noemde Kouwenaar dit gedicht, een van de laatste die hij publiceerde. Hij schreef het in 2005  opdracht van tijdschrift Het Liegend Konijn, dat een nummer aan het hiernamaals wijdde. Toen heette het nog ‘een ochtend’ en stond er een regel in als ‘hier hoort men thuis zoals men zich verliest.’ Dat werd later ‘de ochtend’ en ‘hier hoort men thuis opdat men zich verliest’, waardoor de tekst niet meer over het sterven in het algemeen ging, maar over Kouwenaars eigen dood. De ochtend was uiteindelijk die van 4 september 2014.