Het terugfluitende lichaam – een essay van Daan Borrel

'Ik verlang naar personages die een worden, niet per se door seks, maar omdat ze hun eigen identiteit voor even ontstijgen.' Voor veel mensen begint seks en seksualiteit bij verhalen, bij de boeken die je als kind (soms stiekem) meenam uit de bibliotheek. Waarbij niet het plot er zozeer toe deed als wel het gevoel dat je eraan overhoudt, de opwinding. Het is een gevoel dat Daan Borrel regelmatig mist in de boeken die ze leest. In dit essay gaat ze, aan de hand van een nieuwe definitie van seksualiteit, op zoek naar de verhalen waar de verbeelding en seks wel wordt toegelaten. Want 'als er één plek is waar de verbeelding opgewekt kan worden, dan is dat de literatuur.'

Tags

Essay
Daan Borrel zit op een stoel. Ze heeft geen schoenen of sokken aan.
Foto: Coco Olakunle

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Het terugfluitende lichaam

Ik mis de seksualiteit in de literatuur. Dat durf ik na 25 jaar lezen wel te zeggen. ‘Seks’ zou lekkerder bekken, maar het is niet per se de seks die ik mis, het is vooral een breder begrip van seksualiteit waar ik naar verlang in romans. Seksualiteit klinkt denk ik voor de meesten vager en onbekender, en dat is precies waarom de literatuur er zich op zou moeten storten.

Wat ik bedoel: ik mis de lichamen in boeken; de (seksuele) verlangens; het genot, ik mis personages die zich werkelijk goed voelen in en dóór hun lijf; personages die bladzijdes lang huilen omdat ze iets in hun buik voelen, verdriet of bevrediging; die zich zo kwetsbaar opstellen dat het ongemakkelijk is om te lezen. Ik verlang naar personages die bloeden, druipen, lekken, hun ruggengraat krommen, uren douchen, ontvangen, nemen, toestaan. Ik verlang naar personages die een worden, niet per se door seks, maar omdat ze hun eigen identiteit voor even ontstijgen.

Kan alles seks zijn?

Misschien las ik nog wel de meeste romans waar seksualiteit in voorkwam of een groot thema was toen ik net begon met lezen. Misschien – realiseer ik me nu ik dit schrijf – was het wel de reden waarom ik zo van lezen ben gaan houden: omdat romans de ingang waren naar de wereld van seksualiteit. De boeken uit de bieb die ik eigenlijk nog niet mocht lezen, en waarvan ik me het plot ook niet meer precies herinner, wel dat het me opwond. Van verrukking. Die verhalen zetten mijn lijf aan. Ze lieten me verlangen, ze brachten me zin in het leven. Het hoofdpersonage ging ergens logeren, zag daar iemand die ze leuk vond, een oudere broer ofzo, en ze wist niet wat het betekende, maar haar lijf begon te gieren. Zoals mijn eigen lijf ook gierde, toen al. Juist toen. Het kwam nooit tot herkenbare seks in die boeken (tenminste, seks zoals de meeste mensen seks zien: lichamelijke oefeningen, om concreter te zijn: penetratie, aftrekken, vingeren), maar sensueel, erotisch en intiem was het zeker. Het tintelde en broeide van seksualiteit.

De boeken uit de bieb die ik eigenlijk nog niet mocht lezen, en waarvan ik me het plot ook niet meer precies herinner, wel dat het me opwond.

Later kwam ik juist vaker seks tegen in romans (seks dus zoals de meeste mensen het zien; lichamen die dingen doen), maar weinig van die gierende, verlangende, goed voelende, bevredigde lijven. Erotiek, schreef Audre Lorde in haar beroemde essay ‘Uses of the Erotic: the Erotic as Power’, is met je lijf weten wat werkelijk goed voelt. Op die manier weten is (denk ik) het gemakkelijkst te leren tijdens seks, en/maar als je lijf eenmaal weet wat goed voelt, kun je dit kompas ook herkennen en gebruiken buiten seks. De balans tussen werken en ontspannen. In welke omgeving te leven. Met wie vrienden te zijn. Wat en hoe te eten. Leef je op een manier die wérkelijk goed voelt, dan kun je dat erotisch leven noemen - mijn interpretatie van Lordes tekst. Misschien zou je zelfs kunnen zeggen dat als je die dingen erotisch uitvoert – vriendschappelijke gesprekken, eten, een boswandeling – ze seks worden (ook mijn interpretatie).

Dat sluit aan bij de definitie van seks die ik iemand laatst hoorde geven: iets is seks als je gevoelens van opwinding ervaart in je buik of geslacht (of waar je opwinding persoonlijk dan ook voelt in je lichaam). Als je die betekenis aanhoudt, kan oogcontact seks zijn, voetjevrijen onder de tafel, dansen, zelfs al dénken aan iemand. Als het maar gebonden is aan dat lichamelijke bevredigende gevoel.

Door die betekenis snap je ook dat veel eigenlijk géén seks is: die lichamelijke oefeningen bijvoorbeeld waar verder weinig gevoelens van opwinding bij komen kijken. Sowieso verwarren we seks (maar al te vaak) met andere dingen, bijvoorbeeld met intimiteit, geweld, macht en bevestiging. Voor mijn gevoel is de seks die we vaak lezen in de literatuur vaker bedoeld om de status quo in stand te houden, dan om werkelijk dat bevredigende gevoel te verbeelden.

Het terugfluitende lichaam

Ik mis de seksualiteit in literatuur. Ik heb lang gewacht met deze bekentenis. Omdat je er veel tegenin kunt brengen. Ik heb natuurlijk niet álle literatuur gelezen. Misschien lees ik ook wel de verkeerde romans, want ik lees vooral hedendaagse boeken, meestal van niet-cis-mannelijke schrijvers, en ook: vooral van westerse schrijvers (ik vermoed dat ik mijn gemis al kan oplossen door hierbuiten te gaan lezen). Misschien moet ik mijn uitspraak daarom iets concretiseren. Mijn niet-wetenschappelijk-onderbouwde stelling is dat de westerse, hedendaagse roman vaak seks(ualiteit) mist.

Een verklaring zou kunnen zijn dat de westerse literatuur zo lang beheerst is door (witte) mannen. En mannen zijn nou eenmaal getraind om minder te voelen. Een recensie over mijn meest recente roman gaf dit inzicht. In De dragers zit net als in mijn andere boeken véél lichaam (onder meer de wond van een keizersnee, hete opdringerige melkborsten, pas bevallen kutten met stinkende afscheiding, slappe bekkenbodemspieren, misselijkheid), en recensent Charlotte Remarque viel het op dat het lichaam in boekenland back in a big way komt: ‘Waar de meeste mannelijke personages alleen door ziekte, ouderdom of verwoning hun lichaam in gedwongen werden, zijn deze vrouwelijke personages in de kracht van hun leven onherroepelijk een lichaam.’

Met andere woorden: vrouwen worden eerder in hun leven op hun lichaam teruggeworpen. En omdat mannen – tot voor kort ­­­– vooral de top10 aandreven en de meeste prijzen wonnen, is het logisch dat het lichaam minder aanwezig was in romans.

Remarque ziet ‘het gehavende, vermoeide, lekkende lichaam’ in haar recensie van De dragers vooral als een beperking, omdat het de ongebonden geest steeds terugfluit. Dat ben ik gedeeltelijk met haar eens, anders had ik deze roman nooit zo geschreven. Tegelijkertijd denk ik dat het ‘terugfluitende lichaam’ juíst een grootse kracht is die mensen met een baarmoeder hebben. Dat ze élke maand weer dat ritueel door moeten: de buikpijn, het bloeden, de onzekerheid, de vermoeidheid: de gedwongen mini-winterslaap. ‘Women are born with pain built in,’ zegt een personage in de geweldige televisieserie Fleabag. ‘Men don’t. They have to seek out!’ (Met oorlogen en basketbal als gevolg.) En gelukkig staat tegenover de pijn ook de vreugde en de razernij in je kut, baarmoeder en onderbuik.

Het ‘terugfluitende lichaam’ is een vloek en een zegen, want wie wordt ‘gedwongen’ te voelen met diens lichaam, kan makkelijker leren wat erotisch leven is. Wat sensualiteit is. Hoe intimiteit voelt.

Kortom: die kan schrijven over seksualiteit.

Seksualiteit los van identiteit

Er zit dus heus weleens ‘seks’ in de literatuur, maar de andere ingrediënten van seksualiteit worden vaker wel dan niet vergeten (of misschien zijn ze wel vergeten, zoals aardpeer en knolraap). Ik denk dan vooral aan sensualiteit (het genot van het hebben van een lichaam, dat gevoel kan optreden tijdens seks, maar ook tijdens andere lichamelijke handelingen; douchen, dansen, tennissen, eigenlijk tijdens alles aangezien je je lijf altijd meeneemt); aan intimiteit (het moment dat je je masker of grenzen laat varen, bij een ander of bij jezelf) en aan erotiek - wat dus volgens mij betekent dat je weet en doet wat écht goed voelt.

Er hoeft dus niet per se herkenbare ‘seks’ in romans te zitten om ze seksueel te maken, maar wel een seksuele vibratie die je als lezer zin geeft om erop uit te gaan; om je sensuele en erotische verlangens te volgen; te verbinden.

Wat de ‘ingrediënten’ van seksualiteit gemeen hebben, is dat ze je identiteit (tijdelijk) opheffen. Je ego. Je individualiteit. Het magische aan seks omschrijft men meestal als een gevoel van opstijgen – even ben je niet meer in eerste plaats een vrouw, of wit, een werknemer, onzeker, oud of jong; je komt in een andere zone. Dat is ook wat mensen kunnen ervaren als ze met een groep mensen dansen, of heel hard lachen met vrienden, zwemmen, samen een gesprek voeren zonder je beter voor te doen. Je vergeet tijdelijk de rol die je normaal speelt. Ik houd het meest van romans waar dit soort seksualiteit in vervlogen zit zonder dat dit het hoofdonderwerp is, zoals in Hot Milk van Deborah Levy; Man maakt stuk van Maurits de Bruijn; Detransition, baby van Torrey Peters; Noodweer van Marijke Schermer; De Vegetariër van Han Kang en Drift van Bregje Hofstede.

Het magische aan seks omschrijft men meestal als een gevoel van opstijgen – even ben je niet meer in eerste plaats een vrouw, of wit, een werknemer, onzeker, oud of jong; je komt in een andere zone.

De meeste literaire boeken die daarentegen expliciet over seksualiteit gaan, zijn vaak gebonden aan een zoektocht naar identiteit. Die twee zijn vervlochten: de queeste naar de ‘ware’ seks en seksualiteit, heeft te maken met het vastzitten, losraken van een oude identiteit en het ontdekken van een nieuwe. Dat lees je bijvoorbeeld in boeken als De geschiedenis van mijn seksualiteit van Tobi Lakmaker, Oersoep van Bregje Hofstede en ook in mijn eigen eerste boek Soms is liefde dit. De hoofdpersonages zijn allen op zoek naar een andere identiteit én naar andere seks, en die zoektochten smelten samen. Soms is het voor politieke doeleinden noodzakelijk om een identiteit te claimen, maar zodra seksualiteit enkel een manier is om een identiteit te bevestigen, dan is seksualiteit eigenlijk niet meer het onderwerp, maar die identiteit.  

Altijd licht opgewonden zijn

In All Fours van Mirandy July lijkt dat het een doel op zich: het vrouwelijk hoofdpersonage zoekt naar hoe erotisch te leven. Zeker, de roman is óók een verslag van haar zoektocht naar identiteit, maar meer dan een nieuwe identiteit ligt er aan het einde van de roman een vorm van seksualiteit klaar. Een manier van hoe ze zich lichamelijk verhoudt tot de wereld; hoe ze ‘aan’ wil staan, in verbinding, in lichte extase; hoe ze wil toegeven aan dat gierende lichaam.

Een introductie van All Fours is waarschijnlijk overbodig, maar voor wie de trend van afgelopen zomer is ontgaan: in deze tweede roman van July besluit een semi-bekende kunstenares halverwege de veertig met de auto van Los Angeles naar New York te reizen, zonder haar man en kind. Ze neemt alleen na twintig minuten al een afslag, huurt daar weken een motelkamer die ze exorbitant laat ombouwen en inrichten. Ze vertelt haar man en kind dat ze in New York zit, maar krijgt een affaire met een twintiger die niet uitmondt in (herkenbare) seks, al is de hele sfeer tussen hen wel seksueel. Ze neemt een intieme, kwetsbare, krachtige dans voor hem op video, hij verwisselt een tampon voor haar, hij plast over haar hand, en nu ik dit omschrijf, klinkt het platter dan het is in de roman. Waar het om gaat is dat je als lezer (ik) iets voelt in je lijf tijdens het lezen: het personage zoekt naar hoe ze haar verlangens naar intimiteit en verbinding na die jarenlang te hebben weggedrukt, vorm kan geven in haar leven.

Als er één plek is waar de verbeelding opgewekt kan worden, dan is dat de literatuur.

De roman eindigt tijdens een dansvoorstelling van die jongere ‘minnaar’, die dan al een tijdje haar minnaar niet meer is. Ze kijkt naar hem, wil hem eigenlijk ‘hebben’, voelt jaloezie omdat ze op dat moment evenveel relatie met hem heeft als de rest van het publiek. Maar dan, tegen het einde van de voorstelling, gebeurt waar ze de hele roman naar zocht: ze stijgt samen met het publiek en de danser op. Ze zijn gezamenlijk in extase; laten hun individuele identiteiten achter, worden één geheel. Het is, schrijft July, ‘een soort openbaring, een afrekening met het zelf dat ze tot nu toe met zich mee hadden gezeuld.’ Ze voelt zich net als in die motelkamer; ‘onvolmaakt, genderloos, schaamteloos, overal voor in’. Ze snapt dat ze ‘hem’ daarvoor niet hoeft te hebben. Integendeel. Zodra je de ander probeert vast te houden, vervliegt de seksualiteit omdat het dan weer over identiteit gaat. In plaats van om dat bevredigende gevoel.

In een interview met July las ik dat ze het einde al had liggen voordat ze begon met schrijven. Het moet haar dus te doen zijn geweest om dat gevoel, die extase, die joy, over te brengen. In eerste instantie vond ik het einde van de roman heel irritant. Omdat het me niet iets herkenbaars gaf. Totdat ik terugdacht aan een cursus ‘taoïstisch zelfbeminnen’ die ik jaren geleden volgde. Drie keer per week moest ik daarvoor huiswerk doen, een soort meditatief masturberen. Het doel was niet om klaar te komen, juíst niet, het doel was om niet alleen tijdens dat half uur masturberen, maar juist in al die uren daaromheen, licht opgewonden te zijn. Je continue seksueel te voelen.

Ik denk dat het einde van All Fours daarover gaat. Dat het doel is om altijd op handen en knieën te staan. Onvolmaakt, genderloos, schaamteloos, overal voor in.

Misschien zijn we beroofd van onze seksualiteit in het echte leven – logisch: er wordt ons voortdurend verteld volmaakt te moeten zijn, één gender, vol schaamte door het leven te gaan, seks als iets schaars te zien. Maar als er één plek is waar de verbeelding opgewekt kan worden, dan is dat de literatuur. Laat ons seksuele wezens zijn.