Wandelen kon ik nooit lang omdat ik altijd zwom, of in bed lag, omdat ik altijd zwom. Voor de goede orde, ik ben ruim 20 jaar professioneel zwemmer geweest. Ik trainde twee keer per dag, tussendoor sliep ik.
Toen ik toch met mijn vriendin (Maartje Wortel red.) een wandeling maakte en het punt bereikte waarop je het als 'lang' kon bestempelen, begon ik met mijn armen te zwaaien.
'Wat doe je?', vroeg ze.
'Ik heb last van de zwaartekracht. Ik ben niet gewend om lang te lopen, ik leef altijd horizontaal.'
Inmiddels ben ik gestopt met mijn professionele zwemcarrière en breng ik mijn leven ook verticaal door. Niet alleen mijn lichaam beweegt zich nu naast horizontaal ook verticaal, ook mijn denken en mijn literaire smaak zijn meebewogen. Als zwemmer was ik altijd onderweg, ik leefde bovendien in een bubbel met mede-sporters, we spraken niet over literatuur of politiek, ik liet me (ver)leiden door de tips op luchthavens.
Inmiddels werk ik in boekhandel het Martyrium in Amsterdam en bevind ik me geregeld tussen schrijvers. In het begin voelde ik mij onzeker in het gezelschap van intellectuelen, omdat ik merkte dat voor veel mensen sport en literatuur ver uit elkaar lijken te liggen, misschien zelfs niets met elkaar van doen hebben.
Als ik bijvoorbeeld met mijn vriendin over korte verhalen spreek, blijkt dat het schrijven ervan lijkt op de opbouw van een 100m sprint. Je hebt een perfecte start nodig, je moet de race opbouwen, niet alles meteen weggeven, er is een keerpunt/point of no return, en als je aantikt is er een soort epifanie.
Bovendien lijken sportwedstrijden vaak regelrechte Griekse tragedies. Je kunt er veel verbeelding in kwijt. Een lichaam vertelt verhalen.
Hier een paar horizontale en verticale leestips die mij op verschillende fronten hebben geholpen tijdens en na mijn zwemcarrière. Misschien helpen ze anderen ook.
1. Paulo Coelho – De Strijders van het licht (1997, Nederlandse vertaling door Piet Janssen uit o.a. 2023)
Veel literaire lezers zijn geen fan van Coelho, maar mij hielp hij om anders tegen races aan te kijken en met mijn tegenstanders om te gaan. Ik vond een concurrentiestrijd niet persé prettig en wilde het liefst altijd harmonieus zijn, dit maakte dan ook dat ik energie stak in mijn concurrentes, wat zonde is, want die energie moet in je race steken of in ieder geval in jezelf. Dat is het spel. Het lezen van dit boek hielp mij daaraan te herinneren.
'Een strijder van het licht speelt nooit ofte nimmer vals, maar weet wel zijn tegenstander om de tuin te leiden. Hoe begerig hij ook is, hij volgt een strategie om zijn doel te bereiken, en wijkt daar niet vanaf. Als hij van plan is om meteen de aanval in te zetten, doet hij alsof hij slaap heeft en maakt hij aanstalten om naar bed te gaan. Ze denken “kijk eens, hij is al zijn enthousiasme kwijt”. Maar hij hecht geen waarde aan hun commentaar, want ze zijn niet op de hoogte van de strategie die hij voor zichzelf heeft uitgestippeld.'
2. Hanna Bervoets – Alles wat er was (2013)
Ik ben dol op Hanna Bervoets en haar werk. Je zou kunnen stellen dat ik met haar werk ben opgegroeid. Alles wat er was is de eerste roman die ik van haar las. We volgen erin acht personen die zich nietsvermoedend op een zondag naar school begeven voor een wetenschapsprogramma. Er klinkt een knal en uit veiligheidsoverwegingen moeten ze op de school blijven, eerst dagen, maar die worden weken.
Een spannend boek waarin de dynamiek in de groep verandert naarmate de tijd verstrijkt en de voedselvoorraden slinken. Hanna Bervoets heeft me meer dan eens van stresssituaties afgeleid, en bij dit specifieke boek test ze ook nog eens je moraal. Hoe zou ik zelf zijn in de geschetste situatie?
3. John Boyne – Het Winterpaleis (2009, Nederlandse vertaling door Mechteld Jansen uit o.a. 2010)
Een boek dat zich afspeelt in het Russische St. Petersburg over de laatste Tsarenfamilie. We volgen de levens van Georgy en Zoya en krijgen steeds meer zicht op hun leven tijdens het bewind van de Romanovs en zien hoe dat bewind omver wordt geworpen door de Bolsjewieken en Lenin. Ik las het op weg naar St. Petersburg waar ik was voor een toernooi. Normaliter zien we tijdens toernooien alleen het zwembad en het hotel, maar deze keer had ik de kans om het winterpaleis daadwerkelijk te bezoeken. Om door het winterpaleis te lopen na het boek gelezen te hebben was magisch, ik ben sindsdien extra geïnteresseerd in dit deel van de geschiedenis.
4. Haruki Murakami – 1Q84 (2009, Nederlandse vertaling door Jacques Westerhoven uit o.a. 2021)
Literatuur hielp me om even niet aan zwemmen te denken, en om me in een andere wereld te wanen. Doordat ik dan in een denkbeeldige wereld was, werd mijn werkelijke leven ruimer.
1Q84 is zo’n boek dat je naar een andere wereld meeneemt. Het is tevens mijn favoriete boek van Murakami. We volgen Tengo, wiskundeonderwijzer en ghostwriter voor een bestsellerauteur en Aomame, zij is een sportschoolinstructrice en een huurmoordenares on the side.
Ze lijken niets met elkaar te maken te hebben totdat Murakami het tegendeel bewijst.
Deze roman bestaat uit drie delen en het wachten is op de ontmoeting tussen Aomame en Tengo. Het wachten duurt lang, maar je wordt ondertussen beloond en beloond.
5. Lev Tolstoj – Anna Karenina (1873, Nederlandse vertaling door Wils Huisman uit o.a. 2022)
Zoals ik al schreef was ik voor mijn boekkeuze afhankelijk van bookshops op luchthavens en stations. Vanwege mijn drukke bestaan kwam ik zelden in boekhandels, noch kwam ik in aanraking met literatuurliefhebbers. Tot ik met een verslaggever over mijn liefde voor lezen kwam te spreken en zij mij enkele tips gaf uit de wereldliteratuur. Dankzij haar raakte ik nieuwsgierig naar bijvoorbeeld Anna Karenina. In eerste instantie was het een uitdaging voor mij, ik moest op een andere manier leren lezen. Het hielp mij ook tijdens het zwemmen, om geen genoegen te nemen met alles wat voor mij herkenbaar of vanzelfsprekend was. Ik begreep dankzij dit boek dat er meer rijkere en gelaagde boeken bestaan, waardoor ik na het lezen van Tolstoj eigenhandig naar wereldliteratuur op zoek ging. Mijn verticale literaire leven is met deze Russische klassieker begonnen.
6. Nastassja Martin – Geloven in het wild (2019, Nederlandse vertaling door Peter Bergsma uit 2023)
Een waargebeurd verhaal van antropologe Martin die een onderzoek doet op het Russische schiereiland Kamtsjatka. Ze wordt aangevallen door een beer die haar in het gezicht bijt. Wonder boven wonder overleeft ze de aanval. Haar intuïtie staat op scherp, zo hoort ze bijvoorbeeld veel eerder dan anderen dat de traumahelikopter onderweg is, maar voelt ze ook heel sterk welke arts goed voor haar is en welke niet. Ze leert van de natuur en luistert naar haar lichaam. Een van de beste boeken die ik in tijden las en een boek dat ik heel graag tijdens mijn zwemcarrière gelezen zou hebben. Tijdens races is er veel druk en ben je geneigd tot nadenken, maar je bent op je best als je je laat leiden door je intuïtie. Je maakt dan de juiste tactische keuzes, en verspilt de minste energie.
7. Wislawa Szymborska – Het schrijven van een C.V. (1986)
Toen ik in december ’21 stopte met zwemmen was ik klaar voor een nieuw verticaal leven. Ik had wel gestudeerd, maar helaas niet veel afgemaakt. Ik solliciteerde regelmatig, maar werd sporadisch uitgenodigd voor een gesprek. Ik werd onzeker, is mijn 20-jarige zwem carrière nu een gat op mijn C.V.?
Totdat ik Szymborska las:
Schrijf zo alsof je nooit met jezelf hebt gepraat/ en altijd ver uit je eigen buurt bent gebleven./ (…)
Liever de prijs dan de waarde,/ de titel dan de inhoud./ Eerder nog de schoenmaat dan waarheen hij loopt,/ hij voor wie jij doorgaat./ Daarbij een foto met één oor vrij, zijn vorm telt, niet wat het hoort./ Wat hoort het dan? Het dreunen van de papiervernietigers.
Het lezen van dit gedicht gaf mij rust, het besef dat het in het leven niet gaat om prestaties en medailles, en de overtuiging dat ik mag vertrouwen op alle competenties die ik heb opgedaan.