Door de ijzersterke dialogen van David Nicholls wandel je als lezer met de hoofdpersonen mee

Op 1 oktober verwelkomen wij de Britse schrijver, scenarist en acteur David Nichols voor een ILFU Book Talk. Zijn nieuwe boek, Je bent hier (2024) gaat over twee mensen die elkaar ontmoeten tijdens een wandeltrektocht door Engeland, de prachtige Coast to Coast path. Programmeur Mirjam van Hengel duikt voor ons alvast in de thema's en de ijzersterke dialogen van Nicholls: 'de vorm waarmee je het leven en het nu het best op zijn staart trapt.'

Tags

David Nicholls ILFU 2024 ILFU Book Talk

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Hier

Over David Nicholls en het nu

Jaren geleden werd een vriend van mij middenin de nacht gebeld door zijn vriendin, die op stap was. Nuchter was ze niet, wel lief want bezorgd dat hij zich afvroeg waar ze bleef, het werd al licht.

‘Ik ben hier’, zei ze. En hing op.

Dat je altijd hier bent en dat het altijd nu is, is een even geruststellende als verontrustende gedachte. Aan bijna alles valt te ontsnappen maar niet aan je eigen aanwezigheid op ieder moment van je leven. Zelfs dronken ben je nog in je eigen heden; zelfs als anderen niet weten waar je ‘hier’ zich in vredesnaam bevindt zit jij er middenin.

Je bent hier is de titel van David Nicholls’ nieuwe roman. Nicholls is bekend van zijn succesboeken Wij en Eerste liefde, maar inmiddels vooral van zijn tot Netflixserie bewerkte One Day, over Emma en Dexter die een half leven om elkaar heen draaien. Net als ze alle belemmeringen die ze tussen elkaar hebben opgeworpen gepasseerd zijn, slaat het noodlot toe. ‘Then she dies, and everything that she thought or felt vanishes and is gone forever.’ Niet alleen Dexters mogelijke heden met Emma verdwijnt, ook haar eigen nu is verdwenen, in het niets opgelost door haar dood.

Kun je eenzaam zijn als je dood bent? Wel in zo’n zin.

Eenzaamheid is ook het thema van Je bent hier. Het boek begint ermee, meteen in de eerste alinea. ‘In al haar jeugdige toekomstvisies, over de baan die ze zou hebben, de stad en het huis waarin ze zou wonen, de vrienden en familie om haar heen, was het geen moment bij Marnie opgekomen dat ze eenzaam zou zijn.’

Marnie is persklaarmaker. In haar eentje werkt ze aan haar manuscripten, in haar eentje woont ze in haar Londense flat na haar scheiding, in haar eentje kwam ze de lange lockdown door en in haar eentje beziet ze de wereld met een cynische, scherpe, soms zelfs sarcastische blik. Dat ze daarbij ook heel grappig is, springerig en levendig, blijkt pas als ze andere mensen ontmoet. Dat doet ze wanneer een vriendin haar uitnodigt voor een paar dagen wandelen in het Lake District, een uitnodiging die ze knarsetandend aanvaardt in, jawel, de impuls van het moment. ‘Drie dagen wandelen met vreemden. Het was precies de potentieel schrikwekkende ervaring die ze nodig had en in gedachten besloot ze er even over na te denken. In de echte wereld flapte ze er echter ‘ja’ uit.’

Bokkig schaft ze afritsbroeken, een nieuwe rugzak en schoenen aan. Om zichzelf niet volledig uit te leveren aan het onbekende neemt ze een manuscript mee om onderweg aan te kunnen werken – een manuscript van wat een erotische roman blijkt te zijn, volgepropt met orgies waarbij ze soms niet meer begrijpt wie waar is. ‘Lag S nu boven op B of erachter en zo ja, waar was L dan’? Allemaal ‘hier’ in elk geval, en op een plek waar Marnie zelf al zes jaar niet meer geweest is: verstrengeld met een ander lichaam. Terwijl de trein haar door een steeds mooier landschap naar het startpunt van de wandeling brengt schrijft ze verward in de kantlijn ‘wel heel erg veel pikken achter elkaar.’

De wandeling blijkt het Coast to Coast Path, een van de mooiste Engelse lange afstandspaden. En in de groep met wie ze er gaat lopen bevindt zich onder andere Michael, een ogenschijnlijk wat teruggetrokken man, leraar, dertiger als zijzelf, gescheiden als zijzelf. Waar Marnie vooral pissig is op haar gewezen echtgenoot die haar in alles teleurstelde, heeft Michael een gebroken hart. Wandelen in zijn eentje is al een paar jaar zijn manier om alles te verwerken dan wel te ontlopen. Ook hij heeft zich slechts tegenstribbelend laten overhalen om mee te gaan.

Lang verhaal kort: ze bouwen een vriendschap op, de rest van de groep keert halverwege de etappe van Borrowdale via Grasmere naar Glenridding huiswaarts en Marnie besluit verder mee te lopen met Michael die het hele Coast to Coast Path wil afmaken, van zee tot zee, aan beide kanten een teen in het water – je bent hier.

En dan blijkt waar Nicholls zo goed in is: dit wordt geen draak. Geen zoetsappige toenadering, wegvallen van pantsers, openploppende harten, geen zingende violen. Wel: een geweldige aaneenschakeling van momenten in de trektocht, als verspringende markeringspijltjes op de routeapp.

Momenten met scherpe grappen, gewiekste ironie bij het zwetend beklimmen van weer een klif. Momenten van openhartigheid, het verhaal van een breuk tijdens een lange afdaling. Momenten van verbinding, een gezamenlijke poging om te zwemmen in een ijskoud bergmeer. (‘Ik denk dat we gewoon tot drie moeten tellen en er dan in gaan.’ ‘Ik kan niet duiken.’ ‘Val gewoon een soort van voorover, als een omgehakte boom.’) Onhandigheid, heel veel onhandigheid en onvermogen, maar ook de vrolijkheid wanneer, soms na veel drank in de pub, het gevoel ontstaat dat het allemaal niet uitmaakt, dat er mensen bestaan bij wie je je even niet hoeft groot te houden, voor wie je je niet hoeft te schamen en bij wie je kunt praten zonder alles te moeten wegen of onthouden of begrijpen. Met wie je naar elkaars playlist kunt luisteren en die afkraken.

‘Nou, dit is onmiddellijk deprimerend.’

‘Het is niet mijn favoriete nummer van hen,’ zei hij.

‘Een mus of een slak. Best lastig toch? Ik bedoel: hamer, spijker, jij bent de hamer.’

‘Volgens mij vragen ze zich af of je beter passief of agressief kunt zijn.’

‘Waarom niet allebei?’

De kracht van Nicholls zit vaak in zijn dialogen: de vorm waarmee je het leven en het nu het best op zijn staart trapt. De vorm die ruimte geeft aan uitwisseling van verhalen uit het verleden, dromen, gefnuikte verlangens (het hebben van een kind, dat je op je schouders kunt tillen, ‘hoe dat past, als een zadel’) maar die ook het moment kan vangen waarop de wulp voorbij vliegt, verse sokken worden aangetrokken, de herinnering aan verlorenheid wordt gedeeld. De ironische en tegelijk liefdevolle beschrijvingen van zowel het contact, de gesprekken, het landschap en het gezamenlijk doorkruisen daarvan laten de lezer meewandelen, niet op een grootse tocht maar op uren vol kleine gebeurtenissen en dagelijkse dingen, een aanschakeling van je-bent-hiers.

Michael heeft maar één overhemd bij zich op de tocht, hij zou toch alleen zijn. Niet eens een mooi overhemd zegt hij. ‘Een ruitjespapieroverhemd’, noemt Marnie het, ‘zelfs je kleren lijken op huiswerk.’

‘Zo kan ik het verloop van de avond in kaart brengen.’

‘Waar zijn we op dit moment?’

‘Het is een exponentiaalkromme.’

‘Maar gaat die omhoog of omlaag?

‘Daar komen we wel achter.’