Welk gevoel spreekt er uit die vier woorden? Hoon? Ja. Walging? Zeker. Maar het is ook een adres van adhesie, een betuiging van geestverwantschap. De dichter en de lezer, maar ook de niet-lezer die zij beiden niet zijn, allen zijn verenigd in hun afkeer van poëzie.
‘I, too, dislike it’, zegt ook Lerner. En toch heeft hij, zegt hij, zijn leven eromheen gebouwd en ervaart hij dat niet als een tegenstrijdigheid, omdat poëzie en de haat jegens poëzie voor hem onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Caedmon, de allereerste Engelstalige dichter wiens naam is overgeleverd, kwam er volgens de legende al achter dat van het prachtige, god lovende gedicht dat in zijn droom over zijn lippen rolde na het ontwaken slechts een armzalige schim over was. Gedichten, zo denkt Lerner, getuigen in zekere zin van iets wat had kunnen zijn. Het zijn artefacten van eerdere, onmogelijk gebleken mogelijkheden. Zoals Lerner de conclusie van een van zijn leermeesters samenvat: daadwerkelijke gedichten zijn gedoemd door een bittere logica die niet kan overwonnen door welke virtuositeit dan ook. Het uiteindelijke probleem van de poëzie? De gedichten. ‘Poetry isn’t hard, it’s impossible.’
Uiteindelijk draait het allemaal om onvermogen en hoe er met het eigen onvermogen, of eigenlijk dus het onvermogen van de poëzie, wordt omgegaan. ‘Great poets confront the limits of actual poems, tactically defeat or at least suspend that actuality, sometimes quit writing altogether, becoming celebrated for their silence; truly horrible poets unwittingly provide a glimmer of virtual possibility via the extremity of their failure; avant-garde poets hate poems for remaining poems instead of becoming bombs; and nostalgists hate poems for failing to do what they wrongly, vaguely claim poetry once did.’
***
Lerner heeft vooral oog voor hoe mensen die van poëzie houden poëzie haten. Mensen met wier worsteling hij zich identificeert. Waar hij minder goed met uit de voeten kan is de blik van buiten. Met hoe poëzie soms als pretentie in haar meest pure vorm wordt gezien. Of de wijze waarop het wordt gezien als iets dat de weinigen insluit door de velen uit te sluiten. Hij lijkt wel vaag door te hebben dat zulke dingen meespelen, maar zijn eigen ervaring met die sociale context komt, terwijl Lerner hem voor universeel laat doorgaan, op mij nogal particulier over. Hij zegt dat we op jonge leeftijd te horen krijgen dat wij allen dichters zijn, simpelweg omdat we mensen zijn. Dat ons wordt verteld dat iedereen vol gevoelens zit en dat poëzie de puurste wijze is om uitdrukking te geven aan die gevoelens. Wie daar niet toe in staat is, is in zekere zin minder mens en zich daar voortdurend van bewust. ‘Since language is the stuff of the social and poetry the expression in language of our irreducible individuality, our personhood is tied up with our poethood.’ Wie geen dichter is, voelt zich onwillekeurig niet zozeer minderwaardig als wel minder mens.
***
In een reeks interviews op de site van De Groene Amsterdammer wordt schrijvers met regelmaat gevraagd wie hun favoriete dichters zijn. Het is zelden dat iemand om een antwoord op die vraag verlegen zit. Soms zijn de namen verrassend, soms zijn ze voor de hand liggend. Maar de enige keer dat ik tijdens het lezen van zo’n antwoord in de lach schoot was toen Cindy Hoetmer zonder veel omhaal zei: ‘Ik hou helemaal niet van poëzie.’ Misschien schrok ze er zelf een beetje van, want ze vervolgde: ‘Het gaat voor mij om betekenis en logica, niet om vindingrijkheid of melodie. Het is een wereld waar ik niks mee kan. Je husselt een paar woorden door elkaar en dat moeten mensen dan maar mooi vinden. Dan denk ik: gast, wat probeer je te vertellen met je rare rijmpjes? Ik ben er totaal immuun voor.’ Ze zegt het en op dat moment beseft ze dat ook zij er niet immuun voor is. ‘Behalve voor Menno Wigman, die vond ik echt goed. Menno en ik hadden dezelfde deprimerende jeugd. We hadden prima ouders, maar de stad was lelijk in de jaren tachtig en de vooruitzichten waren slecht. Dat voel ik terug in zijn gedichten. En los van wat het allemaal betekent, zijn de woorden gewoon prachtig.’
***