Kan de manier waarop we lezen de wereld herstellen?

Charlotte van den Broeck krijgt van bol.com op basis van haar zoekgeschiedenis een boek van Virginia Woolf en twee boeken over borduren aangeraden. Is het een onschuldige reclameboodschap of is hier meer aan de hand? Proberen de algoritmes van bol haar nu werkelijk in een seksistische matrix te vangen? Complotdenken is verleidelijk, maar Charlotte van den Broeck probeert iets anders: een manier van lezen die de wereld kan herstellen.

Tags

Essay Lezen

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Op basis van mijn zoekgeschiedenis stelde het algoritme van bol.com me onlangs, op één klik van aankoop verwijderd, de volgende titels voor: 

- Virginia Woolf, A Room of One’s Own

- Jennie Batchelor, Jane Austen Embroidery

- Arounna Khounnoraj, Punch Needle

Het computergegeneerde verband tussen handwerkboeken en Woolfs baanbrekende essay over vrouwen en fictie schoffeerde me. Ik klikte op de advertentie.

‘Jane Austen was as skilful with a needle as she was with a pen,’ lees ik in de productomschrijving van Batchelors boek. Vijftien opwindende borduurprojecten met achttiende-eeuwse patronen onder de categorieën schort, huisvrouw, servetten, tafelkleed, juwelendoos, gsm-hoesje. Khounnoraj veroorzaakte een socialemediastorm met foto’s van haar tuftnaaldcreaties. In Punch Needle geeft ze de ultieme introductie tot de traditionele handwerktechniek voor ongeduldige borduursters in een modern jasje.

Mocht ik eerder aan het internet enige interesse voor borduren kenbaar hebben gemaakt, dan had ik het hierbij kunnen laten; een onschuldige reclameboodschap. Maar aangezien ik daags voordien A Room of One’s Own (1929) had herlezen kon ik niet anders dan vermoeden dat er meer aan de hand was.

Hoe achterwaarts grijpt deze pop-upadvertentie, al dan niet bedoeld, terug naar de diepgewortelde structuren en genderstereotypen die Virginia Woolf in haar essay aanklaagt: vrouwen die vrouwen lezen houden van borduren. Ik nam aanstoot aan het negentiende-eeuwse vooroordeel op mijn scherm dat inspeelt op de binnenskamerse verdoemenis van vrouwelijke schrijvers. Jane Austen (1775- 1817) moest wel ‘skilful with a needle’ zijn. Door de sociale voorschriften waaraan vrouwen zich in haar tijd onderworpen zagen, had zij als ongehuwde vrouw beperkte bewegingsvrijheid. Ze mocht niet deelnemen aan het publieke leven en had weinig andere keuze dan haar vrije tijd bordurend door te brengen. Ook haar collega Charlotte Brönte (1816-1855) moest zich bezighouden met kousen stoppen en ander handwerk, terwijl ze ernaar snakte om vrij rond te lopen in de wereld. Jane Eyre, Bröntes beroemde personage in de gelijknamige roman, geeft uitdrukking aan de boosheid over haar beknotte maatschappelijke positie. Wanneer Mrs. Fairfax, de huishoudhulp in Thornfield, pudding staat te maken, laat Brönte Jane Eyre naar het dak van het huis glippen om datgene te doen wat haar verboden wordt: verlangen. Uitkijkend over velden reflecteert ze over ongelijkheid en onderdrukking:

Women suffer from too rigid a restraint, too absolute a stagnation, precisely as men would suffer; and it is narrow-minded in their more privileged fellow-creatures to say that they ought to confine themselves to making puddings and knitting stockings, to playing the piano and embroidering bags. It is thoughtless to condemn them, or laugh at them, if they seek to do more or learn more than custom had pronounced necessary for their sex.

Charlotte Brönte

Woolf citeert dit fragment in A Room of One’s Own en stelt de vraag hoe Bröntes werk geëvolueerd zou zijn als ze het niet had moeten stellen met handwerk en eenzame perspectieven over afgelegen velden. Wat als Brönte toegang had gehad tot een rijkere leefwereld, gevarieerde sociale contacten, reizen en vooral: geld om zichzelf te onderhouden? Net als de meeste vrouwen in die tijd genoten Jane Austen en Charlotte Brönte geen economische onafhankelijkheid. Als ze al eigen geld hadden dan was het hooguit genoeg om slechts een aantal vellen papier tegelijk te kopen. Als ze al konden schrijven dan gebeurde dit in de gemeenschappelijke woonkamer met alle rumoer en afleiding die die ruimte met zich meebracht.

‘A woman must have money and a room of her own if she is to write fiction,’ stelt Woolf scherp aan het begin van haar essay. Een onafhankelijkheidseis die de suffe verstrooiing van borduurwerkjes verwerpt en vrouwelijke schrijvers een eigen plek in de wereld en agency over hun eigen leven geeft. 

De reclameboodschap lijkt Woolfs eis belachelijk te maken. Het toeval is bijna te ironisch om waar te zijn. Zit hier meer achter? Verraadt de advertentie stereotyperende aannames? Probeert de op maat gemaakte reclame mij te vangen in een seksistische matrix? En zo ja, wat leveren mijn vermoedens op? Stel, het hoofd marketing van de webshop bevestigt mijn voorgevoel, wat levert de onthulling op behalve de bevestiging van wat reeds geweten is: reclames spelen in op genderstereotypen.

Mijn interpretatie verschafte me geen nieuw inzicht. Ik was nog steeds boos op de advertentie en daarbovenop had ik me schuldig gemaakt aan het fabriceren van een bol.com-complot. 

Queertheoretica Eve Kosofsky Sedgwick (1950-2009) zou me beschuldigen van ‘paranoid reading’, een kritische houding die erop gericht is om het verborgene zichtbaar te maken. In haar essay ‘Paranoid reading and Reparative Reading or You’re so Paranoid You Probably Think this Essay is About You’ (1997) kadert Sedgwick het begrip paranoid reading als een bijwerking van Paul Ricoeurs (1913-2005) ‘hermeneutiek van de verdenking’, die centraal staat in zowat elke hedendaagse kritische praktijk. Ricoeurs verdenkingsmotief laat bij het interpreteren ruimte voor vermoedens, weglatingen en tegenstrijdigheden en stimuleert om dieper te graven naar verborgen betekenissen. Onvermijdelijk, stelt Sedgwick, speelt daarbij een paranoïde neiging op. Het verborgene veronderstelt immers wantrouwen in de overdracht van kennis: is dit waar? Hoe kunnen we weten dat het waar is? 

Sedgwicks essay verscheen in de jaren negentig, maar paranoid reading lijkt actueler dan ooit. De vraag of iets waar is bepaalt in hoge mate hoe we nieuws en wetenschap bekijken – de verdenking van een malafide politieke agenda ligt altijd op de loer. Of misschien triggeren de aard van het nieuws en de stellingen van de wetenschap vanzelf een paranoïde lezing. De poolkappen smelten. Een pandemie teistert de wereld. De moord op George Floyd. Mondmaskers. Lockdowns. Historisch lage grondwaterstanden. Protestmarsen. Anderhalve meters. De wereld onderging de voorbije maanden razendsnelle structurele veranderingen. Verschuiving doet wankelen. Paranoid reading biedt houvast: Sedgwick legt uit dat het anticiperend is omdat het een voorsprong neemt op slecht nieuws; het biedt veiligheid omdat het de illusie wekt van een speciaal inzicht in vijandelijkheid.

Complottheorieën woekeren. Mijn loodgieter is ervan overtuigd dat covid-19 verzonnen werd als afleidingsmanoeuvre van de schadelijke effecten van 5G-straling. Een poëzieliefhebber verkondigt in dagelijkse statusupdates dat de overheid een virus heeft geïnstalleerd om in de chaos van de pandemie haar ware doel na te streven: de bevolking uitmoorden en martelen. Melania Trump post een selfie met mondmasker, de foto wordt mooi gevonden ondanks het feit ze de ‘hoax bag’ draagt.

Hier zit meer achter, denk ik vanzelf bij de borduurboeken die me worden aangeraden door bol.com. 

Complotten, samenzweringen, fake news, alternatieve feiten en andere vormen van paranoïde kennis klinken vaak in de eerste plaats potsierlijk, maar ze zijn niet schadeloos, zeker niet als ze terrein winnen van wetenschap en journalistiek.

Complotdenken is verleidelijk. Het houdt een soort exclusieve toegang tot de ‘echte’ waarheid voor, het onthult de waarheid achter de waarheid, maar evenmin als paranoid reading leidt het tot nieuwe inzichten. Complotdenkers zoeken – via vaak acrobatisch deductieve logica – naar bevestiging voor een waarheid die er al is: namelijk dat er onderdrukkende systemen bestaan in de wereld. Het slechte nieuws is altijd al geweten, net zoals paranoid reading verrassingen elimineert door erop te anticiperen. Elke onthulling krijgt daardoor iets zelfbevestigends, aldus Sedgwick. 

Complotten, samenzweringen, fake news, alternatieve feiten en andere vormen van paranoïde kennis klinken vaak in de eerste plaats potsierlijk, maar ze zijn niet schadeloos – zeker niet als ze terrein winnen van wetenschap en journalistiek. 

De voorlopig onvolledige waarheid van virologen, die nog niet weten hoe het coronavirus te bestrijden, kan voor mensen die op zoek zijn naar houvast zwakker, en daardoor minder aannemelijk lijken dan de geconfabuleerde, overkoepelende waarheid van het 5G-complot. De meest ijverige complotdenkers slagen er zelfs in om het virus aan de Black Lives Matter-beweging en aan de ecologische crisis te koppelen zodat meteen alle problemen verklaard zijn.

Een kenmerk van paranoïde kennis, stelt Sedgwick met een term die ze leent van psycholoog Silvan Tomkins (1911-1991), is dat het een ‘sterke theorie’ vormt die streeft naar volledigheid. Een paranoïcus kan je niet overtuigen van zijn ongelijk. Het is onmogelijk om met een complotdenker in discussie te treden, omdat je je simpelweg niet in hetzelfde waarheidsstelsel bevindt. Voor de complotdenker is de ander immers slachtoffer van een samenzwering.

Al dat woekerende wantrouwen, zowel in mezelf als bij anderen, stemde me de afgelopen maanden moedeloos. Een paranoïde relatie tot kennis is tot op zekere hoogte nodig, het zorgt voor een kritische afstand, maar het mag geen vaststaande ideologie worden.
Gelukkig maakt Sedgwick, zoals steeds in haar schrijven, een opening voor alternatieven.

Als een aanvulling op paranoid reading stelt ze in het essay het opwindende idee van ‘reparative reading’ voor. 

Reparative reading vraagt bij het lezen en interpreteren niet zozeer of bepaalde kennis waar is, maar stelt vragen van beweeglijkere aard. Wat doet kennis? Wat brengt het najagen en blootleggen van kennis teweeg? Wat betekent het om opnieuw kennis van iets te nemen? Hoe kunnen we ons het best bewegen door de oorzaken en gevolgen van bepaalde kennis?

Reparative reading laat in de zoektocht naar kennis ruimte voor onduidelijke parameters zoals experiment, plezier, affect, verrassing, veranderlijkheid en wens. 

Deze herstellende leeshouding kan leiden tot nieuwe, afwijkende, subversieve of voorlopige verbindingen en betekenissen, die weliswaar niet in een overkoepelende waarheid resulteert, maar dat ook niet ambieert. 

De Britse schrijfster Olivia Laing (1977) schreef in 2017 een column over reparative reading voor het kunsttijdschrift Frieze. Ze geeft daarin een voorbeeld van wat Sedgwicks herstellende lezing in de praktijk zou kunnen betekenen.

Reparative reading gaat volgens Sedgwick over opmerkzaamheid als een daad van kennis. Je laten raken is een daad van kennis. Plezier ervaren is een daad van kennis. Het is een stimulerende leeservaring en maakt daardoor een voorwaartse beweging in de zoektocht naar kennis, naar het nog niet bekende, in plaats van de wantrouwige lezing die poogt vooraf bepaalde systemen te onthullen.

De Britse schrijfster Olivia Laing (1977) schreef in 2017 een column over reparative reading voor het kunsttijdschrift Frieze. Ze geeft daarin een voorbeeld van wat Sedgwicks herstellende lezing in de praktijk zou kunnen betekenen. Op de vooravond van Trumps inauguratie woont Laing een lezing van de Amerikaanse dichter Eileen Myles bij. In een van haar gedichten geeft Myles een alternatieve inhuldigingstoespraak waarin ze het Witte Huis even ludiek als serieus herbestemt als opvangtehuis, bibliotheek en voedselkantine. Het gedicht kon niet verder van de nakende werkelijkheid van Trumps presidentschap afstaan, en toch schrijft Laing: ‘It felt reparative, listening to that; it felt as if my imaginative ability to frame utopias and then to move purposefully towards them might have been restored, at least for a minute, at least inside those book-clad walls.’

Laings ervaring toont hoe reparative reading perspectief kan toevoegen en de transformatieve kracht van lezen omarmt. 

Sedgwicks voorstel is spannend. De herstellende vraag naar wat kennis teweegbrengt vergt denken en voelen, voorstellen en vergissen. Ik begrijp het als ‘betekenis in wording’. Evengoed levert het niets op, maar die vrijheid alleen al voelt een stuk lichter dan de achterdochtige kramp waarmee we ‘de waarheid’ proberen te achterhalen. Het is het proberen waard. 

Vooruit dan maar.