Toen we op zekere maandag na de fysiotherapie op de hoek van de Sjlomo Hamelech- en de Arlosoroffstraat kwamen, bleef mijn vader niet als gewoonlijk staan om het café aan te prijzen, maar stelde voor naar binnen te gaan en er koffie te drinken.
‘Papa,’ zei ik na een moment van aarzeling, ‘je kunt niets drinken, het gezwel blokkeert je slokdarm.’
‘Ik weet het,’ zei mijn vader, en hij klopte me op de schouder, ‘maar jij kunt het wel.’
We gingen zitten aan een hoektafeltje op het terras. Ik bestelde een koffie verkeerd en een glas water bij de mooie serveerster, en toen ze mijn vader vroeg wat hij wilde, vroeg hij om een dubbele espresso. Ik staarde hem verwonderd aan, en hij haalde met een glimlach zijn schouders op. De serveerster, die mijn vaders schuldige glimlach had opgevangen, keek me vragend aan, en omdat ik niet wist wat ik moest zeggen, bestelde ik een haverkoek.
Totdat de koffie kwam zwegen we. Ik wilde mijn vader vragen waarom hij tóch koffie had besteld en of het er op een of andere manier mee te maken had dat de serveerster mooi was, maar ik zei niets. Mijn vader haalde het pakje sigaretten uit de borstzak van zijn overhemd, evenals de aansteker die hij altijd bewaarde in zijn brillenkoker, legde ze op het tafeltje en lachte naar me. We wachtten.
Na een paar minuten kwam de serveerster terug met de bestelling en zette die neer op ons tafeltje: een koffie verkeerd, een glas water en een haverkoek op een schoteltje bij mij, en een dubbele espresso bij mijn vader.
Er stegen aangename dampen op van mijn koffie. Ik wilde een slokje nemen, maar dat zo onder de neus van mijn vader te doen leek me niet fair, dus bleef ik er zomaar wat naar staren. En ineens zag ik vanuit mijn ooghoek dat mijn vader een snelle greep deed naar het kopje voor hem op het tafeltje en de dubbele espresso in één teug opdronk.
Dat kon helemaal niet. Ik wist dat het onmogelijk was. Ik was er tenslotte bij geweest toen de oncologe mijn moeder en mij de röntgenfoto had laten zien van de tumor, die boven op de geblokkeerde slokdarm lag als een bolletje vanille-ijs op een ijshoorntje. Mijn vader, had ze toen gezegd met een gezaghebbende, verstikte stem, zou nooit meer kunnen drinken. Maar kijk, hier zaten we op een mooie, zonnige dag samen in het hipsterigste café in de stad, ik nog starend naar mijn dampende koffie en hij, naast me, grijnzend nadat hij zijn dubbele espresso achterover had geslagen. En even dacht ik dat we nu misschien wel in een parallel universum zaten, dat er dankzij de vele verhalen die hij me sinds mijn kindertijd had verteld misschien een of andere opening was ontstaan in het pijnlijke hart van dit universum en wij erdoorheen waren gezogen naar een parallel universum dat identiek was aan dat van ons, behalve dat mijn vader er naar hartenlust kon eten en drinken en niet zou doodgaan over een paar maanden.
De kokendhete koffie gleed naar beneden door de luchtpijp van mijn vader en ging op weg naar de longen. Toen die daar was aangekomen, begon mijn vader te stikken. Hij stond op, midden in het café, en greep met beide handen naar zijn keel. De rochelende geluiden die hij voortbracht waren afgrijselijk, het gereutel van iemand wiens longen werden overspoeld door kokendhete koffie. De serveerster, niet ver van ons vandaan, keek geschrokken naar mijn vader. Een gebrilde man aan het tafeltje naast ons stond op en vroeg mijn vader of hij hulp nodig had. Ik bleef verstijfd zitten. Het parallelle universum waarin ik me een ogenblik geleden nog had bevonden met mijn vader was verdwenen en wierp me terug naar een minder geslaagd universum. Na nog een paar seconden van gerochel leunde mijn vader voorover naar de vloer van het café en braakte alle voortreffelijke Italiaanse espresso uit die zijn longen had gevuld. Toen hij klaar was, ging hij weer rechtop zitten op zijn stoel, alsof er niets was gebeurd, centimeters van het plasje koffie en slijm vandaan, en stak een sigaret op. De mensen aan de tafeltjes naast ons bleven hem als gehypnotiseerd aanstaren.
‘Precies wat ik zei,’ zei hij met een brede glimlach, en hij blies rook uit door zijn neusgaten, ‘het is echt de beste koffie van de stad.’