De twee kinderen in het mooie prentenboek De Prinses van de Moestuin (1991) van Margriet en Annemie Heymans lopen ook al zo dwalend rond, door hun eigen huis. Hun moeder is doodgegaan, hun vader verdrinkt zich in zijn werk en de kinderen proberen allebei, de een in het huis, de ander in de tuin, een antwoord te vinden op wat er gebeurd is en hoe ze verder moeten. Ze praten met hun dode moeder, en schrijven elkaar briefjes.
Briefjes schrijft ook het meisje Sneeuwwitje in het poëtische, wrang-mooie Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen (1998) van Wim Hofman. Zij moet in haar dooie eentje bij een morsig groepje dwergen gaan wonen, nadat haar stiefmoeder geprobeerd heeft om haar te vermoorden. De dwergen zijn altijd op pad, en druk bezig met dwergenzaken. Onderwijl schrijft het meisje briefjes: aan de spijkers in de muur, aan de aardappels, aan haar stiefmoeder, aan God. Ze krijgt nooit antwoord. Er is geen schrijver die zo prachtig over eenzaamheid kan schrijven als Wim Hofman.
Ook nu ik al een hele tijd volwassen ben zoek ik dat soort kinderen nog steeds in verhalen.
Er zijn ook schrijvers in de volwassenliteratuur die prachtig en oprecht over kinderen kunnen schrijven. Renate Dorrestein kon dat fantastisch, de meisjes in Ontaarde moeders (1992) en Verborgen gebreken (1996) zijn interessante en waarachtig beschreven kinderen in gevecht met de wereld van de volwassenen. Het meisje Jas in De avond is ongemak (2018) van Marieke Lucas Rijneveld is een vreemd soort zusje geworden, en zo ook de mishandelde, opgejaagde M. uit Dat beloof ik (2023) van Roxane van Iperen. Niemand helpt hen, niemand merkt hen eigenlijk op. Behalve de schrijver die over hen schrijft en de lezer mee laat kijken in hun hoofden. Het meisje dat ik vroeger was voelt zich daardoor gezien en gesterkt.
Waarom zou je die narigheid lezen? hoor ik mijn vader zeggen. Waarom zou je boeken lezen die je treurig maken terwijl er ook prachtige positieve boeken zijn waar je blij van kan worden?
Omdat het helpt, pap. Zo is het altijd geweest.
‘We read to know we are not alone,’ zei C.S. Lewis ooit.
O, en het boek dat me misschien wel het allermeeste is bijgebleven is Wim (1996), ook van Wim Hofman. Ook al zo’n eenzaam kinderleven, waarin de volwassenen alleen met zichzelf bezig zijn, terwijl het jongetje Wim rondsjouwt over het Zeeuwse strand. Daar vangt hij kwalletjes en zeepieren, raapt op wat de zee op het strand legt, en schrijft en tekent daarover in een klein boekje, met Oost-Indische inkt.
Toen ik het las kocht ik meteen ook zo’n boekje, en inkt en een pennetje. Ik begon over mijn saaie leven te schrijven, en leerde dat schrijven en tekenen helpt. Niet om te winnen, om iets groots teweeg te brengen, of om zelfs maar om iets te veranderen aan mijn bestaan. Maar het stond wel op papier, iemand zou het kunnen het lezen. En zelfs als dat niet gebeurde, zelfs al zou ik de enige zijn die het ooit las: Het stond nu ergens, in een soort boek.
En boeken zijn belangrijk.
Annet Schaap, 27 september 2023
PS: In haar geweldige lezing ‘Wipneus en zijn schimmelige vriendje Pim’ pleit Bibi Dumon Tak ervoor dat volwassen lezers, ouders en leerkrachten, bij hun kinderen niet enkel aankomen met de ouwe boeken uit hun eigen jeugd. Die kennen we nu zo langzamerhand wel, zegt ze. En er worden vandaag de dag nog steeds prachtige, nieuwe kinderboeken geschreven die alle kinderen zouden moeten leren kennen. Lees gevaarlijk!
Als schrijver lees ik het werk van mijn collega’s natuurlijk ook, en ze heeft volkomen gelijk: elk jaar worden er fantastisch kinderboeken geschreven.
Toch maken ze nooit meer diezelfde indruk op mij als lezer die de boeken maakten die ik las toen ik zelf een kind was. Zo diep en allesveranderend lezen ben ik jammer genoeg met het ouder worden verleerd.
Maar ik noem toch een rijtje van op van de, naar mijn mening, mooiste en meest indrukwekkende kinderboeken van de laatste jaren: