Op zoek naar een meersoortig perspectief in de literatuur
Op de laatste zondag van september ging ik in gesprek met Mariken Heitman over de mogelijkheid van een meersoortig perspectief, in leven en schrijven. Fleur Jongepier, de moderator, vroeg ons of je als menselijke schrijver ooit echt het perspectief van een niet-menselijk wezen recht kunt doen. Mariken merkte terecht op dat mensen al meer-dan-menselijk zijn: we zijn afhankelijk van de bacteriën in onze darmen en de zuurstof die bomen maken. Bovendien is het je taak als romanschrijver om in de huid van een personage te kruipen, menselijk of niet-menselijk. Daarnaast zijn de andere wezens niet stil, ook al worden ze vaak zo voorgesteld. Om recht te doen aan het perspectief van niet-menselijke dieren en andere aardbewoners moet je als schrijver beginnen met luisteren.
Als filosoof heb ik veel geschreven over dierentalen. Verschillende diersoorten hebben hun eigen vormen van expressie. Zo schrijven beren boodschappen op bomen. Ze gebruiken beeld, door met hun nagels te krassen, en geur – beren hebben geurklieren in hun handen en voeten. Andere beren lezen die boodschappen met hun ogen en neus, en soms antwoorden ze. Beren zijn niet de enige niet-menselijke dieren die lezen, schrijven en met elkaar praten: de wereld zit er vol mee. Caribische pijlinktvissen spreken tegen elkaar in kleur, met snel veranderende patronen op hun huid. Veel insecten gebruiken geur. Andere dieren, zoals mensen, gebruiken vooral geluid.
De kleding van onze taal maakt alles gelijk, schrijft filosoof Ludwig Wittgenstein in de Filosofische Onderzoekingen. Omdat woorden een vaste vorm hebben, denken we dat ze op een manier te definiëren zijn, of een betekenis hebben. Dat geldt ook voor het woord ‘taal’ zelf. We denken bij dat woord vaak aan mensentaal, of aan een taal zoals het Nederlands. Maar achter het woord ‘taal’ gaan allerlei verschillende praktijken schuil. Sommige daarvan zijn menselijk, zoals emails schrijven, andere niet-menselijk, zoals vleermuizen die elkaar bij hun naam noemen met tonen die voor onze oren te hoog zijn. En weer andere kunnen meersoortig zijn, zoals groeten. Mensen groeten elkaar, andere dieren doen dat ook, en tussen mensen en andere dieren (of andere soorten onderling) zijn er gemeenschappelijke groetpraktijken. Katten en koeien groeten bijvoorbeeld mensen.
Voor wie schrijft is mensentaal het materiaal. Maar onze woorden en verhalen zijn ook gevormd door de andere wezens met wie we leefwerelden delen. Niemand schrijft in een vacuüm met alleen mensen. Ons begrip van vriendschap, liefde, lijden en geluk is altijd mede gevormd door de andere dieren. En onze verhalen ook, van de Griekse mythen tot het werk van Kafka. We herkennen de meersoortigheid van de samenleving alleen nauwelijks omdat onze cultuur en samenleving antropocentrisch zijn: mensen zijn voor veel mensen het belangrijkste dier en de standaard waaraan we andere dieren afmeten. Daarom zien we taal als mensentaal, daarom zien we literatuur als een mensenzaak.
Dat is aan het veranderen. Door de klimaatcrisis, biodiversiteitscrisis en het grote uitsterven van soorten gaan veel mensen nu op zoek naar een andere verhouding met de meer-dan-menselijke wereld. Dat is belangrijk, maar jammer genoeg blijven veel mensen sterk op de mens gericht, en vaak zelfs op hun eigen groep. Denk bijvoorbeeld aan klimaatactivisten die ‘voor hun kleinkinderen’ demonsteren of mensen die duurzaam andere dieren willen uitbuiten in de biologische veeteelt. Eigen-soort-eerst-denken is moreel natuurlijk problematisch. Maar het herhaalt ook de houding waardoor iedereen in de problemen is geraakt, waarin mensen denken meer recht te hebben op het land en het leven dan de andere wezens. Op een vergelijkbare manier is de wetenschap ook nog altijd sterk mensgecentreerd, zelfs al verandert het beeld dat we van andere wezens zoals planten en dieren hebben in vakgebieden als biologie en ethologie in razend tempo.
In de literatuur zie je dit ook terug, in boeken over dieren of planten van schrijvers die de mens als uitgangspunt nemen, of die in hun eigen leven nog steeds doorgaan met het eten van dieren. Jagers die schrijven zijn een extreem voorbeeld, maar veel hippe schrijvers herhalen ook stereotype beelden en woorden voor andere aardbewoners. Honden zijn trouw, katten eigenzinnig. Of ze schrijven over het uitsterven van exotische soorten, zonder het geweld tegen dieren in Nederland serieus te nemen. De niet-menselijke dieren worden momenteel op grote schaal uitgebuit en vermoord, dus wie over ze schrijft moet oppassen ze niet opnieuw te gebruiken voor eigen gewin, geen achterhaalde denkbeelden te herhalen, en recht te doen aan hun manier van zijn. Een goede denkoefening om mee te beginnen is het woord ‘dier’ te vervangen door een andere gemarginaliseerde groep, zoals ‘vrouw’ of ‘mens van kleur’.
Daarnaast is het belangrijk om op een andere manier met de niet-mensen om ons heen in gesprek te gaan. Met het Meersoortig Collectief, een kunstcollectief waar ik deel van uitmaak bestaand uit mensen, honden en andere dieren, heb ik de afgelopen tijd tijdschriften voor andere dieren en planten gemaakt, en onderzocht hoe andere dieren lezen en schrijven. We maakten slazines voor slakken en cavia’s, en bladzines voor insecten. Een van de honden in ons collectief maakte een geurwandeling voor andere honden. We vonden stokken bewerkt door honden, en bossen beschreven door de tijd en dieren. Hoe mensen en andere dieren samen kunnen leren lezen en schrijven is een doorlopend experiment waarvan ik de uitkomst niet kan voorspellen. Het hangt er helemaal vanaf wat andere wezens met en van ons willen.
Maar we kunnen als mensen wel samen nadenken over hoe we kunnen lezen en schrijven met meer aandacht voor niet-mensen. Voor ILFU bedacht ik daarom namens het Meersoortig Collectief een enquête over de mogelijkheid en onmogelijkheid van meersoortig lezen en schrijven. (Je kunt de enquête hier lezen en zelf invullen.) Deze werd uitgedeeld aan bezoekers van ILFU’s festivaldag ‘Nature’s Narrative’. De meeste lezers die hem invulden waren optimistisch en nieuwsgierig. En anarchistisch: meer dan de helft van de lezers vulde zelf de antwoordmogelijkheden aan. Bij vraag 1 (Wanneer heb je voor het laatst met een dier gepraat?) voegden mensen bijvoorbeeld toe dat ze met een buizerd op een paaltje hadden gesproken, met hun hond of kat, of met siervogels. En bij vraag 6 (Veel verhalen en boeken gaan over dieren, maar vaak willen mensen daarmee iets over mensen zeggen, of herhalen ze vooroordelen. Is dat erg?) dat mensen metaforen nodig hebben om goed te kunnen denken en spreken over andere wezens. Verder viel op dat veel van de invullers hun twijfels hadden over wat meersoortige literatuur eigenlijk inhoudt. Dat kwam vooral tot uitdrukking bij vraag 9: Hoe zie jij de toekomst van de meersoortige literatuur voor je? ‘Verwarrend maar leerzaam,’ schreef iemand, en daar ben ik het eigenlijk wel mee eens. Iemand anders opperde dat we gedichten kunnen voorlezen aan dieren. Er waren lezers met literatuursuggesties, zoals de Middeleeuwse fabels en het werk van Charlotte Mutsaers. Anderen raadden films aan, waaronder The Birds van Hitchcock. Weer een andere invuller wilde meer boeken over vriendschap tussen soorten. Tot slot schreef een lezer: ‘deze enquête heeft absoluut niets verhelderd’. Hij/zij/hen bedacht zelf wel een boek dat na lezing aan de hond gevoerd kon worden. Dus wie weet is er een uitgever die daar wat in ziet.
Het gesprek hierover, met elkaar en met de andere wezens, is in elk geval nog maar net begonnen. Ik wil daarom eindigen met een uitnodiging om naar buiten te gaan en tien of twintig minuten te kijken en luisteren naar een boom, een slak, een vogel of iemand anders. Een andere houding aannemen begint met aandacht. En wie weet verschuift je perspectief.
Jeltje de Koning
Jeltje de Koning (2000) is een illustrator uit Utrecht. Ze is net afgestudeerd aan Illustration Design aan de HKU. Ze laat zich inspireren door de schoonheid van het alledaagse en de ervaringen die we als individu met elkaar delen.
Meer over Jeltje