Serhi Zjadan (Starobilsk, 1974) is een van de meest populaire en invloedrijke stemmen in de huidige Oekraïense literatuur. Hij vertaalt poëzie, speelt in de ska-punk band Zjadan and the Dogs en organiseert literaire festivals. Hij woont in Charkiv, waar hij in de winter van 2013-2014 een spil vormde van de Euromaidanprotesten. Nadat Charkiv het de afgelopen week zwaar te verduren kreeg, met verwoeste huizen en tientallen burgerslachtoffers tot gevolg, is Zjadan een van de coördinatoren van het burgerverzet en de distributie van hulpmiddelen. Als eerste aflevering van onze serie Oekraïense poëzie publiceren we zijn gedicht 'Paddenstoelen van de Donbas', een gedicht over zijn geboortegrond, met daarin de regels: “zolang we samen zijn, wordt er gewoeld in deze grond / en vindt men in haar warme binnenste / het zwart van de dood, / het zwart van het leven.”
Serhi Zjadan
Paddenstoelen van de Donbas
Vertaald door: Eric Metz
In de lente verzinkt de Donbas in de mist, en de zon verstopt zich achter de heuvels.
Want je moet deze plaats kennen,
je moet weten met wie je afspraken maakt.
Het was een arbeider van een voormalig pompgebouw,
een kerel gehavend door de alcohol.
“Wij, arbeiders van het pompgebouw”, zei hij toen we kennismaakten,
“werden altijd als de elite van het proletariaat beschouwd, ja man, de elite.
Indertijd, toen alles naar de kloten ging, waren er heel wat
die de moed lieten zakken. Maar niet zo de werkers
van het pompgebouw, ha nee, wij niet.
We brachten de onafhankelijke mijnwerkersbonden samen,
bezetten drie gebouwen van een voormalige fabriek
en begonnen daar paddenstoelen te kweken.”
“Hoezo paddenstoelen?”, vroeg ik ongelovig.
“Ja. Paddenstoelen. We wilden cactussen met mescaline kweken, maar bij ons
in de Donbas, gedijen cactussen niet goed.”
“Weet je wat het belangrijkste is, wanneer je paddenstoelen kweekt?
Het belangrijkste is high te zijn, maat, zo is dat – high zijn is het belangrijkste.
En óf we high waren, geloof me, ook nu nog trouwens, misschien omdat
we tenslotte toch de elite van het proletariaat zijn.
“Nou, en dus bezetten we die drie gebouwen en zaaiden daar onze paddenstoelen uit.
Nou, en daar had je dan de arbeidsvreugde, dat schouder-aan-schoudergevoel,
je kent dat wel het dronken makende gevoel van arbeidsprestaties.
En het belangrijkste: iedereen tript! Iedereen, zelfs zonder paddenstoelen!”
“De problemen begonnen al een paar maanden later. Het is hier een zware
wijk, dat heb je zelf gezien, onlangs staken ze nog een tankstation in de fik,
maar de politie rolde ze ter plaatse op, ze hadden zelfs geen tijd
om te tanken, zo erg waren ze erop gebrand om vlammen te zien.
En toen was er die brigade die ons kwam lastigvallen, die onze paddenstoelen
meenam, beeld je eens in. Ik denk dat in onze plaats om het even wie
was bezweken, zo gaat dat dan – iedereen bezwijkt,
ieder in overeenstemming met zijn sociale status.”
“Maar wij kwamen samen, en we dachten: oké, paddenstoelen, dat is oké,
maar het gaat niet om de paddenstoelen, en evenmin om het schouder-aan-schoudergevoel,
en zelfs niet om het pompgebouw, hoewel dat een argument was.
We dachten gewoon: kijk straks komt onze oogst op en groeien
onze paddenstoelen, ze zullen groeien en, om zo te zeggen, aren schieten,
en wat zullen we onze kinderen vertellen, wanneer we hun in de ogen kijken?
Er zijn gewoon van die dingen waar je verantwoordelijk voor bent, waar je
niet zomaar even de brui aan geeft.
Kijk jij bent verantwoordelijk voor jouw penicilline
en ik voor de mijne.”
“In één woord, we gingen gewoon vechten op de paddenstoelenplantage. Daar
hakten we hen in de pan. En terwijl zij vielen op de warme harten van de paddenstoelen,
dachten wij:
Alles wat je met eigen handen maakt, werkt voor jou.
Alles wat je door je eigen geweten laat gaan, klopt
op de maat van je hartslag.
We bleven op deze grond, opdat het voor onze kinderen niet ver
zou zijn om onze graven te bezoeken.
Dit is ons eiland van vrijheid,
het verruimde bewustzijn
van de landbouw.
Penicilline en Kalasjnikov: twee symbolen van strijd,
de Castro van de Donbas leidt partizanen
door de mistige paddenstoelenplantages
tot aan de Zee van Azov.”
“Weet je”, zei hij me, “’s nachts wanneer iedereen in slaap valt,
en de donkere aarde de mist opzuigt,
voel ik zelfs in mijn dromen, hoe de aarde om de zon beweegt,
luister ik, luister ik hoe ze groeien:
de paddenstoelen van de Donbas, de onhoorbare chimera’s van de nacht,
oprijzend uit leegte, groeiend uit steenkool,
terwijl de harten stilstaan, als liften in nachtelijke gebouwen,
groeien de paddenstoelen van de Donbas, groeien ze terwijl ze niemand
die ontgoocheld of verloren is van weemoed laten sterven,
want, mijn beste, zolang we samen zijn,
wordt er gewoeld in deze grond
en vindt men in haar warme binnenste
het zwart van de dood,
het zwart van het leven.”
Eerder gepubliceerd op Poetry International Web, 2011