Tussen het zegbare en het onzegbare – een essay van Manon Uphoff over beeld en verbeelding

Op zaterdag 9 september opent in het Centraal Museum in Utrecht de expositie De Elementen van Manon Uphoff, met werk waarin de schrijver onderzoek doet naar de vormgeving van moeilijk met het dagelijks leven verenigbare ervaringen. Na haar bekroonde roman Vallen is als vliegen (2019) zet Uphoff met tekeningen, een video-installatie en een briefwisseling met gastcurator Rosemarie Buikema een volgende stap in haar zoektocht naar beelden die vorm kunnen geven aan ervaringen van mentaal en fysiek geweld. Maar hoe komt iemand die altijd met taal bezig is geweest erbij om zich ineens in beeldende kunst te gaan verdiepen? Visualisatie biedt de noodzakelijke tussenruimte tussen het zegbare en onzegbare, stelt ze in dit essay.

Tags

Schrijven Grensoverschrijdend gedrag Kunst
Beeld: Manon Uphoff

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Tussen het zegbare en het onzegbare

In de zomer van 2022 bezocht ik in Venetië de Biënnale, The Milk of Dreams, en zag daar – tussen talloze werken die in grote vrachtwagens moesten zijn vervoerd – ineens werk dat me sinds de eerste blik die ik er daar op wierp niet meer losgelaten heeft. Aan de grond genageld stond ik bij de knipsels, het papier maché, het ‘kleine’ nadrukkelijk vernietigbare werk van ene Ovartaci (de zelfgekozen naam van de maker: ‘oppergek’). Ovartaci, die in 1894 in Denemarken als Louis Marcussen ter wereld was gekomen en een zeer lange en moeizame weg had afgelegd, die 60 jaar lang in een psychiatrische instelling woonde en zichzelf moest ontmannen om eindelijk als transvrouw door het leven te kunnen gaan. De fragiele werken (karton, papier, stof) getuigden van dit leven barstensvol ervaringen van onderdrukking en repressie. En van de regelrechte zelfbeschadiging om dichtbij dit zelf, dit innerlijk te mogen komen. Katvrouwen, langgerekt, dun, met schuine ogen, reptielmensjes in okerkleuren, in groen. Het was als de schreeuw van Munch, maar hoger nog, vlijmend. Een papercut tussen de vingers. Wij zijn wat niet mag zijn, leken de figuurtjes te zingen, maar wat toch is. Moedig, krachtig, hartverscheurend. De zeggingskracht van juist het kwetsbare, het nadrukkelijk vernietigbare.

In diezelfde zomer had ik de uitnodiging aangenomen (van Rosemarie Buikema, gastcurator en projectleider van MOED.online) om een expositie te verzorgen van beeldend werk in Utrecht Lokaal, in het Centraal Museum (september-november 2023). Waarom? Ik ben toch auteur, schrijver van romans, verhalen, essays, novellen. Wat moet ik met beelden, beeldend werk? Is de taal soms niet toereikend?

Tijdens het schrijven aan dit boek gebeurde het meer dan eens dat ik vastliep, geen flauw idee had welke taal ik kon inzetten om op een andere dan een afgesleten manier te spreken over ervaringen die we in de volksmond bij voorkeur ‘onzegbaar’ noemen.

Voor een antwoord op die vraag moet ik een stuk terug in de tijd, naar de jaren dat ik nog volop in het proces van schrijven aan mijn laatste roman Vallen is als vliegen zat, een duister boek over ernstig fysiek en mentaal misbruik in een gezin, door de vader, die in de roman met de initialen HEHH werd aangeduid. 

Tijdens het schrijven aan dit boek gebeurde het meer dan eens dat ik vastliep, geen flauw idee had welke taal ik kon inzetten om op een andere dan een afgesleten manier te spreken over ervaringen die we in de volksmond bij voorkeur ‘onzegbaar’ noemen.

Welke woorden moest ik gebruiken om een niet-talig of voor-talig gebied te onderzoeken en verkennen? Een wereld vol zintuiglijke indrukken (geur, tast, smaak, gehoor, beeld) en van eerste, diepe emotionele ‘imprints’ die het latere beeld van de wereld en de gedachten over onze plek daarin beïnvloeden, maar die vaak helemaal niet met taal verbonden zijn? 

(Artikel gaat verder onder banner)

9 september-19 november: Manon Uphoffs expositie 'De Elementen' in Centraal Museum

In 'De Elementen' volgen we het onderzoek van schrijver en beeldend kunstenaar Manon Uphoff naar de vormgeving van moeilijk met het dagelijks leven verenigbare ervaringen. Na haar bekroonde roman 'Vallen is als vliegen' (2019) zet Uphoff in deze tentoonstelling een volgende stap in haar zoektocht naar beelden die vorm kunnen geven aan ervaringen van mentaal en fysiek geweld. Door middel van tekeningen, een video-installatie en een briefwisseling met gastcurator Rosemarie Buikema wordt de toeschouwer getuige en onderdeel van deze zoektocht. Hoe kun je tegelijkertijd vernietigen en creëren?

Informatie en tickets
9 september-19 november: Manon Uphoffs expositie 'De Elementen' in Centraal Museum

De vragen waarmee ik worstelde gingen verder dan hoe ik mijn ‘individuele, persoonlijke ervaringen’ onder woorden kon brengen. Het ging er nu juist om dat ze niet uniek, niet strikt individueel waren, maar als een gewelddadige vormende kracht dit leven waren binnengedrongen. En daar zowel het ontzagwekkende aspect in vormden, als het banale. 

Op zoek naar vormen voor wat ik wilde uitdrukken begon ik te tekenen, iets dat ik mijn hele leven heb gedaan, al waren er lange periodes dat dit meer naar de achtergrond was verdwenen. Maar was het wel tekenen? Het was eigenlijk meer iets tussen schrijven en tekenen in. Met de Bic-pen, op houtvezelige blaadjes papier. Krulletjes, streepjes, zonder te kijken, onafgebroken, ritmisch, obsessief. Om te zien wat het was, wat dat betekende, die beweging, die haaltjes en lijntjes. Zo, uit de repetitie, ontstond vorm, ontstond beeld. Insecten, planten, wiskundige tekens, getallen, zeewezens, koralen, wieren, vagina’s en penissen, pissebedden en kevers, torren, eencellige organismen. Verbijsterend. Het leek bijna niets meer met mij te maken hebben. Alsof de taal, de vorm weer even helemaal loskwam, in de beweging zat, en niet in mij, onpersoonlijk en oneindig vitaal. 

In diezelfde periode begon ik, nogal manisch, met een nagelschaartje te knippen in oude kunstboeken. Bloemen, insecten die van de pagina’s bewogen en kropen, en die zowel aantrekkelijk als griezelig waren. Het kromme schaartje liet zich amper sturen, ik volgde de beweging die vóór mij uitging. Haastte me richting de vormen die zich helemaal niet lieten dwingen, maar uit zichzelf leken voor te komen. Met deze ingrediënten, die knipsels, die Bic-pentekeningen (gefotografeerd en in het negatief gezet zodat het donkere duistere blauw werd omgezet tot een vlammend goud) bouwde ik een eerste grote beeldende ‘installatie’. Een duistere kamer (getiteld Kamer met Minotaurus, te zien in Coda, Apeldoorn) waarin de vormen zich amper aan begrenzing hielden. Een ruimte waarin het ‘ik’ verdwenen was en steeds opnieuw werd afgebroken en opgebouwd. Een kamer waarin vorm letterlijk ‘verknipt’ werd. Kleine figuurtjes die ik had geknipt of getekend waren opgeblazen en uitgerekt tot schaduwen in een behang waarvoor diezelfde basisvormpjes waren opgesteld.

***

In het laatste project van David Bowie, zijn fenomenale album Blackstar, [2016] laat hij een stervende man uit bed komen om als een bezetene te schrijven, te krabbelen, minutieuze tekens en woordjes aan te brengen, een imprint, over het papier, op het tafelblad, de tafelpoten, de kast...

Dit maakte in die tijd dat ik nogal monomaan met mijn eigen tekens bezig was een enorme indruk. Alsof ik uitgedrukt en bevestigd zag waar het in het maken van afbeeldingen, in het schrijven, in de kunst, eigenlijk om te doen is. Een niet tegen te houden, dwingende behoefte iets van een afdruk, een print, een spoor achter te laten. Een signaal dat er bestaan wordt, bestaan is. Een poging om heel dicht bij dat absoluut magische moment te komen waarin woord en ding, dat wat gezien is en wordt afgebeeld als in een flits weer bij elkaar komen, verbonden worden. Het tekenen en schrijven in de video’s bij Blackstar was heel fysiek, en er zat een stuwing en een bezetenheid onder die me diep ontroerde, en nog steeds. Er was haast bij; het moest gebeuren, voor het te laat was, voor het bestaande verging, voor de herinnering vervaagd was, de gedachte opgelost, de ervaring verpletterd onder het gewicht van alweer nieuwe ervaringen…

***

Wat heeft dat met mijn werk te maken? Met wat ik tracht te onderzoeken? 

Beweren, stellen dat iets onzegbaar is, niet uitgedrukt kan worden, kan de orde die bevraagd en bekritiseerd wordt heel goed uitkomen.

De #MeToo-beweging heeft vanaf 2017 sterk bijgedragen aan het besef dat het zogenaamde strikt persoonlijke, individuele, het zogeheten onuitspreekbare - het taboe (van seksueel geweld en incest) -  in realiteit een sterk maatschappelijke component kent. Maar ook aan het besef dat de samenleving die component het liefst ontkent, en deze verhalen bij voorkeur als onbestaanbaar, of helemaal niet bestaand wegdrukt uit de verzameling te bewaren en gedeelde verhalen van een gemeenschap. De verhalen die de moeite waard zijn om te onthouden, door te zeggen: hier kan je geen vorm voor vinden, hier zijn geen woorden voor. Want wat geen uitdrukking kan krijgen, bestaat niet. Is al vergaan en verdwenen voor het contouren kon krijgen. Een vorm kon aannemen. En wat niet uitgesproken mag valt de diepte in.

In Truth and Repair betoogt psychiater Judith L. Herman dat het openbaren van de verzwegen geschiedenissen van (seksueel) en veelal tegen vrouwen en meisjes gericht geweld aan de gemeenschap van het grootste belang is. Dat het gaat om het ontwikkelen van “a moral community”. (It is) a matter not only of individual psychology but also, always, of social justice. [Because the violence at the source of trauma aims at domination and oppression, even to recognize trauma, to name it, requires the historical context of broad social movements for human rights: for secular democracy, for the abolition of slavery, for women's liberation, for an end to war”.]

Beweren, stellen dat iets onzegbaar is, niet uitgedrukt kan worden, kan de orde die bevraagd en bekritiseerd wordt heel goed uitkomen. Terug ermee de duisternis, de schaduw in. “Een ervaring lijkt onzegbaar omdat het de dominante beelden en machtsverhoudingen aan het wankelen brengt. Zo is er inspanning vereist om het onkreukbare naoorlogse burgermansbestaan te verbinden met de plooien en rimpels van duistere praktijken die er soms achter schuilgaan” schrijft Rosemarie Buikema in de briefwisseling die ik met haar voerde.

Dat is van een ander kaliber dan de erkenning dat het verkennen van sommige gebieden, het bestuderen van sommige menselijke (en dierlijke) ervaringen om voorzichtigheid vragen. Een gevoel van ‘awe’, van ontzag.

Maar hoe dit ‘onuitspreekbare, onarticuleerbare’, die complexe ervaringen onderdeel maken van het grotere geheel, van het bredere bestaan? Naar het licht en het zicht trekken, of toch juist afstand nemen, afscheid nemen, rouwen? Hoe ritueel omvormen, overdragen? Iets verplaatsen van het innerlijk, de binnenwereld, naar buiten? Daarin is niet alleen de taal, maar ook het beeld van essentieel belang en een zoektocht, onderzoek naar de mogelijkheid voor een vorm noodzakelijk. 

Want steeds gaat het bij vormen ook om omvormen, transformeren en hervormen. Vooral als er eerder een mandaat was van een vaste, definitieve verschijning, een beeld waaraan niet getornd mag worden: zo moet het zijn, dit is wat het is, het mag of kan niet anders worden. Dit is een man, dit is een vrouw, deze mens is zwart, die mens is wit, deze persoon is mentaal in orde, deze is gek, waanzinnig, gestoord. Waarachter de angst zit voor de beweeglijkheid van vormen, hun onvastheid, hun vermogen tot verandering.

Juist het vijfde, onvaste element van de verbeelding kan ons kalmeren, het herkennen van een ritme, van patronen, herhaling, spiegeling, verschuiving, variatie. Wij zijn beslist niet de enigen die bijdragen aan rijkdom van de vormen. Zoveel ontstaat zonder dat we autoritair hoeven in te grijpen of vast te leggen.

Visualisatie als de noodzakelijke tussenruimte tussen het zegbare en het onzegbare. Wat voorstelbaar is, wordt verbeeld, en kan daarna ook doordringen in de taal.

Over die veranderlijkheid van vormen; in de tijd van mijn vormverkenningen ontdekte ik tot mijn verassing hoe snel en eenvoudig dat wat ik altijd wel mooi had gevonden (bloemen, planten) kon overgaan in iets wat ik als griezelig ervoer, en weer vice versa. Met twee snipjes in de door mij geknipte bloemen veranderden die in insecten, en met een huidig spiegelprogramma druk ik tekeningen van mensen en zoogdieren zo in elkaar dat er kreeften, krabben, pissenbedden, vleermuizen uit opschieten. Het is alsof je zo achter de vormen en de bestanddelen, de oertaal, het oudste alfabet kunt zien liggen. De taal van de wereld is die van de vormen. En de mensentaal en het schrift liggen in het verlengde daarvan, zijn maar één van de vele uitlopers. 

Wie schrijft, dus wie de taal, het geschreven woord als medium gebruikt, verliest gemakkelijk uit het oog hoeveel er al bestaat onder, achter, voor de taal uit. Ik heb lang gedacht, in de lijn van veel denksystemen, dat alleen het verbale, het woord ons het rijk van de gedachten, van het denken in kan voeren, dat alleen schrijven echt denken is, en tekenen, schilderen, beeldhouwen, fotograferen niet. En dat er vóór dat fantastische codesysteem van de taal, dat zoveel ruimte tussen ons en de dingen schept, en het mogelijk maakt om over het aanwezige, maar ook het verborgene of niet meer aanwezige te hebben, maar behelpen was. Niets lijkt me nu minder waar. 

Wat moet en kan een schrijver met beeld? 

De taal van vormen en het beeld biedt ons de mogelijkheid, stelt Buikema in de eerder genoemde briefwisseling, om te zeggen wat niet gezegd kan worden door vormen en kleuren op de leegte te veroveren, door die vormen, materialen en kleuren in de ruimte te ordenen. In die ordening zit eveneens een verhaal en betekenis. 

‘Niet de beschadiging op zich is dodelijk maar juist de onmogelijkheid (en vaak het verbod) daarvan te kunnen getuigen, daarover te mogen spreken’. 

***

Visualisatie als de noodzakelijke tussenruimte tussen het zegbare en het onzegbare. Wat voorstelbaar is, wordt verbeeld, en kan daarna ook doordringen in de taal. In haar essay uit 1925, Oh to be a painter schrijft Virginia Woolf dat de schilder, de tekenaar alleen kan zeggen wat zij te zeggen heeft door het niet te zeggen. 

Maar door het eerst te laten zien, voor anderen zichtbaar te maken, wordt het mogelijk om er ook het woord over te voeren, het verbeeldbare het gebied van de taal in te voeren. 

Ik denk opnieuw aan de kleine, ranke vormveranderlijke figuurtjes van Ovartaci en hoeveel strijd die blootleggen en in zich vervatten. Hoe ze onmiddellijk en direct het woord nemen. Zingen, schreeuwen. En ook hoe mijn eigen obsessieve knippen, plakken, krabbelen me heeft geholpen in het vertrouwen dat wat ver-beeld, gevisualiseerd kan worden, ook de wereld van de taal kan worden ingeleid.

Manon Uphoff

Manon Uphoff (1962) studeerde Literatuurwetenschap en debuteerde in 1995 met de verhalenbundel Begeerte die de Rabobank Lenteprijs ontving en werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Hierna volgden vele boeken, verhalenbundels, romans en novellen. Vallen is als Vliegen (Querido, 2019) is jubelend ontvangen door pers en publiek. De roman werd een bestseller en stond op de shortlist van de Bookspot en de Libris Literatuurprijs. Voor ILFU schrijft ze over ‘grote verhalen’; vertellingen die in tradities, folklore, religies, moderne literatuur, films en televisieseries steeds opnieuw verteld worden. Volg Manon om haar bijdragen als curator niet te missen.

Lees meer van Manon Uphoff