Kun je je nog onttrekken aan het internet?

Om te zien wat er in de wereld gebeurt, te begrijpen waar ze het op social media over hebben, is het belangrijk om er zo nu en dan afstand van te nemen. Valentijn Hoogenkamp onderzoekt in dit essay waar zijn utopische wens vandaan komt om af en toe te willen verdwijnen van sociale media. Offgrid gaan, opnieuw beginnen, weg van alle hysterie en haat die hoogtij vieren in onze (online) publieke ruimtes.

Tags

Doe het toch maar Essay Sociale media
Valentijn Hoogenkamp, buiten, met bomen en struiken op de achtergond. Zijn haar is gemillimeterd. Op zijn arm een tattoo van een feniks.

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Doe het toch maar: blijven

Hoe laat is het op het internet? Het is altijd nu, altijd dag. Geen lengende schaduwen maar licht op zijn hardst. Er is altijd iemand wakker. Je ex is gelukkig op het internet. Iedereen die je ooit pijn heeft gedaan heeft een interieur en al je vrienden zijn verspreid over tijdzones. Mensen worden doodgeschoten in het oneindige nu. Dus is er geen nu en ook geen hier, want je bent in Gaza en in Israël tegelijk en daarna in een zonovergoten slaapkamer met houten vloeren en groene hangplanten. 

Een goed verhaal begint met een personage, een plaats en een tijd. Zonder context dreigt er een contextbotsing, een ineenstorting die alles betekenisloos maakt. Ooit noemden we dit vrijheid, toen het internet 1.0 haar gebruikers de mogelijkheid schonk om hun lichaam achter te laten in een bureaustoel terwijl zij via hun avatar contact konden maken met andere avatars over de hele wereld. Zij werden zelf een personage en er was ook een hier: een chatroom, forum of online hotellobby om in rond te dwalen. Het internet was een snelweg vol afslagen naar ontmoetingsplekken. 

Internet 2.0 is eerder een rotonde of een spiegel. Je avatar ben je zelf, zorgvuldig gecureerd als een perfect Sims-poppetje. Je toont je voorkeuren en krijgt je eigen voorkeuren weerspiegeld. Maar het algoritme werkt notoir slecht voor mij. Mijn Spotify Wrapped liegt en ik word niet geïnspireerd door andermans lifestyle. Het algoritme spiegelt mij en ik ben in de war. 

Dit essay is onderdeel van onze reeks Doe Het Toch Maar

Valentijn Hoogenkamp schreef dit essay voor Doe Het Toch Maar, een ILFU-reeks vernoemd naar het gelijknamige gedicht van Babs Gons. Over schrijven tegen de bierkaai, over trouw blijven aan je creativiteit ondanks de obstakels die het leven jouw kant opwerpt.

Meer essays in deze reeks

Een schuilplaats

Controleer je alle uitgangen? Droom je wel eens van het zetten van vallen, of vluchten? In bed fantaseer ik over een schuilplaats aan de voet van een berg. Misschien in Spanje of Italië, de zee is bereikbaar. Mijn moeder is geboren op een eiland en werd rustig van golven, dit heb ik van haar. Mijn schuilplaats ligt dus zowel aan zee als in de uitlopers van de bergen. Er is geen bereik. Mijn telefoon is daar een belachelijk ding, een zakcomputertje dat nat kan worden. 

Gretig geef ik mijn paradijs vorm. Er zijn commissies die de schuilplaats beheren: onderhoudscommissie, financiën, voedselvoorziening, contact met de buitenwereld. Ik verf en timmer, mijn beste vriend doet het laswerk. Zijn vriendin heeft een boot waarmee ze voorraden kan halen in de stad. Als ik nadenk over hoe we in ons levensonderhoud voorzien loop ik vast. Misschien heeft iemand een erfenis gehad, een mecenas die ons de schuilplaats schenkt.

Een paar jaar was ik verliefd op een Amerikaan die min of meer bij de antifa zat. Met hem reisde ik de East Coast af in een pickup truck. Zijn vrienden waren hippies, vissers of zaten in een gesticht. Hij dacht veel na over hoe hij zelfvoorzienend kon gaan leven. Toen Trump de verkiezingen van 2016 won begonnen hij en zijn vrienden zich te bewapenen en voorraden aan te leggen ‘om niet langer afhankelijk te zijn.’ De drang om vrij te zijn begreep ik, de geweren niet. Daar voerden we lange telefoongesprekken over. Zijn redenering was simpel: 

‘If someone would try to hurt you, I would shoot them.’
‘You would still do that for me?’
‘Yes. Always.’

De autonomen

Nadat de PVV haar monsterzege behaalde overwoog ik alle nooduitgangen. In Nederland heeft de staat het monopolie op geweld en is er te weinig natuur om in te verdwijnen. Wel hebben de afgelopen jaren tienduizend Nederlanders zich ‘autonoom’ of ‘soeverein’ verklaard. Autonomen denken zich te kunnen loskoppelen van de overheid. Ze weigeren bijvoorbeeld belastingen en boetes te betalen en maken dit kenbaar in brieven aan de Belastingdienst, hun zorgverzekeraar en de gemeentes waar zij wonen. Bij de Hoge Raad liggen negentien verhuisdozen vol brieven van mensen die hun Nederlanderschap willen opzeggen. Juridisch zijn deze pogingen niet geldig. Je blijft gewoon Nederlander, ook als je er niet voor wilt betalen. Iets waar de één oceaan voor oversteekt om vervolgens met haar baby in het besneeuwde gras te slapen, wordt door de ander per brief weggegooid.

Elke seconde op een sociaal platform betekent geld voor Meta. Daarom zullen sociale platformen er alles aan doen om onze aandacht vast te houden.

Je kunt niet off grid gaan in Nederland, maar je kunt je wel terugtrekken uit de openbare ruimte. Binnenblijven en met cash betalen, vliegvelden en stations vermijden en je smartphone in de Noordzee gooien. In 2016 verzocht mijn familie me dringend om een smartphone te nemen zodat ik onderdeel kon zijn van onze familie-whatsappgroep. In 2018 maakte ik een Instagram profiel aan dat ik in 2020 weer verwijderde en in 2021 uit eenzaamheid weer activeerde. Ik viel steeds dieper in tunnels wanneer ik eenmaal begon te scrollen, vergat te eten en te slapen. Werd lichaamsloos, niet omdat ik een coole avatar optuigde en rondhing in een virtuele hotellobby, maar omdat ik geen honger of pijn meer voelde in de realiteit. 

De onmogelijkheid van terugtrekken

Jenny Odell, de schrijfster van How to do nothing: resisting the Attention Economy (2019) hamert er in haar essayboek op dat elke seconde op een sociaal platform geld betekent voor Meta. Daarom zullen sociale platformen er alles aan doen om onze aandacht vast te houden. Zo wordt onze nieuwsgierigheid, onze creativiteit en onze diepmensenlijke behoefte aan verbinding met anderen, tegen ons gebruikt. 

Bloeiend online activisme zoals Black Lives Matter en #metoo brengt gigantische maatschappelijke veranderingen teweeg in de fysieke wereld en de waarde van vrije uitwisseling van ideeën mag nooit worden onderschat. Maar kunstenaars en activisten kunnen zich op sociale media alleen manifesteren binnen een vormgeving die niet ontwerpen is naar de menselijke maat. Want al lijkt de online omgeving een paradijs of een hel vol natuurwetten, het blijft een vormgegeven realiteit waar iemand geld verdient aan alles wat ons het meeste in de ziel raakt.  

In haar essay ‘De onmogelijkheid van terugtrekken’ onderzoekt Odell waarom zoveel communes in de jaren 60 faalden: de bewoners die een nieuwe utopische maatschappij ver van de gevestigde maatschappij wilden stichten, hielden dit vaak niet vol. De drop-outs van de sixties liepen grofweg tegen twee problemen aan: hun woongroep viel uit elkaar door een slechte balans tussen de individuele behoeften en het groepsbelang. Bewoners herhaalden oude patronen en ingesleten genderstereotypen: vrouwen deden opvallend vaak de afwas. Of er werd uiteindelijk toch een streng systeem opgesteld om de commune te laten draaien waardoor de vrijhijd opnieuw werden ingeperkt. Dan ontstond een machtsstrijd: wie mocht dit systeem ontwerpen? 

De utopie van Skinner

Onder de communestichters in de jaren zestig was het boek Walden Two (1948) van B.F. Skinner populair. Skinner, een psycholoog en gedragswetenschapper die faam verwierf met de uitvinding van de baby-box, een doos waarin je een baby volgens hem perfect op kon voeden, beschreef in zijn boek een utopische samenlevingsvorm waarbij een wetenschapper de bewoners impliciet had geprogrammeerd om voorspelbaar gedrag te vertonen. Dat diende de maatschappij en daardoor haar bewoners. Al die bewoners waren toevallig hetero, wit en beeldschoon. Dit soort social engineering zou volgens Skinner een vervanging moeten zijn voor politiek en leiderschap: iedereen levert een geautomatiseerde bijdrage aan het geheel. De bewoners hielden zich aan hun programmering en waren daardoor ‘vrij.’

In de utopie van Walden Two is geen plaats voor vriendschappen. In de bibliotheek staan geen geschiedenisboeken. Er is geen behoefte aan het verleden, aan onderdeel zijn van een plaats of een tijd. Ook is er geen plek voor herinneringen, voor alles wat ons als mensen vaag, veranderlijk en ongrijpbaar maakt. Er is geen diversiteit en elke vorm van grilligheid is uitgebannen. Een utopie vol voorspelbare arbeidskrachten en mensen als merken. Statisch als een McDonalds, ook al zo’n plek zonder klokken. Mensjes als Mcnuggets die in 119 landen ter wereld dezelfde vorm hebben: de bel, de bal, de laars en het bot.  

Odell schreef haar boek in de nadagen van de verkiezingszege van Trump en stelde dat het enige wat ze kon doen om weer grip te krijgen op de realiteit ‘helemaal niets’ was.

Wat ontbrak in die surrealistische en angstaanjagende stortvloed van informatie en virtualiteit was elke vorm van aandacht, een plaats voor het menselijke dier, gesitueerd zoals zij zich bevindt in de tijd en in een fysieke omgeving met andere menselijke en niet-menselijke entiteiten.

Ik wil weg maar ik wil ook blijven

Geaard blijven in de realiteit vereist volgens Odell daadwerkelijke aarde. Directe waarneming van je omgeving, aandacht voor mens en dier, texturen en materialen. Diepe aandacht geven en ontvangen. De platformen die we gebruiken om met elkaar te communiceren gaan luisteren juist tegen: zij belonen simplificatie en capslock geschreeuw met zichtbaarheid zonder diepte. Odell haalt Franco Berardi aan, die een onderscheid maakt tussen connectiviteit en sensitiviteit. Connectiviteit is snelle informatieoverdracht tussen verenigbare eenheden. Tijdens deze informatieoverdracht verandert de informatie niet en de eenheden, de ontvangers en doorgevers, ook niet. Sensitiviteit vereist echter een ongemakkelijke, complexe ontmoeting tussen twee dubbelzinnige lichamen die elkaar veranderen waar zij elkaar raken.

Voor transformatie is tijd en ruimte nodig. Sensitiviteit kost tijd, connectiviteit bespaart tijd. Connectiviteit is verbondenheid zonder vertraging, ongemak of wrijving. Online zijn we lichaamsloos en altijd wakker. En in mijn geval gladgeschuurd en eenzaam. Daarom begrijp ik dat Odell schrijft: ‘Als ons lichaam verdwijnt, verdwijnt ons vermogen tot empathie ook.’ 

Verdwijnen van het internet is natuurlijk een aantrekkelijke gedachte. Ontsnappen uit dat gigantische winkelcentrum waar nieuws zich razendsnel verspreidt op golven van hysterie en haat. Het internet 3.0 gewoon achterlaten voor de techbro’s, de haters en de kruideniers die het wat mij betreft in de fik mogen steken. Tegelijkertijd is dat net zo goed een utopie: het leven vormgegeven op zo’n manier dat ik pijn, ongelijkheid en ellende niet hoeft te zien. Me terugtrekken in de bergen en me alleen nog verantwoordelijk voelen voor mijn eigen schuilplaats. Odells pleidooi tot ‘niets doen’ is eigenlijk het tegenovergestelde: je af en toe terugtrekken is noodzakelijk om te zien wat er om je heen gebeurt. Maar met die opgedane kennis moet je uiteindelijk toch terugkeren in de wereld.

Na de verkiezingsoverwinning van de PVV poste ik een topless selfie van mijn geopereerde platte borst. Ik was boos om het verkiezingsprogramma waarin er werd gesproken over ‘genderwaanzin en diversiteitsgeneuzel.’ Bang dat een kwart van de Nederlanders mij niet als mens ziet maar als een symptoom van een zieke tijd. Toen kreeg ik zoveel positieve reacties en werd ik ’s avonds in een gayclub op de dansvloer aangesproken door mensen die die foto hadden gezien en zeiden dat het hun dag goed had gemaakt. Daar zit de crux: als je verdwijnt laat je alle andere mensen achter. 

Ik wil weg maar ik wil ook blijven. Zowel in de realiteit als op het internet. Het internet, waar geen hier en nu bestaat, een plek waar je dus iedereen kan zijn in alle eeuwigheid. Ooit bedoeld als utopie en dus te kostbaar om over te laten aan de fantasie van bange mensen. We moeten ons af en toe aan alles onttrekken, om daarna met empathie en verbeeldingskracht terug te keren naar het oog van de storm.