Valsspelen is toegestaan
Ik hielp mijn dochter van anderhalf met het maken van een poezenpuzzel van vijftien stukjes. Begin met de randjes, zei ik steeds. Als je de randjes hebt gevonden, dan heb je houvast, dan kun je het midden invullen. Toen ik later zelf zat te puzzelen op mijn leven, dacht ik: misschien moet ik ook met de randjes beginnen. Misschien snap ik er dan eindelijk iets van.
Mijn laatste roman, Oersoep, gaat daarom over randjes, over grenservaringen, dingen die buiten de kaders vallen van wat je dacht dat mogelijk was, en waar je nauwelijks over na kunt denken of kunt praten. Plekken waar je geest soms heel even komt – bijvoorbeeld tijdens intense seks, tijdens een bevalling, tijdens een drugstrip, tijdens groot verdriet, tijdens een rugbywedstrijd – en die je achteraf moeilijk meer kunt oproepen of in woorden kaderen. ‘Taal is niet gemaakt voor die plek’, schrijf ik in Oersoep. ‘Taal is een huiskat die met zijn bewegingen de muren, de meubels, de hoekjes traceert en niet weet dat er ook een buiten bestaat.’
De hoofdpersoon wil voortdurend dieper gaan. Niet toevallig haalt ze Hadewijch aan, de mystica die schreef over de allesverslindende liefde (of Minne) voor God, en daarbij ook op de grenzen van taal stuitte. “Al weet ik alles uit te drukken voor zo ver het een mens maar mogelijk is, voor al wat ik u hier gezegd heb is eigenlijk geen Diets [Oudnederlands] te vinden: daar bestaat bij mijn weten geen Diets voor,” schreef ze.
Taal verwijst gemakkelijk naar dat deel van de werkelijkheid dat mensen kunnen waarnemen. Kleur, vorm, geluid, objecten. Wil je schrijven of spreken over het buitenzinnelijke, dan heb je een probleem.
Ook als je het bij bekende zaken houdt, is taal nooit meer dan een benadering, omdat die werkt met concepten, categorieën, algemeenheden: in het woord ‘neus’ passen alle mogelijke neuzen, en in ‘liefde’ ontelbaar veel verschillende verhoudingen; het is onmogelijk om te weten wat één iemand precies bedoelt als diegene dat woord in de mond neemt. Zeker wanneer dat woord is losgemaakt van de mond die het sprak, en op papier is beland. Dan heb je niet eens meer de steun van gezichtsuitdrukking, ademhaling, intonatie, blik.