Ik verbind u door
Een van de allermooiste zinnen over hoe het is om te leven met boeken, is geschreven door Bohumil Hrabal, de Tsjechische schrijver die las wat hij wilde, alles los en vast, nooit gehinderd door het idee dat het ene geschrift betekenisvoller was dan het andere. Handboeken, kookboeken, filosofische werken, gedichten en romans, als zappen destijds al had bestaan was hij zappkampioen, zijn gulzigheid was dezelfde als die van zijn beminnelijkste personage, de oudpapierpletter uit het adembenemend mooie boekje Al te luide eenzaamheid.
Dit is wat die zegt: ‘Vijfendertig jaar plet ik oud papier en boeken, vijfendertig jaar maak ik aan de letteren mijn handen vuil, zodat ik op de encyclopedieën ben gaan lijken waarvan ik in die tijd zeker dertig kuub geplet heb, ik ben de sprookjeskan vol water dat leven schenkt en dood, je hoeft me maar een beetje scheef te houden of er stromen de mooiste gedachten uit, tegen mijn wil ben ik ontwikkeld geraakt en eigenlijk weet ik ook niet welke gedachten mijn eigen zijn, van mij alleen, en welke ik me door lezen eigen heb gemaakt, en zo heb ik mezelf in die vijfendertig jaar eigenhandig doorverbonden met de wereld om me heen, want als ik lees, lees ik eigenlijk niet, ik neem zo’n mooie zin in mijn snaveltje en zuig daarop als op een zuurtje, ik nip ervan als van een likeurtje en wel net zolang totdat die gedachte als alcohol in mij vervliegt, zolang trekt die door mij heen totdat ze niet alleen in mijn brein zit en in mijn hart, maar door al mijn aderen bonkt tot in het verste bloedvaatje.’ (1988, vertaald door Kees Mercks)
Hrabal kunnen we niet uitnodigen op het ILFU. In 1997, acht jaar na de fluwelen revolutie, viel hij in Praag uit het raam van het ziekenhuis terwijl hij duiven probeerde te voeren. Zegt men. Het kan ook zijn dat hij zachtjes sprong, het leven moe, of dat hij naar beneden kukelde omdat hij te dronken was overeind te blijven – hij dronk doorlopend halve liters bier, literatuur alleen was niet genoeg om het bestaan dragelijk te houden.
Soms, nadat we met het ILFU programmateam weer een hele middag over boeken gepraat hebben, nadat ik weer een stapel boeken verorberd heb in een poging althans een deel van alles wat er verschijnt tot me te nemen, voel ik me als de papierpletter: welke gedachte is nog van mij, wiens stem hoor ik als ik nadenk of praat over een van de vele onderwerpen die al die boeken op me afvuren?
Ik lees Amitav Ghosh die vertelt over de Nederlandse koloniale geschiedenis, hoe onze voorouders massamoorden pleegden op de Banda-eilanden en met het geld dat ze er met nootmuskaathandel vandaan pompten grootse, eeuwenlang nauwelijks bevraagde kunstwerken financierden. Ik lees David van Reybrouck die het woord kolonialisme betrekt op onze toekomst, op de wijze waarop we de aarde om zeep helpen – een verontrustend perspectief dat me niet meer loslaat. Ik lees de Letse Nora Ikstena, prachtige zinnen over een moeder die onder repressief Soviet bewind haar dochter geen melk kan geven en ondertussen abortussen verzorgt voor vrouwen die niet eens uitzicht hebben op het opvoeden van een dochter. Ik lees Trudy Dehue’s magistrale boek over abortus en de geschiedenis van het vrouwelijk lichaam, laag na laag wordt afgepeld van kunstmatig gladgestreken werkelijkheden waardoor verhalen bovendrijven die zelden verteld zijn. Ik lees Mohammed Mbougar Sarr die compleet nieuwe literaire werelden opent, Satish Kumar die de verbeelding een rol geeft in onze zorg voor de aarde, Marente de Moor die een journalist op een boot met vluchtelingen zet en mijn lezersperspectief voortdurend ontregelt, Claire Dederer die zich afvraagt hoe we ons na MeToo verhouden tot kunstwerken van naarlingen. Ik lees boeken over herinnering, memoires, autofictie. Ik lees boeken over de meest uiteenlopende actuele onderwerpen, fictie en non-fictie, om een sterk programma te maken voor 30 september, ILFU’s Exploring Stories dag – zie hier het mooie stuk daarover van mede-programmeur Daphne de Heer. Ik lees, we lezen (en verheugen ons over deze vrolijke noot) heel veel boeken waarin vrouwen zwemmen.
We zwemmen door die zee van boeken, boeken met een eigen stijl, eigen stem, eigen literaire kracht en het is opvallend hoe vaak de vraag die het ILFU dit jaar als motto koos ‘What’s the story?’, aan de orde blijkt te zijn. Wie is aan het woord? Wiens verhaal wordt verteld en door wie? De tijden van een alwetend perspectief, van een maat der dingen, zijn goddank voorbij en wat rest is die enorme boekenbaal, een rijke kakafonie van kleur en taal.
‘Aan het begin van alles staat bewondering,’ schreef Hrabal, de schepper van de papierpletter. Misschien geldt dat een festival ook wel: aan het begin staat bewondering. De bewondering die wij hebben voor de schrijvers die we uitnodigen en die ieder op hun onvergelijkbaar eigen manier de wereld aan ons laten zien. De bewondering die jullie, lezers en bezoekers, hebben voor de boeken waar je van houdt. Laten we hopen dat we veel van dat bewonderde delen. Dat jullie de schrijvers die wij hebben uitgenodigd ook willen ontmoeten.
Natuurlijk: niet alle schrijvers die ik noemde komen ook. Maar al te vaak heeft ook een programmeur troostende halve liters nodig om de teleurstelling over een schrijver die niet kan of wil komen weg te drinken. Maar even vaak kan er geproost worden. De Indiaas-Amerikaanse schrijver Amitav Ghosh gaat in gesprek met David van Reybrouck: twee schrijvers die, als Hrabals papierpletter, eindeloos veel verhalen in zich hebben opgezogen en daar met groot vernuft een nieuw verhaal van hebben weten te schrijven, die in hun boeken een nieuw uitzicht bieden op hoe een immens onderwerp uit ons verleden – kolonialisme – samenhangt met een immenser onderwerp van ons heden en onze toekomst, het klimaat. De Letse Nora Ikstena komt, de vertaling van haar prachtige Soviet Milk verschijnt precies op tijd. De Nederlandse wetenschapper Trudy Dehue komt, de Nigeriaanse Ayọ̀bámi Adébáyọ̀, de Pakistaanse Kamila Shamsie, de Duitse Daniel Schreiber en nog vele anderen.
Allemaal schrijvers die een sprookjeskan zijn waar de verhalen uitlopen als je ze een beetje scheef houdt.
Allemaal schrijvers wier woorden je in je snaveltje kunt nemen om erop te zuigen als op een zuurtje, ervan te nippen als van een likeurtje zodat ze een weg vinden naar je brein, je hart, je bloedvaten.
Allemaal schrijvers die ons doorverbinden met de wereld om ons heen.