12x metafictie voor liefhebbers van De jaknikker (en andere lezers)

Het wordt niet in alle recensies genoemd, maar aangezien Peter Buwalda zelf in interviews beweert spoilers niet zo erg te vinden: zijn nieuwste boek De jaknikker (deel twee in een te voltooien trilogie) neemt een nogal verrassende wending wanneer blijkt dat de meer dan duizend pagina’s die je op dat moment over hoofdfiguur Ludwig Smit hebt gelezen niet het échte verhaal zijn, maar een manuscript van ene Hein Bakker – de persoon waar Ludwig Smit op gebaseerd is. Met die wetenschap stap je geleidelijk uit het verhaal dat je dacht te lezen, om te ontdekken wat zich in de laag boven dat verhaal rondom die Hein Bakker afspeelt. Maar dat betekent dus dat Otmars zonen, het eerste deel van de trilogie, ook werd geschreven door Hein Bakker – en betekent dat vervolgens dat Hein Bakker op zijn beurt weer gebaseerd op Peter Buwalda? Voor liefhebbers van deze en andere postmoderne capriolen: een tiplijst met mijn favoriete metafictie.

Thema

Verplichte Kost

Tags

Metafictie Postmodernisme Leestips

Word ILFU Member en kijk al onze programma's online terug

Nu de eerste maand gratis

De tips in dit lijstje:

1. Adaptation (film, 2002)

Na het succes van Being John Malkovich (1999) nam filmmaker Charlie Kaufman de uitdaging aan om het non-fictieboek The Orchid Thief van Susan Orlean te verfilmen – maar hij liep daar al snel in vast, omdat het boek te plotloos is om natuurgetrouw in een scenario te verwerken. De oplossing? Hij schreef een scenario over de scenarist Charlie Kaufman die vastliep bij het verfilmen van het boek The Orchid Thief van Susan Orlean, en toen op zijn beurt weer weggleed in een deprimerend writer’s block.

Adaptation is een van mijn lievelingsfilms, het is slim én grappig én ook nog spannend, en soms dat allemaal tegelijk, een perfect startpunt voor wie meer metafictie in zijn leven kan gebruiken. Met ook nog eens een geweldige dubbelrol van Nicolas Cage als Charlie Kaufman en zijn fictieve tweelingbroer. Oja, als recursieve vertellingen als deze wat jou betreft nog wel een stuk depressiever mogen, kan ik van Kaufman ook Synecdoche, New York (2008) aanbevelen.

2. Dave Eggers – Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit (roman, 2000)

Dave Eggers graait in zijn debuutroman flink in de postmoderne gereedschapskist om wat lucht in een verder loodzwaar verhaal te blazen: over de tragische dood van zijn ouders, die binnen vijf weken na elkaar aan kanker stierven toen hij eenentwintig jaar oud was. Eggers bleef over met zijn achtjarige broertje Toph voor wiens opvoeding hij ineens verantwoordelijk wordt. Het postmoderne gereedschap? Bijvoorbeeld dat personages regelmatig terugpraten tegen de schrijver, klagen over de manier waarop ze zijn neergezet, of gebruikt worden als symbool voor 'een weggegooide jeugd, of wat dan ook.'

Eggers brengt hier in praktijk wat zijn generatiegenoot David Foster Wallace ooit bedoelde met new sincerity: dat postmodernisme (of misschien wel post-postmodernisme) geen ironische distantie teweeg zou moeten brengen, maar juist ingezet moet worden om oprechte verhalen te vertellen. Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit werd door twintig critici verkozen tot boek van het jaar 2000.

3. Susan Choi – Trust Exercise (roman, 2019)

Dave Eggers is lang niet de enige die zich realiseerde dat metafictie bij uitstek een middel kan zijn om een pijnlijk verhaal te vertellen. Veel vrouwelijke auteurs grijpen er in het post-#metoo-tijdperk naar terug om hun verhaal te doen – dat betoogt Maggie Doherty in een uitstekend essay voor de Yale Review.

Trust Exercise is zo’n roman, opgebouwd in twee delen: het eerste wordt verteld door Sarah, die slachtoffer is van grensoverschrijdend gedrag op een theaterschool – maar het tweede deel onthult dat het eerste deel in feite een roman is, geschreven door ene Karen. Hierdoor wordt alles wat je eerst aannam instabiel: het tweede deel corrigeert, ondergraaft en herkadert de emoties en machtsdynamieken uit deel één via Karens versie van dezelfde gebeurtenissen. De twee delen tonen hoe herinnering, trauma en macht worden vervormd door wie het verhaal mag vertellen. Door het eerste deel als een ‘fout’ of ‘onvolledig’ verhaal te bestempelen, stelt Choi de vraag wie we geloven, waarom, en hoe autoritaire figuren (docenten, regisseurs, schrijvers) narratieven kunnen manipuleren om misbruik te verhullen of te herschrijven.

4. Cursive – The Ugly Organ (album, 2003)

Toen emocoreband Cursive in 2003 hun nieuwe plaat The Ugly Organ uitbrachten, begonnen de muzieksnobs van Pitchfork hun recensie als volgt:

Hey you. Yeah, you, holding a copy of A Heartbreaking Work of Staggering Genius with an Adaptation ticket stub for a bookmark. You're obviously hip to the new sensation sweeping the nation: meta-fiction!

Nu was metafictie aan het begin van deze eeuw met de genoemde titels inderdaad even heel hip – evenals emobands met jankerige heteronormatieve liefdesliedjes – maar in de alternatieve rock op The Ugly Organ zit muzikaal en tekstueel meer vernuft dan Pitchfork met hun eindoordeel (een 7.0) wil toegeven. Wanneer frontman Tim Kasher zelf het gevoel heeft dat hij in een ballad vol zelfmedelijden wat uit de bocht vliegt, geeft hij zichzelf in het volgende nummer op zijn donder met een tekst als ‘Your self-inflicted pain is getting too routine.’ Conceptalbums en rockopera’s kenden we al, maar liedjes die op metaniveau op elkaar reageren? Door zijn hyperzelfbewustzijn is The Ugly Organ een unieke plaat.

5. Thomas Heerma van Voss – Condities (roman, 2020)

Het is geen enorm geheim dat Thomas Heerma van Voss een bewonderaar is van de films van Charlie Kaufman – Spui25 organiseerde zelfs eens een speciale vertoning van Adaptation waarbij Basje Boer met de auteur in gesprek ging ‘over de rol die films spelen in zijn schrijverspraktijk.’ Nu zijn zijn romans vaker autobiografisch, maar in Condities lopen fictie en werkelijkheid het duidelijkst door elkaar, en naarmate het verhaal vordert vraag je je steeds meer af of je nu een boek aan het lezen bent over de totstandkoming van het boek zelf. Hoofdfiguur Vincent Pek is schrijver en lijdt aan Crohn, een auto-immuunziekte die onder andere hevige buikkrampen en pijnlijke ontlasting met zich meebrengt. Op aandringen van zijn uitgever gaat hij aan de slag met een autobiografische roman over een schrijver met deze aandoening, waar hij zich eigenlijk voor schaamt. Wanneer de uitgever voorstelt om de schrijver in het verhaal óók maar Vincent Pek te noemen, kiest Pek toch voor de fictionele naam Gregor.

Wat legt een prozaschrijver over zichzelf bloot, en in hoeverre kunnen labels als ‘roman’ of ‘fictie’ hem daartegen beschermen? Condities gaat handig met deze vraag om, in dit verhaal van een schrijver over een schrijver over een schrijver worden driedubbele abstractielagen aangebracht om juist iets intiems te durven vertellen.

6. Toni Morrison – Teer (roman, 1981)

Als het gaat om het oeuvre van Toni Morrison, wordt Tar Baby nog wel eens ondergesneeuwd door de aandacht voor haar bekendere boeken. De roman uit 1981 was dan ook lange tijd niet meer in het Nederlands verkrijgbaar, tot hij in 2023 door Neske Beks vertaald als Teer verscheen in de fraaie Perpetua-reeks van uitgeverij Atheneum - Polak & Van Gennep.

In Teer verwerkt Morrison veel Afrikaanse en Afro-Amerikaanse mythen uit overgeleverde verhalen, waaronder die van de teerbaby: een van teer gemaakte pop die een boer gebruikt om een konijn in de val te lokken. Het konijn raakt de teerpop aan en blijft vastkleven, wil zich vrij worstelen maar komt zo hoe langer hoe meer vast te zitten. De auteur gebruikt dit oude verhaal als allegorie voor een liefdesrelatie – wie houdt wie nu precies gevangen, wie is wie te slim af, ofwel: wie is het konijn en wie de boer? Tegelijk stapt Morrison in dit boek regelmatig uit het verhaal om te reflecteren op al deze invloeden van andere verhalen, en op Zwarte kunst en geschiedenis in algemene zin. Zo wordt metafictie meer dan een leuke gimmick, maar laat ze zien hoe verzonnen verhalen echte gevolgen hebben en zelfs bepalen wat we als werkelijkheid ervaren.

7. 12x metafictie voor liefhebbers van De Jaknikker (en andere lezers) (dit lijstje, 2025)

Een schrijver, werkzaam op de redactie van een literatuurplatform, zit diep in de langverwachte nieuwe roman van een (overigens best door hem bewonderde – dat was ik in alle consternatie nog vergeten te vertellen) bestsellerauteur wanneer hij op het idee komt een overzicht van metafictie te maken. Maar waar te beginnen? Moet een overzicht altijd volledig zijn, of maakt een zekere willekeur zo’n lijst juist persoonlijker? En is dat wel wenselijk, persoonlijkheid in een overzicht dat vooral in dienst staat van de nieuwsgierige lezer die op zoek is naar nieuwe boeken?

Na zes tips overweegt hij om er helemaal geen lijst van te maken, maar een verhaal over een schrijver op de redactie van een literatuurplatform die op het idee komt een overzicht van metafictie te maken.

Dat idee gooit hij algauw weer in de prullenbak, te flauw. Toch maar verder met de rest van de lijst, te beginnen met een gouwe ouwe.

8. John Barth – Lost in the Funhouse (verhalen, 1968)

Deze verhalenbundel is een klassieker in het genre – neem nu het titelverhaal, waar Jamal Ouariachi een tijd geleden een zeer uitgebreide blogpost aan wijdde. Al in de openingsalinea van 'Lost in the Funhouse' stapt Barth een paar keer uit het verhaal om het over het verhaal zelf te hebben: wat is de functie van cursivering, en gebruikt hij die niet meteen al teveel?

Dit soort ingrepen werken vaak verwarrend, maar uit die verwarring komt een emotie voort die bij een traditionele versie van het eenvoudige plot misschien achterwege was gebleven. Naarmate ‘Lost in the Funhouse’ vordert leren we minstens zoveel over de onzekerheden van de auteur als over zijn personages. Die extra laag is ontroerend, bijvoorbeeld wanneer de schrijver uiteindelijk verzucht: ‘I’ll never be an author’.

9. Joost de Vries – Rustig aan, tijger (verhalen, 2020)

Net als Condities verscheen Rustig aan, tijger in 2020 bij uitgeverij Das Mag – de Amerikaanse metafictietrend van begin deze eeuw lijkt in Amsterdam twee decennia later te zijn begonnen. En ook De Vries onderbreekt in Rustig aan, tijger zijn verhalen meer dan eens om een inkijkje te geven in zijn schrijfproces, in de zielenroerselen van een schrijver (of op zijn minst een personage waarvan we moeten denken dat het de schrijver vertegenwoordigt). En om het nog eens dubbel meta te maken, twijfelt hij daarbij over het gebruik van metacommentaar an sich:

Ik vind het moeilijk maat te houden met citaten, ik sla te vaak een meta-toon aan, ik raak verveeld met mijn eigen stem, ik weet nooit in te schatten welke kennis je bij je lezers als bekend mag veronderstellen.

Het is John Barth-achtig in zijn zelfbewustheid, maar dan in het post-new-sincerity-tijdperk. De millennialwereld van Joost de Vries zal voor velen herkenbaarder, leesbaarder en daardoor wellicht ook ontroerender zijn dan de jaren zestig van Barth. Rustig aan, tijger bevat in ieder geval geen zwak verhaal – het bevat niet eens een zwakke zin.

10. Stranger Than Fiction (film, 2006)

Een comedy-acteur in een serieuze rol: wat The Truman Show was voor Jim Carrey en Punch Drunk Love voor Adam Sandler, is Stranger Than Fiction (2006) voor grappenmaker Will Ferrell. Zijn personage Harold Crick is een wat saaie belastinginspecteur wiens dagen er grotendeels hetzelfde uitzien, tot hij op een dag wakker wordt en in zijn hoofd een vrouwenstem hoort die eigenlijk alles beschrijft wat hij meemaakt – alsof hij de hoofdpersoon in een roman is. De schrik zit er pas echt goed in wanneer deze stem vertelt dat Harold binnenkort dood zal gaan. De vertelster blijkt ene Kay Eiffel (Emma Thompson), een bestsellerauteur die kampt met een writer’s block – want hoe kan ze op een originele manier een eind aan Harolds leven maken?

Stranger Than Fiction is licht, grappig en uiterst vermakelijk als je geen genoeg van dit genre kunt krijgen. Of, hoe E! Online de film recenseerde: ‘basically Adaptation for Dummies.’

11. Italo Calvino – Als op een winternacht een reiziger (roman, 1979)

Toen ik klein was, liet mijn vader mij voor het eerst kennismaken met een recursieve vertelling:

Het was nacht, stikdonkere nacht
Zeven rovers zaten rond het kampvuur
Plotseling vroeg er eentje: wie vertelt er nou eens een spannend verhaal?
En de rover naast hem begon:

Het was nacht, stikdonkere nacht
Zeven rovers zaten rond het kampvuur
Plotseling vroeg er eentje: wie vertelt er nou eens een spannend verhaal?
En de rover naast hem begon:

Het was nacht, stikdonkere nacht…
(ad infinitum)

Op deze manier zou je Italo Calvino’s Als op een winternacht een reiziger ook kunnen lezen. In deze roman bewegen de metalagen niet per se ‘omhoog’ – het verhaal uit, richting de schrijver en de werkelijke wereld buiten het boek – maar ‘omlaag’: steeds dieper het verhaal in. Ook spreekt Calvino de lezer regelmatig aan op diens leeservaring, en is dit dus metafictie die minstens zoveel over de lezer gaat als over de schrijver.

Die leeservaring is bewust nogal frustrerend gemaakt: verhalen worden plotseling afgekapt om het weer over de lezer te hebben en daarna een nieuw verhaal te beginnen dat niets met het voorafgaande te maken lijkt te hebben. Maar houd vol, op het eind wordt alles duidelijk, en besef je wat voor knap boek je hebt zitten lezen.

12. NOFX – ‘Please Play This Song On The Radio’ (punksong, 1992)

Van alle tweede-generatie-punkbands (ergens tussen Ramones en Blink-182) wordt NOFX nogal eens weggehoond vanwege hun onderbroekenlol, maar daarmee wordt voorbijgegaan aan het feit dat frontman Fat Mike en consorten vaak met best slimme onderbroekenlol op de proppen komt, waarbij ze in een carrière van veertig(!) jaar eigenlijk alle postmoderne geintjes al eens geflikt hebben. Constante tekstuele en muzikale referenties eigen liedjes of aan andere punkbands, albumcovers die parodieën zijn op die van tijdgenoten, en algemeen gezien is het moeilijk een songwriter te vinden die de ironie zo goed beheerst als Fat Mike.

‘Please Play This Song On The Radio’ is verreweg hun meest meta nummer, waarbij bijna iedere zin in de songtekst refereert aan wat er op dat moment muzikaal gebeurt. Het eind van de zin ‘It’s got back-up vocals in just the right places’ eindigt natuurlijk met achtergrondzang, op de tekst ‘The only problem we had was writing enough words’ volgt een instrumentaal stuk, et cetera. De slimste zin komt na de bridge, met een referentie aan het Amerikaanse censuurorgaan FCC die het verbiedt om obscene, onfatsoenlijke of godslasterlijke inhoud uit te zenden op radio en televisie: ‘Right about this time, some shithead will be drawing a fat fucking line over the title on the back sleeve.’ Dat deze ‘shithead’ van de FCC dat ‘right about this time doet’, komt alleen maar omdat op dat moment het woord ‘shithead’ überhaupt gebruikt wordt – buiten deze zin om biedt de tekst geen reden om ‘Please Play This Song On The Radio’ van de radio te verbannen. En zo verdrinken we in een vrolijk poppunkliedje in een eeuwige draaikolk van oorzaak en gevolg. Afijn, luister zelf:

NOFX – ‘Please Play This Song On The Radio’