Het zijn grijsgedraaide platen: de Philip Roth fanboys die beweren dat schrijvers geen kinderen zouden moeten hebben en de vrouwen die blijven pennen over het wel of niet kunnen verenigen van boek en kind. Het goede nieuws: een kind kan overdag gewoon naar de crèche—een jengelende vent helaas niet. Dat neemt niet weg dat het grootbrengen van de volgende generatie gelijkwaardiger, vrijer en collectiever kan worden ingevuld. Ook al leven steeds meer mensen alleenstaand, het traditionele gezin wordt door de politiek nog altijd als de norm gezien. Het gezin is tevens een cultureel ideaal: het biedt man en vrouw een vaste rol en wordt gezien als het beste thuis voor kinderen. Dit zorgt voor een verbeeldingstekort. Want niet alleen het neerkijken op mensen wier leven niet volgens de norm verloopt is problematisch, ook idealisering ontneemt zuurstof. Daarom 9 boeken die de voordeur van de eengezinswoning wagenwijd openzetten.
1. Adrienne Rich – Uit vrouwen geboren (1976, in 2001 vertaald door Maaike Meijer en Martha Vooren)
Simone de Beauvoir adviseerde vrouwen om geen kind te krijgen, de intellectuele pionier van de tweede feministische golf karakteriseerde het moederschap als ‘ware slavernij’. Maar ‘het hoeft niet zo te zijn’, aldus de Amerikaanse feminist, dichter en essayist Adrienne Rich. Rich, moeder van drie kinderen, schreef dé tweede golftekst over moederschap. Hierin maakt ze onderscheid tussen de potentieel bevrijdende moeder-kindrelatie en het beklemmende moederschap binnen het heteronormatieve gezin. Haar analyse van het moederschap als ervaring en als instituut schept ruimte voor ambivalentie en systeemkritiek, maar ook voor prachtige passages over het genot dat de interactie met kinderen kan brengen. Uit vrouwen geboren is een meesterstuk uit de feministische theorie, waarin zelfonderzoek hand in hand gaat met wetenschappelijke inzichten uit de antropologie en psychologie. God bestaat: Uit vrouwen geboren wordt begin volgend jaar opnieuw uitgegeven.
2. Yūko Tsushima – Een vrouw rent over een berg (1980, in 2023 vertaald door Jacques Westerhoven)
Na een kortstondige affaire met een getrouwde man blijkt Takiko zwanger, tot grote ontzetting van haar omgeving. De vader-in-wording is buiten beeld en haar ouders proberen haar tot een abortus te dwingen. Takiko houdt voet bij stuk en vertrekt, de vrijheid van haar en haar zoon tegemoet. Yūko Tsushima toont een vrouw die op haar overwinning afstevent, niet ondanks haar alleenstaande moederschap maar dankzij. In 2006 schreef Tsushima—zelf alleenstaand moeder—een nawoord waarin ze uitlegde de nadruk te hebben willen leggen op het maatschappelijke isolement van vrouwen die gedwongen zijn hun kind zonder hulp groot te brengen. En Takiko te willen presenteren als een vrouw die vervuld is van dezelfde soort energie als waarmee een plant ’s zomers haar ranken uitstrekt naar de zon.
3. Eloise Rickman – It’s Not Fair (2024)
Kinderen zijn irritant, storend, ‘een last’, en alleen welkom in een restaurant wanneer ze muisstil zijn. Vervang nu het woord ‘kinderen’ door ‘kale mannen’. Volgens Eloise Rickman zijn kinderen de meest gediscrimineerde groep ter wereld. Ze worden als kleine, incapabele volwassenen gezien die in de toekomst wellicht wél gaan meetellen. Terwijl ieder kind vanaf de geboorte een volwaardig mens is, en bijvoorbeeld evenveel recht heeft op de publieke ruimte als ieder ander. Ik ga niet volledig mee met Rickmans radicale betoog, maar dat maakt haar boek niet minder noodzakelijk. De levensomstandigheden van kinderen zijn extreem ongelijk—ook in Nederland—en dat is een doelbewuste politieke keuze die door de samenleving getolereerd wordt. Het is dus belangrijk om beter te begrijpen hoe kinderen als groep achtergesteld worden.
4. Jaap Robben – Schemerleven (2022)
In 1963 ontmoet Frieda bij het schaatsen de oudere, getrouwde Otto. Uit hun liefde ontstaat een onbedoelde zwangerschap, Otto durft haar van schrik nooit meer aan te raken. Schemerleven is een hartverscheurend portret van twee mensen die verstrikt raken in een verstikkende moraal. Robben schreef een monument voor de vele Nederlandse vrouwen die zich onder onmenselijke omstandigheden gedwongen zagen buitenechtelijke kinderen af te staan, en toont de eveneens hoge emotionele prijs die door mannen is betaald uit naam het van het huwelijk.
5. Jacqueline Rose – Mothers: An Essay on Love and Cruelty (2018)
We verlangen het bovenmenselijke van moeders, waardoor ze onherroepelijk falen. De Britse publieke intellectueel Jacqueline Rose—haar hele oeuvre staat op eenzame hoogte—is in dit boek at the height of her powers. Rose verweeft literatuurkritiek, psychoanalyse en politiek in haar essay over de moederfiguur in de Westerse cultuur, en hoe we onze angsten, dromen en wreedheden onverminderd op haar projecteren.
6. Daan Borrel – De Dragers (2024)
Daan Borrel schreef een fantastische roman over drie mensen en de vele betekenissen van het ‘dragen’ van een zwangerschap. De roman leest niet als een pamflettistische tekst. Maar in de verhaallijn die zich in de toekomst afspeelt, waarin Vita een kind draagt voor een queer stel, rolt Borrel wel degelijk een politieke visie uit op draagmoederschap en het belang van nieuwe familievormen. Nu extreemrechts overal aan een opmars bezig is, en draagmoederschap in Italië al bij wet verboden is, is de bevrijdende kijk van Borrel urgenter dan ooit.
7. Anja Meulenbelt – Alle moeders werken al (2022)
Anja Meulenbelt schreef haar mokerslagen in de jaren zeventig: Feminisme en Socialisme en De Schaamte Voorbij. Maar ik heb eveneens een zwak voor Alle moeders werken al. Dat komt omdat Meulenbelt in dit boek iets doet wat veel zeldzamer is dan het zou moeten zijn: een eerder standpunt op empathische wijze herzien. Ze geeft toe dat feministen van haar generatie hebben bijgedragen aan het onderwaarderen van zorgtaken, door eenzijdig te focussen op de strijd voor betaald werk buitenshuis. In bepaalde linkse kringen werd het tentoonspreiden van vurige moederliefde zelfs weggezet als reactionair en fout. In Alle moeders werken al pleit Meulenbelt voor een hernieuwde waardering voor moederschap en schetst helder en overtuigend hoe het onbetaalde werk van vrouwen achter de voordeur het kapitalisme draaiende houdt.
8. Élisabeth Badinter – De mythe van het moederschap (1980, in 2023 vertaald door Marie Luijten en Veronique Huijbregts)
In 1980 zette de Franse filosoof Badinter de hens in een heilig huisje: het moederinstinct is een mythe. Het is eerder een cultureel dan een natuurlijk gegeven, en tekende zich af vanaf de achttiende eeuw. Badinter analyseert ragfijn welke rol mannelijke pedagogen zoals Jean-Jacques Rousseau en Gottfried Wilhelm Leibniz hebben gespeeld in de ‘ontdekking’ van een ‘instinct’ dat vrouwen aan huis en haard zou binden en hun eerste emancipatiepogingen zou onderdrukken.
9. Jolande Withuis – Moeder antimoeder (2024)
Jolande Withuis is een rechts-liberale feminist. Haar boek is wat mij betreft geen verplichte kost, maar ik vind het fascinerend om het werk van erudiete opponenten juist wel serieus te nemen. Withuis groeide op in een communistisch gezin, waarin geen ruimte was voor affectie en warmte. Haar moeder werd beknot door het seksisme dat ook op de linkerflank welig tierde, en had geen oog voor hoe het werkelijk met haar dochter ging. Ze creëerde geen ‘gezamenlijkheid’ in het gezin. Moeder antimoeder biedt een interessante inkijk in het communistische leven in het Nederland van de koude oorlog, en laat goed zien hoe politieke ideologie het emotionele leven binnendringt en de ouder-kindrelatie mede vormgeeft. Des te schrijnender is dat Withuis, voor altijd de dochter, zich niet lijkt te realiseren hoe politiek gekleurd haar eigen verwachtingen van haar ouders zijn.