Lockdown throwback: de pandemie deed Stephan Vanfleteren anders kijken

Hoe was het ook alweer? Drie jaar geleden werd er een 'intelligente lockdown' afgekondigd. We hamsterden wc-papier en blikvoer, haalden kinderen van school, ontvingen visite of dates in het park – en dat alles op gepaste afstand. In de week van 20 maart publiceert ilfu.com een serie verhalen uit die lockdownperiode online, en maakt de balans op: wat is er overgebleven van onze voornemens uit die tijd? Is dit nu het nieuwe normaal of zijn we weer vervallen in oude gewoonten?

Aan het begin van de coronapandemie kwam het werk van de gevierde Belgische fotograaf Stephan Vanfleteren nagenoeg stil te liggen. Hij besloot om de nieuw verkregen vrije tijd in te vullen door dagelijks aan het begin van de avond een wandeling te maken. Hij maakte hierbij foto's, natuurlijk, maar tekende zijn observaties ook op in een dagboek. Met zijn poëtische observaties wil hij de stilstand van die tijd laten vloeien.

Tags

Corona Dagboek Essay

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Trilogie Coronawandelingen


I.

Het gaat niet zo goed met de wereld, of juister, het gaat niet zo goed met de mensheid en haar systeem.
Terwijl steden spoken en economieën barsten, gedraagt de natuur zich niet anders dan normaal. 
De lente ontluikt. Vorige week zag ik de eerste hommel, eergisteren een vlinder en vandaag nog een paarse dovenetel in de duinen. Wolken drijven voort, vogels fluiten naar elkaar, golven breken, en in het westen verdwijnt het licht. Alles zoals altijd. 
En toch kijk je nu beter. Je ziet dat de winterstormen het strand hebben veranderd. Dat vloed anders terugstroomt naar de zee. Je fantaseert uitvergrote virussen in de kruinen van de geknakte bomen. Je tuurt naar de appartementsgebouwen en je denkt niet aan toeristen maar aan gevangenen. Een onzichtbaar virus laat je anders kijken. Een tijdelijk geluk bij een groot drama.

Doodstroom. Het moment van de kentering van eb naar vloed. Golven botsen tegen elkaar. De zee wordt een driedimensionaal landschap van curves en statistieken. Die gaan gestaag omhoog naar een piek en zakken meteen naar het dal. 

Tijdens het avondjournaal ga ik op wandel. Naar zee, duinen of bos, altijd bij valavond. Wandelingen die trager, langer en donkerder zijn dan voorheen. Geen haast, er wachten geen berichten in de mailbox. Langer op weg, het normale leven staat toch stil. De tocht eindigt altijd in het duister, want het licht wacht op niemand.

Wandelen wordt slenteren. Blijven hangen, op mijn stappen terugkeren, wachten, kijken, observeren. En fotograferen uit de losse pols die geen horloge draagt.
Sommigen klappen in de handen, zingen of maken muziek op een balkon. Anderen sturen gedichten rond of hangen een wit doek aan het raam. Allemaal even zinloos, en toch zo geweldig nuttig. De medemens troost en steunt.
Op wandel in het avondland.
De avond valt niet alleen.
Straks zullen we samen opstaan.

II.

De dagen worden langer. De daglengte heeft de nachtduur eindelijk overmeesterd. Al anderhalve maand zie ik iedere avond de nederlaag van het licht. Soms valt de dag als een knikker achter de horizon, andere keren wordt hij gevloerd op een zacht laken van waterdamp.

Is het nog dag of al nacht? Entre chien et loup. Naargelang het moment in de schemering wordt ofwel meer een wolf geschoten, ofwel meer een hond. Het oordeel hangt af van het donkere gemoed of het optimisme van de geest. Je kan treuren om de komst van de onherroepelijke nacht of je kan dankbaar zijn voor het laatste licht. Halfleeg, halfvol. Geen idee, maar het glas is gebarsten.
In dit deemsterlicht heb ik veel gezien. Bossen lieten hun bruine wintervacht achter en werden met de dag groener. Koplampen van haastige tractors schenen over droge grond, gordijnen werden dichtgetrokken voor kliklijnen, natriumlampen reflecteerden op riooldeksels, politiecombi’s dwaalden in nachtelijke straten van kustgemeentes, beton uit die vorige oorlog absorbeerde het avondlicht, condensstrepen van cargovluchten verdampten in de hemel, zeevonk fluoresceerde in de branding en de maan zwol aan van een vingernagel tot een supermaan. 
Eenmaal heb ik valsgespeeld en ben ik onder de middag gaan wandelen. Het was een moment waarop het licht op zijn hoogst staat en de aantrekkingskrachten van de maan en de zon elkaar tegenwerken: doodtij. 

Ik denk aan de afgelopen maanden, met de steeds veranderende maan, de heftige stormen, de onzichtbare wind, de verdampte wolken, de deinende bomen, de zwellende golven en het altijd weerkerend duister.

Zandbanken die zelden boven de zeespiegel uitkomen, zijn nu te zien. Ik stap tot waar mijn lieslaarzen het toelaten. Dieper in zee heb ik nog nooit gewandeld. De deining wringt, de zee is in de war. Doodstroom. Het moment van de kentering van eb naar vloed. Golven botsen tegen elkaar. De zee wordt een driedimensionaal landschap van curves en statistieken. Die gaan gestaag omhoog naar een piek en zakken meteen naar het dal. 

Onze curve van corona gaat langzamer en de top is een plateau. 
We verlangen naar springtij. 
Het is tijd om te springen.
De dagen worden te lang.

III.

De magische schemer is geen lijn, het is een vlak. Het is het ogenblik dat de ganzen dalen op het land en de kraaien vliegen naar hun herberg in de kruin. Dit is het kantelmoment. Het duister knijpt de keel van de dag dicht en ik grijp nog het laatste licht uit de luchtpijp.
Dit wonderlijk gevoel heeft me tijdens de 77 avondwandelingen telkens weer overmeesterd. Altijd maar dat laatste licht als een verslaafde proberen te vangen.

Gisteren was mijn laatste wandeling. Nu sta ik in de vroege ochtend na een slapeloze nacht op het strand. Het is stil en donker aan zee. De koude nacht zit in mijn kleren. 
Het omgekeerde van wat ik zoveel heb gezien de afgelopen weken, gebeurt. Het licht doemt op uit het oosten in plaats van te verdwijnen achter een horizon in het westen. 
Ik gok dat de zon net niet boven de zee zal uitkomen. Vijftien minuten later heb ik verloren. Mijn kennis van ochtendlicht is ondermaats geworden. Over ondergaand licht mag je me na weken ervaring alles vragen. Ik ben beter in neergang dan in opgang. Beter in licht in het duister dan duister in het licht. 

Deze vreemde periode van isolement is een tijd van intens kijken. Mijn coronawandelingen vormen de incubatietijd van ingehouden energie. Wandelen zal opnieuw draven worden. Straks zal ik uit de hectiek weer beelden bevriezen. 
Afgelopen weken heb ik de stilstand laten vloeien. Het is bewegen om vast te leggen, het is wandelen om stil te staan. Verlangen is bewegen, hebben is stilstand. Sehnsucht is geen ziekte. Sehn, sucht. Verlangen, volgens Google Translate ook zien, zoeken naar.
Zoeken naar zien, verslaafd aan kijken.

Ik denk aan de afgelopen maanden, met de steeds veranderende maan, de heftige stormen, de onzichtbare wind, de verdampte wolken, de deinende bomen, de zwellende golven en het altijd weerkerend duister.

De melancholie in mijn brein dooft uit door een helder lijntje boven de horizon. Het streepje wordt meteen een gloeiende sikkel, later een halve cirkel en nog voor ze met haar onderkant boven de horizon prijkt, kan je al niet meer in de zon kijken. 
Het licht komt eraan.
De doden lijken ver weg. 
Het is tijd om te gaan.
Naar bed, naar vrouw.
De kilte wordt uit mijn botten verdreven. 
En de liefde wordt bedreven.

___

Het dagboek Trilogie Coronawandelingen schreef Stephan Vanfleteren op verzoek van het ILFU als onderdeel van het project 50 Stories for tomorrow.