Deze uit Syrië gevluchte schrijver raakte door Corona totaal geïsoleerd

De Syrische schrijver Nihad Siries woont sinds 2012 in Berlijn, nadat hij steeds meer onder druk was gezet door het regime van Assad. Alleen, want in de jaren daarvoor was hij zijn vrouw, zijn ouders en zijn broer al verloren. En toen kwam Corona. Sindsdien zit hij klem tussen de angst om de ziekte te krijgen en de eenzaamheid die de quarantaine veroorzaakt.

Tags

Proza Corona
Foto: Maarten Kools

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Isolement

Vertaald uit het Arabisch door Djûke Poppinga

Ik zat zoals altijd bij het raam naar buiten te staren. Er komt niets uit mijn handen deze dagen, want door de angst ben ik niet in staat om te werken. Dit raam is ongelooflijk: het kijkt uit op een groot, groen veld dat aan de linkerkant is omzoomd door een rij lindenbomen waarvan de knoppen enige tijd geleden zijn begonnen de bomen lichtgroen te kleuren.

Covid is angstaanjagend en dwingt ons tot quarantaine. Ik kom alleen de deur uit om de noodzakelijke levensmiddelen te kopen. De Duitse quarantainemaatregelen zijn niet zo streng: de mensen mogen naar buiten om te joggen of, zoals in mijn geval, om te wandelen. Gisteren zag ik dat ze een lint hadden gespannen om de mensen te verhinderen op de banken te gaan zitten in het naburige park, waar ik elke dag een rondje loop. Ze hebben ook een lint aangebracht rond de speelplaats, aan de andere kant van het gebouw. Die linten maken me moedeloos en geven me het gevoel dat het niet goed gaat met de wereld. 

Vandaag zag ik diezelfde vrouw weer onder mijn raam lopen. Ze had al eerder mijn aandacht getrokken met haar kalmte, haar elegantie en haar witte haar. Ze is in de tachtig en ik vermoed dat ze kort geleden haar levenspartner heeft verloren en dat ze alleen is achtergebleven. Nu loopt ze langs de flatgebouwen, gekleed in een vale regenjas. Straks zal ze, als ze haar vijf of zes dagelijkse rondjes heeft afgemaakt, terugkeren naar haar huis, dat net zo treurig is als zijzelf. Ik volgde haar met mijn blik, tot ze om de hoek verdween. 

Vóór Covid wist ik wat ik moest doen als ik zou worden getroffen door een hartaanval of iets dergelijks. Maar nu, met corona, wordt de telefoon niet meer beantwoord.

Ik ben precies zoals zij. Ik woon alleen in een kamer in een van de zeven gebouwen die samen dit appartementencomplex vormen. Ze zijn na de oorlog uit de grond gestampt, om families op te vangen die door die vervloekte oorlog op drift waren geraakt, nadat de meeste woningen in Berlijn waren verwoest. Ik woon alleen, omdat ik mijn land – dat door een andere oorlog is verwoest – heb verlaten en naar Berlijn ben gevlucht, waar alles weer opnieuw is opgebouwd. 

Vóór Covid wist ik wat ik moest doen als ik zou worden getroffen door een hartaanval of iets dergelijks. Maar nu, met corona, wordt de telefoon niet meer beantwoord. In plaats daarvan hoor je een ingesproken boodschap dat je de praktijk van je huisarts niet mag bezoeken. Vorige week had ik een nieuw recept nodig voor mijn bloeddrukmedicijnen. Volgens het ingesproken bericht moest ik een brief sturen waarin stond wat ik nodig had, samen met mijn verzekeringskaart. Vier dagen later stuurden ze de kaart terug, met een recept, maar voor een ander medicijn dan ik had gevraagd. In de envelop vond ik een handgeschreven notitie van mijn huisarts, waarin ze me uitlegde dat ze de medicatie had veranderd, omdat uit de waarnemingen van de artsen in Italië die het virus bestreden, was gebleken dat het vorige geneesmiddel gevaarlijk was voor mensen zoals ik, als ze symptomen hadden.

Ik vind het afschuwelijk om dit soort op de band opgenomen instructies te moeten beluisteren. Ik hunker naar een menselijke stem, die ingaat op mijn vragen en mijn angsten. 

Wat als ik besmet zou raken en veertien dagen in mijn eentje ziek thuis zou moeten zitten, zonder zelfs naar de winkel te kunnen gaan om eten te kopen, of naar de apotheek om mijn medicijnen op te halen?

Ik was verlamd van angst, en dan heb ik het niet over de angst voor de dood. Wat als ik besmet zou raken en veertien dagen in mijn eentje ziek thuis zou moeten zitten, zonder zelfs naar de winkel te kunnen gaan om eten te kopen, of naar de apotheek om mijn medicijnen op te halen? Ik sloeg een sjaal om me heen, om mijn mond en mijn neus te beschermen en ging naar de dichtstbijzijnde apotheek met het recept. Het probleem is dat de epidemie de wereld heeft verrast, dat niemand erop voorbereid was en dat er lang niet genoeg persoonlijke beschermingsmiddelen voorhanden waren om aan de behoefte te voldoen, met name als het ging om mondkapjes en ontsmettingslotions. Ik kon ze nergens vinden, noch in de apotheek, noch elders. Men zegt dat ze gedurende de eerste weken allemaal naar de ziekenhuizen zijn gebracht, waar ze ook tekorten hadden, met als gevolg dat de ziekte was overgesprongen op de artsen en het verplegend personeel. 

Ik heb een buurvrouw die samen met haar vriend een groot appartement bewoont, op dezelfde verdieping als mijn kleine flatje. Ze hadden een fantastische hond geadopteerd. Voor mij was het liefde op het eerste gezicht. Hij hield ook van mij en probeerde steeds weer, zodra hij me zag, aan zijn bazin te ontsnappen. Dan rende hij naar me toe om aan me te snuffelen en zich over zijn kop te laten aaien. Wanneer ik ’s avonds thuiskwam, hoorde ik hem achter de deur van het appartement janken op een manier die me diep raakte. Vaak stond ik voor het raam toe te kijken hoe de buurvrouw hem uitliet in de tuin van het complex om hem zijn behoefte te laten doen. Ik had het gevoel dat ik er een vriend bij had, met wie ik kon ravotten als we elkaar tegenkwamen. Maar sinds Covid houden de bewoners van het gebouw afstand wanneer ze elkaar op de trap ontmoeten. De een wacht in de hoek, zodat de ander kan passeren met een korte groet en een glimlach, terwijl hij de ander een prettige dag toewenst. Maar deze buurvrouw probeerde de hond in bedwang te houden en hem te verbieden bij mij in de buurt te komen wanneer we elkaar tegenkwamen. Ze dacht dat honden het virus konden overbrengen, hoewel ik in een onderzoek had gelezen dat honden geen risico vormden. Ik keek naar hem als ik naar boven of naar beneden liep en zodra onze blikken elkaar kruisten, wist ik dat hij nog steeds net zoveel van mij hield als ik van hem. 

Foto: Maarten Kools  

Wij, bewoners van het gebouw, komen nooit bij elkaar over de vloer. Wanneer we elkaar passeren, op de trap of op de groene strook rond het gebouw, wisselen we soms een paar woorden. Op de tweede verdieping woont een vriendelijk echtpaar van in de zeventig. Vroeger namen we meestal de tijd om met elkaar over van alles en nog wat te praten. De vrouw heeft last van haar rug en heeft een operatie ondergaan om het probleem op te lossen, maar het is er alleen maar erger op geworden. Nu heeft ze een looprek nodig wanneer ze met haar man naar buiten gaat. Ze hebben me een keer verteld dat de man van Poolse origine is, terwijl zij uit Oost-Duitsland komt. De man vond het altijd heerlijk om nieuwtjes met me uit te wisselen, hoewel zijn vrouw soms op de riem van haar looprek moest gaan zitten, zo lang duurden onze gesprekken. Elke keer vroeg hij me naar de oorlog in mijn land en toen hij een keer een vriendin van mij op de trap tegenkwam, vroeg hij haar: ‘Hoe was de toestand in jullie land voordat je hier kwam om je vader te bezoeken?’ Ze komt helemaal niet uit mijn land, maar uit Nederland! Bovendien is ze maar tien jaar jonger dan ik en niet mijn dochter, maar een collega. Een andere keer haalde hij een fles wijn uit zijn tas tevoorschijn en vertelde me opgetogen dat hij eindelijk alcoholvrije wijn had gevonden. Toen ik een paar weken later dezelfde wijn in de winkel vond, kocht ik een fles voor hem, klopte bij hem aan en gaf hem de fles. De laatste tijd maken we geen praatje meer en volstaan we met een knikje, waarna we snel onze weg vervolgen. Ik heb nu meer last van de eenzaamheid dan voor corona. 

Overdag zit ik meestal bij het raam te lezen. Vaak vergeet ik het boek in mijn handen en zit ik uren naar buiten te staren. Ik lees het politieke nieuws online, en volg de berichtgeving over het virus. Ik volg met belangstelling het aantal nieuwe besmettingen per dag en de veranderingen in het R-getal. Ik heb bewondering voor het pragmatisme waarmee Duitsland het virus bestrijdt. Omdat de mensen hier veel respect hebben voor Angela Merkel, luisteren ze goed naar de instructies. Ze weten dat ze deze zaak zorgvuldig benadert, op basis van kennis. Net als de meeste Duitsers heb ook ik bewondering voor haar.

Mijn haar was gegroeid en ik moest naar de kapper. Ik had een baard laten staan, omdat ik om de een of andere reden dacht dat dat beter bij mijn hoofd paste. Ik zag er deerniswekkend uit. Hoe zou dat ook anders kunnen in deze omstandigheden, waarin angst, eenzaamheid en slapeloosheid je leven beheersen en waarin je al snel een gevangene wordt van pijnlijke herinneringen?

Ik controleer minstens één keer per dag mijn temperatuur en mijn bloeddruk. En elke keer zeg ik tegen mezelf dat alles in orde is. ‘Tot nu toe.’ Ik ontbijt met granen, haver, een handje noten en koffie met melk. Daarna was ik de borden af en slik ik vitaminen om het immuunsysteem te versterken, en een aspirine om het bloed te verdunnen. Om twaalf uur neem ik mijn medicijnen voor de bloeddruk en daarna ga ik het huis uit om een eindje te wandelen of boodschappen te doen. Als ik terugkom, ga ik weer bij het raam zitten om naar de weinige mensen te kijken die nog buiten komen. Ik lees in mijn boek, maar al snel word ik overmand door herinneringen aan een ver verleden, aan de tijd voordat ik in Duitsland kwam wonen. 

Ik herinner me mijn strenge vader, van wie ik meer ben gaan houden sinds hij door alzheimer was getroffen. Bij elk bezoek vroeg hij ons wie we waren. Op een keer vroeg hij mijn moeder hoe ze heette en daarna of ze getrouwd was en hoeveel kinderen ze had. Toen ze het hem vertelde, zei hij: ‘Ik heb er net zoveel.’ Hij is rustig gestorven, terwijl wij allemaal om zijn bed stonden. De strenge man is met een glimlach op zijn gezicht uit het leven weggegleden. Ik weet niet waarom ik dezer dagen zo veel aan hem denk. Mijn vrouw is ook overleden, aan een ongeneeslijke ziekte, en nadat ik het land had verlaten en naar Duitsland was gevlucht, kreeg ik het bericht van de dood van mijn oudste broer. En daarna van mijn moeder, die is gestorven van verdriet. 

Mijn telefoon gaat zelden. Kennelijk denken mijn vrienden dat ze me beter met rust kunnen laten. Maar ik moet juist met iemand praten, wie het ook is. Als het me lukt een van hen aan de lijn te krijgen, wisselen we nieuws uit, meestal over wat we doen in deze tijden van lockdown en quarantaine. Zij verkeren niet in dezelfde situatie als ik, want ze hebben vrouwen en kinderen om zich heen. Ik stel me voor dat ze gelukkig zijn, maar een van hen heeft me uitgelegd hoe ondraaglijk zelfisolatie met je familie kan zijn. Hij vertelde me dat hij jaloers op me was, omdat ik alleen ben, en dat hij bijna gek werd van het gekrijs van zijn kinderen als ze op hun PlayStation zaten te spelen. Tijdens ons gesprek hoorde ik zijn kinderen op de achtergrond schreeuwen, gevolgd door de stem van zijn vrouw, die ze stil probeerde te krijgen. Opgelucht hing ik op. De volgende dag belde ik een andere vriend, die in zijn eentje in Berlijn woont. Hij is voor zijn werk voor een organisatie voor vluchtelingenvrouwen uit Parijs naar Berlijn gekomen en zit daar nu vast, omdat ze de grenzen hebben gesloten. Hij spreekt geen Duits en weet niet hoe hij om hulp moet vragen als hij die nodig heeft. Hij vertelde me hoe bang hij was voor de epidemie, omdat hij lijdt aan chronische astma. Hij zei dat andere astmapatiënten er slecht aan toe waren en dat hij een dozijn hydroxychloroquine tabletten op de zwarte markt had bemachtigd voor het geval hij besmet zou raken.

Foto: Maarten Kools  

’s Avonds bezoek ik allerlei culturele evenementen op Zoom. Dan kies ik een onderwerp uit en wacht ik tot het tijd is. Soms stel ik een vraag en dan voel ik me weer even als vanouds. Ik heb een keer een debat bijgewoond over de psychologische consequenties van de lockdown voor mensen die, zoals ik, alleen wonen. Hier in Berlijn is het percentage alleenstaanden hoog. Een van mijn vrienden heeft me een videofragment gestuurd van een psychotherapeut die zegt dat er niets op tegen is om tijdens de lockdown te praten met de spullen in huis. Met bloemen, of kaarsen, of wat dan ook. Hij beweert dat dat normaal is en geen reden voor ongerustheid zou moeten zijn. ‘Maar,’ zegt hij er wel bij, ‘als die dingen tegen jou beginnen te praten, moet je ons bellen.’    

Mijn haar was gegroeid en ik moest naar de kapper. Ik had een baard laten staan, omdat ik om de een of andere reden dacht dat dat beter bij mijn hoofd paste. Ik zag er deerniswekkend uit. Hoe zou dat ook anders kunnen in deze omstandigheden, waarin angst, eenzaamheid en slapeloosheid je leven beheersen en waarin je al snel een gevangene wordt van pijnlijke herinneringen? 

Maar in de tweede helft van april is alles veranderd. De lockdown werd versoepeld, sommige winkels mochten, onder bepaalde restricties, hun deuren openen en de kapsalons mochten weer klanten ontvangen. 

Ik heb zelf mijn baard afgeschoren, want het is verboden je bij de kapper te laten scheren. Daarna heb ik een bezoek gebracht aan mijn vaste kapper. Toen ik terug naar huis liep, met een kortgeknipt hoofd en een mondkapje voor, werd ik overmand door een zeker geluksgevoel. De zon scheen, dus nam ik een langere route dan anders.