De verscholen libertijn: de herontdekking van Andreas Burnier

In maart vindt in Nederland jaarlijks de Queer Geschiedenis maand plaats. Op initiatief van erfgoedorganisatie IHLIA wordt het LHBTQIA+-erfgoed deze maand extra gevierd en beschermd. Ook de oeuvres van invloedrijke queer schrijvers worden vaker vergeten en weggelaten uit de Nederlandse canon en geschiedenis. Een van die schrijvers was Andreas Burnier (1931-2002). Hoewel haar werk voor veel mensen tijdloos en invloedrijk voelt, zien we haar niet veel terug in de leeslijsten, canons en de literaire geschiedschrijving. Sterker nog: haar boeken lijken vast te zitten in een vicieuze cirkel van vergeten en herontdekken. Wat betekent het als een auteur steeds opnieuw ‘vergeten’ raakt? Hoe verloopt het proces van herontdekking? Wanneer kun je zeggen dat een auteur haar plek heeft ingenomen in de canon? Marischka Verbeek, eigenaar van boekhandel Savannah Bay, staat in dit stuk stil bij het lot van Andreas Burnier, en met haar veel andere queer auteurs.

Tags

LGBTQ+ Queer Erfgoed
Jongensuren (foto: Sanne Peper)

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

De verscholen libertijn

Soms zing ik. Liederen om de eenzaamheid te verdrijven, de chaos te ordenen, de angst te bezweren.

Januari 2025, Theater Kikker. Ik presenteer het nagesprek bij de compleet uitverkochte voorstelling Jongensuren – een theaterstuk gebaseerd op en een ode aan het werk van Andreas Burnier van regisseur Koen Verheijden – en ik vraag aan de goedgevulde zaal: wie kende Burnier eigenlijk al voor deze voorstelling? Een handjevol mensen – duidelijk van mijn generatie en ouder – steekt de hand op, ‘natúúrlijk!’ roepen ze erbij. ‘Wie had tot vanavond nog nooit van haar gehoord?’ De overgrote meerderheid.

Een wonderlijke gewaarwording; voor mij is Burnier een gevestigde, klassieke auteur die al mijn hele leven met me meereist. Al sinds mijn eerste kennismaking met haar werk ben ik haar nooit meer uit het oog en hart verloren. In werk en liefdesleven, Burnier was er altijd bij. Als gids naar onbekende werelden, baken van herkenning, bron van inspiratie en een eindeloze stimulans tot nadenken en het uitwisselen van ideeën.

Een tevreden lach (1965), De huilende libertijn (1971) en De litteraire salon (1983) waren bakens van lesbisch feminisme in de jaren ’80 en ’90. Dit merkte ik in die tijd ook als vrijwilliger bij boekwinkel Savannah Bay, waar de boeken van Burnier altijd voorradig waren en veel verkocht werden (en nog steeds). Toch lijkt het werk van Burnier – net als meer queer/feministische klassiekers – gevangen te zitten in een cyclus van vergeten – herontdekken – vergeten – herontdekken. Het is interessant te kijken hoe een auteur als Burnier herontdekt wordt, welke titels steeds weer in de belangstelling komen. Bij Burnier is dat voornamelijk het vroege werk, Een tevreden lach en Het jongensuur (1969). Het zijn de meer persoonlijke boeken vol worstelingen met genderidentiteit, slechte relaties met mannen, hetero proberen te zijn en de invloed die de sporen van haar oorlogsverleden uitoefenen. Haar latere werk, veel meer uitgesproken queer, spiritueler, en qua literaire vorm ook gewaagder, wordt niet herdrukt, wellicht omdat de uitgevers zich daar minder aan durven wagen.

Zelf zou ik willen pleiten voor een herdruk van De huilende libertijn (1971), een boek dat in deze donkere tijden het absoluut waardig is om ontdekt te kunnen worden door een nieuwe generatie queer lezers. Het zou vandaag geschreven kunnen zijn – zo actueel, zo eigentijds. In deze sprankelende avonturenroman, door Marja Pruis vergeleken met Orlando van Virginia Woolf  (‘maar dan woedender, maar daarom juist hartveroverend’) is Burnier op het toppunt van haar literaire kunnen – humoristisch, erudiet, spiritueel. De hoofdpersoon is out & proud lesbisch (‘homoseksueel’, zoals Burnier het zelf consequent noemde). De hunkering naar het hebben van een mannenlijf – zo centraal in haar eerdere boeken – is verdwenen; mannen spelen überhaupt geen rol van betekenis. Hier draait het om de bruisende, veelzijdige damesliefde en het strijdbare feminisme, met hoogst eigentijdse beschrijvingen van seksefascisme en repressie (alsof ze Trump en Musk toen al aan zag komen) en hoe je die zou kunnen bestrijden (een wereldwijd instituut om jonge vrouwen tot verzetsstrijders op te leiden).

De herontdekking van Burnier neemt vele vormen aan. Een greep uit de afgelopen tien jaar: een lezing in De Balie, een podcastaflevering door Fixdit, een radiodocumentaire door Nikki Dekker, herdrukken van haar vroege werk bij Atlas Contact, op de ‘shortlist’ van het Literatuurmuseum voor de P.C. Hooftprijs, uitgebreide artikelen in De Gids en De Correspondent, de prachtige biografie van Elisabeth Lockhorn uit 2015, een essay van Minke Douwesz in de verzamelbundel Zij/haar (2024) en natuurlijk de eerder genoemde theatervoorstelling.

Hoe vergeten ben je eigenlijk als je werk wel keer op keer onder de aandacht wordt gebracht?

Een Google search op de combi Burnier en ‘vergeten’ levert talloze hits op. Maar hoe vergeten ben je eigenlijk als je werk wel keer op keer onder de aandacht wordt gebracht? Ik kan een heleboel geliefde en interessante auteurs bedenken bij wie Google bijzonder weinig oplevert, die niet eens de longlist van het Literatuurmuseumproject haalden (Jill Stolk! Margaretha Ferguson! Erika Dedinszky!) die dus écht vergeten zijn – het geval Burnier lijkt met al deze aandacht toch een ander verhaal.

In haar radiodocumentaire Hoe je op een klein vlot blijft drijven (2020) ging Nikki Dekker op zoek naar een antwoord. Ook zij hoorde nooit over Burnier op de middelbare school of bij haar studie Neerlandistiek. Burnier kwam niet voor in overzichten, handboeken en leeslijsten. Dat maakt dat zij en de Neerlandici en literatuurwetenschappers die zij interviewt Burnier zien als overgeslagen, vergeten, wellicht zelfs bewust uit de canon gehouden. Tegelijkertijd benadrukken de kenners dat deze canon niet iets is wat van bovenaf wordt opgelegd. Als lezer bepaal je zelf wie tot de klassiekers behoren. Maar hoe weet je dan van het bestaan van vergeten auteurs?

Als ik terugkijk op hoe ik Burnier als vanzelfsprekende klassieker heb leren kennen en waarderen, zie ik hoe dat bij mij (en bij de handopstekers op de tribune in Theater Kikker) gegaan is: de ‘vergeten’ klassiekers van Burnier vonden wij in feministische tijdschriften in de jaren ’80, tijdens vrouwenstudies met haar alternatieve leeslijsten, in vrouwenboekwinkels en vrouwenbibliotheken en in de feministische archieven als Atria. Door ons actief te bewegen in deze gemeenschappen droegen we bij aan de canonisering van Burnier, ook al kreeg haar werk misschien geen plek in de officiële canon. Het organiseren van programma’s, zoals dit nagesprek van ILFU en Uit de Boekenkast en Queering the City of Literature van Savannah Bay, houdt Burnier bovendien nu nog steeds uit de vergetelheid. Dankzij deze media en omgevingen is Burnier altijd bij ons in beeld gebleven; verre van vergeten, maar eerder verscholen, ondergedoken, buiten beeld van de gevestigde literaire orde.

De canon, die maak je zelf.

Van oudsher functioneren queer en feministische ‘spaces’ als uitgeverijen, boekhandels, festivals en archieven als schuilplaatsen. Als het klimaat in de buitenwereld hard en guur wordt, bieden we boeken en schrijvers hier een plek om te overwinteren. We blijven ze bewaren, hun herinnering levend houden, de teksten overdragen. We vertellen hun verhalen.

Juist deze ruimtes zijn zo belangrijk voor het overleveren van literatuur. Hou ze dus in ere, lieve lezers, ga op ontdekkingstocht. Kijk verder dan de officiële plekken als de universiteit, handboeken en literatuurlijsten van gevestigde media om jouw klassiekers te vinden. Laat je inspireren door de alternatieve plekken waar je andere stemmen en verhalen kunt vinden en geef die door. De canon, die maak je zelf.

In deze 'schuilplaatsen' kun je Burnier herontdekken