Deze Irakese schrijver belandde eerst in een fictief verhaal en toen in de gevangenis

Hassan Blasim studeerde film in het Bagdad van de jaren negentig. In dit verhaal vertelt hij hoe fictie, wetenschap, eigenlijk alle producten van de geest smokkelwaar waren. Voor Hassan waren boeken een 'reservelong', ze lieten hem ademhalen in de verstikkende werkelijkheid van de dictatuur. Zijn vriend pakte het anders aan: hij schreef zelf verhalen om vervolgens in de werkelijkheid te beleven wat hij had geschreven. Een van die verhalen - met Hassim, zijn vriend en een gestolen Toyota Corona in de hoofdrol - loopt dramatisch af. Het leidt er uiteindelijk toe dat hij als illegale immigrant door Iran, Turkije, Bulgarije, Hongarije reist tot hij zich uiteindelijk in 2004 in Finland vestigt. ILFU vroeg tien schrijvers een verhaal te schrijven rond het festivalthema #WhyFictionMatters. Vandaag: Hassan Blasim.

Tags

Essay #WhyFictionMatters

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Het embargo en de verbeelding

uit het Arabisch vertaald door Djûke Poppinga

In het begin van mijn roman Allah 99, schreef ik: ‘Er is al veel gedebiteerd over de liefde voor het schrijven en over liefde voor de literatuur in het algemeen. Zo heeft Pessoa eens gezegd dat literatuur de meest aangename manier is om het leven buiten te sluiten, of iets van die strekking. In mijn geval heeft de literatuur me niet alleen een toevlucht voor het leven geboden, maar sterker nog: de literatuur heeft mijn leven gered. Ik ben namelijk geboren in een land waar het niveau van bruut geweld elke tien jaar tot alarmerende, onwerkelijke hoogten stijgt.’

In de jaren negentig van de vorige eeuw studeerde ik filmkunde in Bagdad en net als alle andere Irakezen leed ik vooral onder twee dingen: de wrede, ijzeren greep van de dictator, en de druk van het meedogenloze en verwoestende economische embargo dat de Verenigde Naties aan Irak hadden opgelegd, nadat de dictator Koeweit had bezet. Het embargo was een ramp waarover in de rest van de wereld weinig werd gesproken en waarvan slechts weinigen wisten, laat staan begrepen wat de echte prijs was van de misdaad die de Verenigde Naties jegens de Irakezen begingen, door hen te doden, te vernederen en te martelen met uithongering en ontbering. Een heel volk werd collectief gestraft, onder de vlag van de internationale wet. Niet de dictator betaalde de prijs voor zijn misdaden, maar de mensen moesten lijden. Het embargo van de VN heeft het persoonlijke en sociale leven van de mensen die al moesten strijden om zich staande te houden in het Irak onder de dictator en zijn zinloze oorlogen, ontwricht en vermorzeld. Uiteindelijk is het Amerikaanse leger, samen met andere vrije staten, binnengevallen. Deze keer om Irak de genadeslag toe te dienen, door in 2003 Bagdad op een gewelddadige, brute manier te bezetten. 

Alles was afgesloten, grauw, verstikkend. Mijn boeken waren mijn reservelong. Door mijn boeken kon ik rustig ademhalen, terwijl ik tandpasta, scheermesjes, sigaretten en andere spullen op straat verkocht.

In de tijd van het embargo was ik een hardwerkende, actieve student. Ik werkte aan een aantal korte films, nadat ik met een paar medestudenten een filmcollectief had opgezet. Ik praatte (volgens de Baath-partij was het babbelen) veel over het vraagstuk van kunst en vrijheid. We maakten bescheiden films, zowel fictie als documentaires, met eenvoudige middelen, die net zo armzalig waren als het leven onder embargo. We filmden met een VPS-camera en ik herinner me nog dat we urenlang op de faculteit zaten te wachten tot de stroom terug was, alleen maar om een film van Ingmar Bergman of Andrej Tarkovski te kunnen zien.

Op alle Irakese universiteiten moesten studenten die onderzoek wilden doen of een masterscriptie wilden schrijven, op zoek gaan naar mensen die naar Jordanië reisden en binnen korte tijd weer naar Irak terugkeerden, zodat ze een paar boeken of bronnenmateriaal uit het buurland voor hen konden meebrengen. Het embargo had dus zelfs pen en papier in zijn greep gekregen. De prijzen waren hoog en de meeste studenten waren niet in staat om bronnenmateriaal aan te schaffen. Er heerste schaarste; er waren geen medicijnen en er was geen voedsel en water. Amerika en de internationale gemeenschap hebben gedurende de jaren van het economisch embargo de infrastructuur van Irak vernietigd, met een nietsontziende wreedheid en zonder enige schaamte. Daar kwam nog bij dat de adem van de mensen werd afgeknepen door de ijzeren greep van de dictator, waardoor de problemen van het embargo nog groter werden. Voor mij persoonlijk gold dat ik tijdens mijn studie geen films of voorstellingen in de straten, stegen en buurten van Bagdad kon maken, zonder samen met mijn medestudenten in de klauwen van de veiligheidsdienst te belanden. De ene keer was het de politiecel en de andere keer waren het de kamers van partijkameraden, of het gebouw van de bijzondere veiligheidsdienst. De dictator wilde domineren, heersen, moorden en martelen, zonder dat iemand zich bemoeide met zijn filosofie over macht: dat hij de enige, unieke leider was.

Nog een keer de jaren negentig. Alles was afgesloten, grauw, verstikkend. Mijn boeken waren mijn reservelong. Door mijn boeken kon ik rustig ademhalen, terwijl ik tandpasta, scheermesjes, sigaretten en andere spullen op straat verkocht. Op een dag zat ik op een drukke markt op een leeg blik onder de brandende zon ‘Voorwaardelijke vrijheid’ van Octavio Paz te lezen, toen een klant kwam vragen of ik iemand kende die slaappillen op de zwarte markt verkocht. Ik wees aarzelend naar de slaaptabletten en dook zelf weer onder in een andere ‘vrede’: de literatuur, de ‘voorwaardelijke vrijheid’.

Tijdens mijn filmstudie had ik geen specifieke politieke voorkeur. Mijn honger naar en liefde voor de vrije meningsuiting door middel van de kunst en het schrijverschap, dreef me om te blijven werken en het festijn van de Irakese pijn met behulp van de verbeelding te verdragen. Natuurlijk heeft me dat veel ellende gekost. Ik werd permanent bedreigd en heb korte periodes in de gevangenis gezeten, waar ik werd gemarteld. Uiteindelijk was ik gedwongen het land te verlaten, vanwege de intimidaties en de voortdurende vervolging van de Baath-partij. Mijn eerste stop was Iraaks Koerdistan, in de stad Soelaimaniyya. In die tijd was Koerdistan een min of meer veilig gebied, onder de protectie van Amerika en de Verenigde Naties. Daarna ging mijn reis verder richting Europa. Mijn vluchtreis van Bagdad naar Helsinki heeft vier jaar geduurd. Ik ben te voet de grenzen van ontelbare landen overgestoken en ben bij meerdere grenzen bijna het leven verloren. Meestal antwoord ik op de vraag hoe ik in Finland terecht ben gekomen, met: ‘O, te voet, en de reis heeft maar vier jaar geduurd.’     

Ik liep. Omwille van de vrijheid van meningsuiting. Om te kunnen schrijven. Ik ben het huis uitgegaan, op de vlucht voor de gevangenis van de dictator, omwille van de kunst en omwille van de literatuur. Mijn verbeelding was mijn kompas. 

Hoe moet ik aan anderen uitleggen dat boeken mijn leven hebben gered? 

Sinds mijn jeugd zijn boeken en lezen een school voor mij geweest. Een school die ik nooit heb willen verlaten. Iets anders heb ik niet nodig. 

Mijn vriend Adnaan Moebarak schreef me een keer in een e-mail: ‘Lezen, lezen, lezen: de balsem die altijd werkt en de gewrichten van ons leven smeert, om te voorkomen dat de roest die het dagelijks leven met zich meebrengt zich ophoopt. Ik moet erkennen dat ik jaloers ben op de volharding waarmee je blijft doorlezen. Ikzelf word beheerst door een schrijfobsessie. De weegschaal gaat dag en nacht op en neer.’

Elk boek is papiergeld met twee kanten: de verbeelde betekenis en de gebeitelde betekenisloosheid.

Alle gedachten zijn munten van lucht, waar bedelaars om vragen op de bodem van de zee.

Alle verlangens zijn roestige munten die door de tijd worden geweigerd.

Het hele leven is een munt van vuur in de zak van een papieren man. 

Alle doden zijn munten van as.

Regen is een munt waarvan de waarde gelijk is aan de munt van dorst.

Alle oorlogsgoederen zijn een compensatie van de gouden munten van het bloed dat is vergoten.

Alles wat we kopen met de munt van de angst is kostbaar als een geheim kleinood.

Alle bomen zijn gespaarde munten.

Alle liefdadigheidswinkels kun je kopen met de munten van het kwaad.

Alle Arabische banken zitten vol met munten van wanhoop.

Alle broekzakken van de liefde zitten vol met gaten waar munten van ijs doorheen vallen

Alle opstanden van levenden zijn munten van zand, die minder worden door de werkloosheid van dag en nacht

Alle gevoelens verwelken op de aandelenbeurs van het leven

Alle hoop is afhankelijk van het wachten op munten die niet vals zijn

Elk bankroet op de markt van het leven

Alle mannen en vrouwen wisselen in bed munten uit

Alle geluk is een munt in de hand van een hongerig kind

Alle mensen zijn mysterieuze munten

Alle dromen rinkelen twee maal, als munten die op de bodem van de geest vallen

Alle geboortes zijn munten die worden gestolen door de begraafplaats

Dit hele gedicht is een uitgestorven munt

Mijn hele leven is een doorboorde munt, die ik om de nek van het moment hang

Alle twijfels zijn munten van diamant

Alle brandkasten op de wereld worden geplunderd door de zinloosheid

Hoe vaak heb ik niet gewanhoopt in mijn leven, omdat ik tijdens het schrijven het gevoel van sterven niet kon vatten? Het gevoel dat je schrijft alsof je, zodra je de laatste punt hebt gezet, zult sterven. Maar dat was een moeilijk gevoel, dat niet binnen handbereik lag, want het leven heeft zijn gelijke in de dood en je kunt niet toestaan dat iemand die nog ademt zich in die diepe duisternis stort, al is zijn wanhoop nog zo groot. Het kan immers niet anders dan dat het leven altijd een greintje hoop in de harten van de mensen achterlaat, om te verhinderen dat ze voor eeuwig door de wormen worden opgevreten. Het is een onzichtbare anti-bacterie: de bacterie van de verbeelding. 

Later zijn dit soort kleine gedachten over het schrijven plotseling uit de hemel van mijn leven verdwenen. Op een koude winteravond was ik op weg naar de bioscoopzaal. Door het kijken naar films probeerde ik weer aan het schrijven te raken, maar ook die pogingen waren niet erg succesvol. Al lopend struikelde ik over bittere eenzaamheid, die op de weg lag. Eerst moest ik hard lachen, maar daarna zweeg ik als een vals genie en dacht: schrijven is niets anders dan een bescheiden woonkamer om magie te bedrijven en geen machine om het leven mee te maken, domkop! Ik leef het dagelijkse leven als iemand die probeert de geest van een bloem in het lichaam van een dode kikker te blazen. Wie weet in welk gat ik morgen zal vallen. De paden zijn extreem duister en de verlichting is niet meer dan een theatrale truc.

Dit schreef ik op mijn persoonlijke facebook-pagina: ‘Er is een algemene theorie dat literatuur de grootste oorlog is tegen stereotype beelden, tegen clichés. Wat is jouw persoonlijke antwoord daarop? Waarom is literatuur belangrijk?’ 

Hieronder volgen voorbeelden van antwoorden van mijn vrienden en volgers uit mijn land Irak: 

Khalid: ‘Misschien omdat literatuur niet is onderworpen aan regels. Daardoor zal de pluriformiteit met al zijn dimensies werken als een stalen houweel, beducht voor alle stereotypen. 

Hamid: ‘Nee, niet nu. De receptie van literatuur is veranderd. Literatuur en kunst zijn een eeuwig, menselijk erfgoed dat er voor de elite van de elite altijd zal zijn, net als ballet, opera en klassieke muziek.’ 

Basim: ‘Als de sociologische wetenschap de maatschappelijke problemen oplost, als de psychologie doordringt in de diepten van de menselijke geest, als de geschiedenis de gebeurtenissen archiveert en analyseert, als de politieke wetenschap gespecialiseerd is in het beheersen van de maatschappij, als de filosofie grote menselijke vragen over het leven, de dood en het bestaan opwerpt, weet dan dat het de literatuur (de roman, het verhaal, de poëzie) is, die al die wetenschappen bij elkaar brengt en omvat. Het is de literatuur die daar uitdrukking aan geeft in een esthetische taal, stijl en vorm, die in geen enkele menselijke of wetenschappelijke discipline is te vinden. Daarom waren de politieke, maatschappelijke en intellectuele revoluties die zich door de geschiedenis heen hebben voorgedaan, allereerst gericht op de literatuur en haar esthetische en intellectuele prestaties.’ 

Ahmed: ‘Eerlijk gezegd vind ik al die kant-en-klare antwoorden over de noodzaak van literatuur weinig aannemelijk. Ik ben er min of meer van overtuigd geraakt dat de noodzaak van literatuur, en kunst in het algemeen, hem niet zit in de intrinsieke waarde ervan, maar in het feit dat het leven onvolmaakt is. De mens krijgt nooit een compleet leven. Ons leven is onvolmaakt en stelt weinig voor, zelfs als we miljardair zijn. Er zijn meer ongelukkige dan gelukkige momenten, ongeacht de tekenen van rijkdom en bezit die zich bij sommigen voordoen. De mens heeft zwakke plekken in het bestaan gebracht, die door niets hersteld kunnen worden. Daarom hebben we een grote behoefte aan een ander, dieper, gelukkiger, rechtvaardiger en toleranter leven. Voor sommigen wordt dat andere leven verschaft door de literatuur en de kunst. Anderen ledigen die behoefte door zich bezig te houden met het onzichtbare. De meest armzalige mensen zijn zij die genoegen nemen met één leven en nog armzaliger zijn zij, die denken dat ze door geld en bezit te verzamelen dat gemis kunnen herstellen en die wond kunnen genezen.’

Mohammed: ‘Literatuur maakt het bestuderen van de meeste wetenschappen onnodig voor de mens. En dan heb ik het niet over specialisaties. In de literatuur zit alles wat een mens nodig heeft.’    

Ihsaan: ‘Literatuur is de godsdienst van de moderne tijd. Literatuur is een poging van de mens om het vergankelijke leven eeuwig te maken, een vrolijke, lichte confrontatie met het smartelijke leed dat het leven heet.’

Moestafa: ‘Het is belangrijk dat literatuur eerlijk is, omdat ze de enige echte getuige is van de geschiedenis van de volkeren en van hetgeen er met die volkeren is gebeurd, zonder dat er enige dwang wordt uitgeoefend of een rood potlood wordt gebruikt. Tegelijkertijd kan literatuur in al haar facetten een filosofische boodschap zijn. Op sommige momenten kan literatuur een vereenvoudiging en een parallelle wereld scheppen, om het echte, meestal grillige leven onder druk te zetten en uit te dagen.'

Het embargo van de realiteit

Twee maanden geleden stuitte ik bij toeval via gemeenschappelijke facebookvrienden op de aankondiging van een Arabischtalige schrijfworkshop die werd georganiseerd in Göteborg. Hij werd geleid door een Irakese schrijver die al jaren in Zweden woont. De workshop was bestemd voor pas aangekomen, Arabischsprekende vluchtelingen. Ik meldde me aan per e-mail. Ze accepteerden mijn inschrijving en ik was heel blij dat ik was toegelaten. Ik was de enige deelnemer uit Malmö.

Op maandagavond arriveerde ik in Göteborg. Het regende en de stad was uitgestorven. Ik huurde een kamer in hotel Vasa. Ik legde mijn kleren in de kast en nam een warme douche. Daarna opende ik mijn laptop en las nogmaals de wervingsadvertentie voor de workshop: ‘“Eén beeld staat gelijk aan duizend verhalen” is een variatie op de bekende uitspraak “Eén beeld staat gelijk aan duizend woorden”. Een beeld in een droom, een beeld uit het geheugen, een beeld op facebook, een persoonlijke foto op de iPhone, een foto in het journaal, een foto van een kunstmaan, een beeld van jeugdtrauma’s, oorlogs- en vredestrauma’s. Een foto gemaakt op een kunstexpositie, een foto van reclames, een beeld van dagdromen, een foto aan de muur van een slaapkamer, een beeld dat vervaagt in de herinnering van een stervend mens. Een beeld dat zich vormt in het brein van een kind dat geboren wordt. In elk beeld van al deze beelden bevinden zich duizend-en-één verhalen. Welk van deze verhalen ga je kiezen om jouw verhaal te vertellen? Jouw verhaal, via het beeld en de verbeelding.’ 

Ze vroegen elke deelnemer op de eerste dag van de workshop een foto mee te nemen die hen      interesseerde of prikkelde. Die workshop was voor mij een lot uit de loterij. Dat ik deze schrijver had gevonden, deze broeder, die zijn studenten om een foto vroeg! Wat een fantastisch geschenk! Ik was naar Göteborg gekomen voor één foto, meer niet. 

Ik ging op mijn bed televisie liggen kijken. Ik voelde me tegelijkertijd boos en opgewonden. De volgende dag zou ik mijn broeder-schrijver ontmoeten!

We waren met tien vluchtelingenstudenten uit verschillende Arabische landen. De schrijver verwelkomde ons hartelijk. Die idioot herkende me niet eens. Het was een verwarde, verlegen man, die zijn studenten niet recht aankeek. Hij legde ons het idee van de workshop uit. Daarna toonde hij de foto’s die de studenten hadden uitgezocht op een scherm in het midden van de zaal. Ik zorgde ervoor dat ik de laatste was die zijn foto met de anderen deelde. Een Somalische jongen had een foto van een kind en een trap uitgezocht. Voor hem stond die foto voor hoop, zei hij. Een jongen uit Syrië liet een foto zien van de Tweede Wereldoorlog, van een vrouw die op de puinhopen van een huis zit koffie te drinken. Voor hem stond dat symbool voor uitdaging. Een jong meisje met Egyptische wortels dat in Zweden was geboren, liet een grijs schilderij zien van een slang, alleen in de wildernis. Volgens haar verbeeldde het de eenzaamheid. Toen kwam mijn foto aan de beurt. Ik had een foto van een witte Toyota Corona uitgekozen. Voor mij drukte dat beeld domheid uit. Onze schrijver stond als verstijfd naar de foto van de auto te staren. Twee minuten lang was hij niet in staat zijn studenten aan te kijken. Toen draaide hij zich naar ons om, vestigde zijn blik op mij en keek me onderzoekend aan. Ik schonk hem een kwaadaardige glimlach. 

Uitgeput ging ik terug naar het hotel. Ik verkleedde me en liep naar beneden, naar een bar naast het hotel. Ik bestelde een whisky en een glas water. Ik had zijn neus moeten breken waar zijn studenten bij waren! De schoft had gedaan alsof hij me had gemist en had me omhelsd. Zijn gezichtsuitdrukking deed vermoeden dat hij blij was me na al die jaren weer te zien, maar ik was niet vergeten hoe dom en oppervlakkig zijn verhaal was. Ik betaalde de rekening en verliet de bar. Ik liep tot ik bij de openbare bibliotheek was. Het was prachtig weer. Ik ging op een bankje vlakbij de bibliotheektuin zitten. Ik haalde de foto uit mijn zak en keek naar de auto, die bijna mijn leven en dat van mijn broeder-schrijver had verwoest. 

Ik kende hem al sinds zijn jeugd. In zijn omgang met anderen lag het woord ‘broeder’ in zijn mond bestorven. Ook ik beschouwde hem als mijn broeder en mijn vriend. We zijn in dezelfde wijk getogen en opgegroeid. Ik ben degene geweest die hem de bijnaam ‘broeder-schrijver’ heeft gegeven. Het is nooit zijn bedoeling geweest om een schrijver in professionele zin te worden. Hij schreef om zelf te beleven wat hij schreef. Hij vond dat we moesten beleven wat we zelf hadden verzonnen en niet wat het lot en de buitenwereld ons voorschreven. ‘Ik wil de grenzen tussen verbeelding en werkelijkheid verkennen,’ was zijn favoriete motto.

Elk boek is papiergeld met twee kanten: de verbeelde betekenis en de gebeitelde betekenisloosheid.

In een van zijn avonturenverhalen – hij was toen een puber – moest hij het huis van zijn vriendinnetje binnensluipen voor een kus. Ik waarschuwde hem daarvoor. Zijn vriendinnetje had vier extremistische broers die hem zouden grijpen en aan wie hij niet levend zou ontkomen. Zoals hij altijd deed, voordat hij zijn plan uitvoerde, stelde hij zich eerst het scenario voor van het verhaal waarin hij het huis van zijn geliefde binnensloop. Daarna schreef hij het pas op.

In het verhaal beschreef hij zijn gevoelens en gedachten en vervolgens vertelde hij gedetailleerd hoe hij de achtertuin van het huis binnenging, hoe de kus smaakte en hoe hij wegvluchtte van de tuinmuur, nadat een van de broers hem bijna had ontdekt. Het verhaal eindigde met een komische scène: hoe hij in een steeg werd achtervolgd door een waakhond, tot hij ternauwernood wist te ontkomen. Hij leek nog het meest op een acteur die scenario’s schrijft voor films over zijn leven.

Uiteindelijk voerde hij het verhaal uit. Hij slaagde erin de tuin binnen te sluipen en wisselde onder een sinaasappelboom kussen met zijn vriendinnetje uit, maar van een vlucht en een waakhond, zoals hij die in zijn verhaal had voorzien, was geen sprake. Hij controleerde altijd zorgvuldig de verschillen tussen het scenario dat hij had verzonnen en dat wat de realiteit schreef.

Toen kwam er in het land van de eeuwige oorlogen een andere oorlog die het leven van de mensen omverblies. De Verenigde Naties straften de dictator met een economisch embargo, maar in werkelijkheid werd de dictator niet getroffen door het embargo. De progressieve, vrije landen straften het Iraakse volk en lieten het op een vernederende manier verhongeren. Mijn broeder-schrijver en ik zagen elkaar niet vaak meer. Ik ging werken om mijn familie te onderhouden en mijn broeder-schrijver hield op met schrijven en ging de straten langs om sigaretten te verkopen. Nu en dan kwamen we samen om arak te drinken en onze dagelijkse zorgen uit te wisselen. We waren allebei woedend op de dictator, die ons leven had vergiftigd en onze hoop in de kiem had gesmoord. Tijdens een van onze drinksessies had mijn broeder-schrijver een verhaal bij zich. Blij dat hij weer schreef, zei ik spottend tegen hem: ‘Goddank ben je weer gaan schrijven. Ik hoop dat het goed gaat.’ Hij antwoordde dat we deze keer samen zijn nieuwe verhaal zouden beleven. Dat was een paar maanden voor de val van de dictator. Hier volgt een samenvatting van het verhaal dat hij had geschreven: 

Twee jongens stelen een auto en rijden ermee naar de grens, tot het allerlaatste punt dat ze met de auto kunnen bereiken. Daarna steken ze illegaal, te voet, de grens over naar een naburig land. In het verhaal stoppen de jongens onderweg om een foto te nemen van de auto die hen uit de hel zal redden. Uiteindelijk weten ze heelhuids de grens over te steken en beginnen ze plannen te maken om Europa te bereiken. 

Zo eindigt het fictieve verhaal van mijn broeder-schrijver. Het echte verhaal is echter in een drama geëindigd.

Aanvankelijk verliep het verhaal naar verwachting. We stalen de Toyota Corona van mijn buurman, een ingenieur. We namen de snelle route en fotografeerden de auto. Toen we afsloegen naar de internationale hoofdweg, werden we plotseling tegengehouden door een enorme menigte. We raakten in paniek. We konden met geen mogelijkheid ontsnappen, want achter ons stond een lange file. We hoopten dat het slechts om een verkeersongeval ging. Mijn broeder-schrijver zei dat ik kalm moest blijven. Hij zei dat hij zou uitstappen om achter de oorzaak van de opstopping te komen. Ik was ertegen en smeekte hem te blijven zitten, maar hij deed het portier open en stapte uit, zonder zich naar me om te draaien. Hij liep in de richting van de oorzaak van de drukte en verdween in de mensenmassa. Hij kwam pas na tien minuten terug, samen met twee politieagenten, die hun wapen tegen zijn rug hielden. We werden gearresteerd, en dat was het. Er stond een controlepost van de veiligheidsdienst. Ze hadden mijn broeder-schrijver tussen de auto’s zien lopen en argwaan gekregen. Mijn broeder-schrijver en ik werden opgesloten in twee verschillende gevangenissen. Als de Amerikanen Bagdad niet waren binnengevallen, waren we jaren in de gevangenis weggerot. Het drama van de inval was onze reddingsboei. Een paar dagen ervoor had de dictator opdracht gegeven alle gevangenen in het land vrij te laten, zodat er tijdens de invasie chaos zou uitbreken. Ik heb maar één maand in de gevangenis gezeten. Na mijn vrijlating ben ik op zoek gegaan naar mijn broeder-schrijver, maar er was geen spoor van hem te vinden. Hij was verdwenen. Toen laaide het vuur weer op in het land, deze keer vanwege de burgeroorlog. Ik vluchtte en werd asielzoeker in Zweden. Later heb ik van een van mijn vrienden gehoord dat mijn broeder-schrijver had geprofiteerd van de chaos na de val van de dictator, het land had verlaten en ook in Zweden woonde. De schrijfworkshop was mijn manier om hem te bereiken. 

Ik nam tram 3 naar het adres dat mijn broeder-schrijver me had gestuurd. We hadden afgesproken dat we de avond samen zouden doorbrengen en verhalen en herinneringen zouden uitwisselen. Er was een luidruchtig feest in een restaurant annex bar, De Oceaan geheten. Scheldend en drinkend haalden we herinneringen op uit het verleden. Ik zoop als een ketter. Mijn broeder-schrijver stelde me voor aan een paar vrienden van hem en daarna gingen we naar buiten om te roken. Toen ik me de bedorven stank in de gevangenis weer herinnerde, voelde ik plotseling een woedeaanval opkomen. Ik schreeuwde hem in zijn gezicht dat hij dom, egoïstisch en onverantwoordelijk was. Mijn broeder verontschuldigde zich voor wat ons was overkomen als gevolg van zijn verhaal, door te zeggen dat dat nu allemaal verleden tijd was. Hij vroeg me weer naar de workshop te komen en onze vriendschap weer op te pakken. ‘Dat schrijven en die workshopfoto’s interesseren me niet,’ viel ik woedend tegen hem uit. Hij herhaalde zijn woorden en zijn excuses en zei dat het logisch was geweest dat hij was uitgestapt om te zien waar de drukte vandaan kwam. De politie, zo zei hij, had hem toevallig in het oog gekregen. Terwijl hij zijn glas hief om op onze vriendschap te proosten, zei hij: ‘Waar het uiteindelijk om gaat, is dat we zijn ontsnapt en dat we ons nu in Göteborg zitten te bedrinken.’ 

‘Wat ben ik dom en onnozel geweest, dat ik die verzonnen verhalen van jou heb geloofd,’ schreeuwde ik hem in zijn gezicht. Daarna doofde de discussie uit en zorgden de herinneringen ervoor dat onze woede luwde en we in de val van heimwee en verdriet liepen.  

Misschien is de literatuur bedoeld om het embargo op de realiteit open te breken.

Ik wist dat hij twee boeken had gepubliceerd en ik begreep van hem dat hij was opgehouden met schrijven, om zelf te beleven wat hij had geschreven. Inmiddels was literatuur voor hem een middel  geworden om de realiteit in te kapselen en te voorkomen dat zijn leven en zijn verbeelding door waanideeën zouden worden beheerst, zei hij. Hij stimuleerde om naar de workshop te blijven komen en moedigde me aan om een verhaal over de foto van onze gestolen auto te schrijven.

Ik liet hem weten dat ik niet goed kon schrijven en hij antwoordde op zijn oude, enthousiaste manier dat er geen mensen bestonden die niet konden schrijven. Daarna gaf hij me een tekst te lezen, die hij een jaar daarvoor had geschreven, onder de titel ‘Elke burger moet een roman schrijven’. Ik vertelde hem dat ik niet vertrouwde wat hij schreef en dat al zijn teksten volgens mij tot iets gevaarlijks leidden. Hij glimlachte en hief nogmaals het glas: ‘Op je gezondheid en op de gezondheid van de mooie en mysterieuze levensverhalen.’

Ik vroeg: ‘Hoe kom je aan die drang om te schrijven? Wat betekent literatuur?’

‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Ik begrijp het zelf niet. Misschien is de literatuur bedoeld om het embargo op de realiteit open te breken.’

De workshop liep ten einde en ik keerde terug naar Malmö. Ik bleef in contact met mijn broeder-schrijver. Hij redigeerde mijn verhaal en hielp me met het publiceren ervan in een plaatselijk literair tijdschrift, nadat het in het Zweeds was vertaald. 

Ik was blij toen ik in het café zat te kijken naar mijn verhaal in Zweedse vertaling. Ik had een onbestemd gevoel. Dit was ons echte en ons verzonnen verhaal in het Zweeds. Het verhaal waarvan de mislukking een ander verhaal was geworden. Daarna had de tijd het verhaal opnieuw bevrijd. Hoe lang zou dit verhaal blijven veranderen, door het prisma van de tijd?

Ik glimlachte spottend om mezelf. Ik was op dezelfde manier als mijn broeder-schrijver gaan denken. Voor de deur van het café struikelde een oude vrouw en bleef roerloos op de grond liggen. De serveerster rende naar haar toe om haar te helpen. Een aantal voorbijgangers stroomde samen. De ambulance arriveerde. Ze tilden de oude vrouw op en reden op hoge snelheid weg. Haar zwarte paraplu lieten ze liggen. Het leven is een verhaal. De ene keer verzinnen we het en de andere keer verzint het ons. 

Nu moet ik het verhaal tientallen keren in klad herschrijven, tot het op de werkelijkheid lijkt, maar tegelijkertijd toch anders. Misschien duiken mijn broeder-schrijver en zijn vriend in een nieuw avontuur: een ander, verzonnen scenario.

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato beschrijft in een van zijn artikelen over Jean Paul Sartre hoe deze in 1964 afstand nam van alles wat hij had geschreven. Tijdens een interview met een journalist zei hij dat La Nausée niet het recht had om te overleven, zolang er op de wereld nog mensen waren die omkwamen van de honger, al was het maar één kind. Hij erkende dat hij de mensheid nog steeds beschouwde als machteloze monsters. Hij vond dat hun metafysische obsessies terzijde gelegd moesten worden als iets overbodigs, of misschien zelfs als bedrog.  

Sabato zegt dat deze verklaring het begin is geweest van zijn meningsverschil met Sartre. Sabato deelt Sartre’s zorgen om de ellende en het sociale onrecht, maar hij is het niet eens met zijn serieuze uitspraak, die, als we hem drastisch zouden toepassen, niet alleen de dood van de metafysische roman, maar de dood van de kunst en de literatuur in zijn geheel zou betekenen. Geen muziekstuk van Bach, geen schilderij van Van Gogh en geen gedicht van Rilke kan immers het leven van één enkel weerloos kind redden. Kunst heeft andere mogelijkheden en taken. 

_____

ILFU vroeg tien schrijvers een bijdrage te maken rond het thema van het ILFU 2021: #WhyFictionMatters. Eerder verschenen:

1. Valeria Luiselli: Zonder boeken hadden we het niet gered

2. Etgar Keret - Koffie en sigaretten

3. Marek Šindelka - Het apenjasje

4. Jesse Ball - Zonder titel

ILFU Banner