Dicht bij het bed – 5 boeken over de universaliteit van rouw

Lisanne van Sadelhoff maakte in 2020 haar literaire debuut met Je bent jong en je rouwt wat, waarin ze de periode beschrijft die volgde na het overlijden van haar moeder. Ze schreef geen handleiding, want er is niet zoiets als een stappenplan bij het rouwen, maar ze maakte duidelijk dat alles beter is dan zwijgen. Voor ILFU tipt Lisanne van Sadelhoff 5 boeken die rouw dichterbij laten komen en het herkenbaar en menselijk maken.

Tags

Rouw Boektips lezen
Foto: Joris Casaer

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Dicht bij het bed

Als iemand sterft, raken woorden vaak zoek. Wat schrijf je op een kaartje? (Te jong en te abrupt, oneerlijk, gecondoleerd, heel veel sterkte, bel me als je me nodig hebt). En als je zelf de verliezer bent, hoe leg je dan uit hoe dat is? ‘Er is geen verdriet als verdriet dat niet spreekt’, schreef de Amerikaanse dichter Henry Wadsworth Longfellow. Toch zijn er veel (heel veel) schrijvers die erin slaagden verdriet te laten spreken.

En dat is helend. Ik vond het verliezen van mijn moeder een van de eenzaamste ervaringen ooit. Rouw is een wezen dat maar wat doet, en het enige dat ik kon doen was meedeinen op de grilligheid daarvan. Ik kon mezelf al nauwelijks volgen, laat staan de mensen om me heen. Tegelijkertijd – en hier zit een paradox – is bijna geen ervaring universeler dan rouw. Want elk mens ervaart het, vroeg of laat, in welke vorm dan ook.

Aan de literatuur de taak om die universaliteit uit te dragen en zo de lezer herkenning te bieden. Want er is een lijn in het leven waar je pas overheen stapt zodra je de dood van dichtbij meemaakt. ‘Once you know some things, you can't unknow them’, zei de Amerikaanse schrijver Alice Hoffman eens. Maar een boek is in staat om voor de lezer die het nog niet kent, van die rouw een dicht-bij-het-bed-show te maken. En voor iedereen bij wie rouw al lang naast het bed staat, elke nacht weer, is niets heilzamer dan via andermans narratief bij dat van jezelf uit te komen.

1.     Max Porter – Verdriet is een ding met veren (2017)

Max Porter schrijft op zo’n gemakkelijke manier over rouw dat het bijna nonchalant overkomt (bijna). Porters veelstemmige, speelse debuut gaat over hoe een man, kenner van het werk van dichter Ted Hughes, met zijn zoontjes achterblijft na het verlies van zijn vrouw. ‘Hiha het hele huis zwaar in de rouw, dooie moeder waar je maar keek, kleurpotloden, autootjes, jassen, rubberlaarzen, allemaal onder een laag verdriet’. Hij beschrijft de trits mensen die wordt aangezwengeld zodra de dood ergens haar botte intrede doet: de lasagnebrengers, de sentimentelen, de plakkers, de wegblijvers. Maar bij dit gezin klopt nog iets anders aan: een kraai. ‘Ik ga pas weer weg als je me niet meer nodig hebt’, kraste de zwarte vogel. Dit verhaal maakt niets mooier dan het is, maar wel ongemakkelijker, grappiger, absurder, en tegelijkertijd is dat ook hoe rouw kan zijn.

2. Olesya Khromeychuk – De dood van een soldaat verteld door zijn zus, vertaald door Esther Ottens en Wybrand Scheffer (2023)

Historicus Olesya Khromeychuk bestudeerde de Oekraïense geschiedenis tot ze er zelf onderdeel van werd: haar broer stierf aan het front door een Russische granaatscherf. ‘De beelden van de invasie verdwijnen al snel in een vergaarbak in ons brein met daarop het label "algemene ellende die net niet dichtbij genoeg komt",’ schrijft de Nederlands-Oekraïense auteur Lisa Weeda in het voorwoord. Maar Khromeychuk doet het tegenovergestelde. Haar verhaal trekt de lezer aan de haren naar de keukentafel van een rouwende zus en moeder, en beveelt je zacht doch streng: ‘Zit, en luister. Want dit is er gebeurd.’

3.     A. F. Th. van der Heijden – Tonio (2011)

‘Een requiemroman’ noemde A. F. Th. Van der Heijden zijn werk toen het uitkwam, en inmiddels is het een klassieker waar je niet aan kunt ontkomen. Terwijl je er misschien wel aan wílt ontkomen – en dat heeft niets te maken met de dikte van het boek (633 pagina’s), maar alles met de inhoud ervan. Tonio willen uitlezen betekent soms geploeter, maar wel prachtig geploeter. Het is alsof je in een tunnel staat zonder licht aan het einde; of er is misschien wel licht maar wáár dan en je hoopt zo dat het lichter wordt. En daarom wil je toch lezen hoe Van der Heijden en zijn vrouw Mirjam Rotensreich hun 21-jarige zoon bij een verkeersongeluk verliezen, en hoe het dan verder gaat als er iets gebeurt waarvan bijna elk mens denkt te weten: ik zou niet verder kunnen. Van der Heijden schrijft, zo zei hij ooit, tegen de pijn. De lezer merkt al snel: zijn pijn is overdraagbaar.

4.     Toon Tellegen – Daar zijn woorden voor, een keuze uit eigen werk (2007)

Er zijn weinig mensen die uit zichzelf zouden zeggen dat ze zich identificeren met een krekel, schildpad of nachtuiltje. Tot dichter Toon van Tellegen in deze dichtbundel, met verzameld werk, iets over die schildpad vertelt, hoe die achterom kijkt en zijn vriend ziet staan, terwijl de zon schijnt, de wind waait, en de vriend roept naar de schildpad: ‘Schildpad! Wacht op mij!’ Tellegen kent de dieren in zijn gedichten menselijke eigenschappen toe, zoals het vermogen om te rouwen, te mijmeren, te voelen, te praten, en empathie te tonen. En door die personificatie zijn de schildpad, de krekel of het nachtuiltje tot iets heel essentieels in staat: ons troosten.

5.     Lieke Marsman – Op een andere planeet kunnen ze me redden (2025)

Een existentieel boek met essays, dagboekfragmenten en gedichten over Lieke Marsmans op handen zijnde dood. Wanneer die dood dan komt, dat doet er eigenlijk niet toe: wat er in de tussentijd gebeurt, dát doet er toe. Marsman laat ons zonder grotesk drama zien hoe hoop en lijden elkaar afwisselen, maar dat de hoop het uiteindelijk wint (misschien was de hoop, zonder het lijden, wel nooit zo sterk geweest). Haar openheid, die niet alleen samenvalt met kwetsbaarheid maar ook met zelfspot, leert ons hoe het is om degene te zijn om wie ooit gerouwd gaat worden (maar laat dat ooit alsjeblieft nog heel lang duren, tot het moment dat die planeet gevonden is, ze erheen kan, gezond kan terugkeren, om ons op aarde nog meer met de neus op onze sterfelijkheid te drukken – en op het geluk dat we hebben als we gezond zijn).