Vrijdagochtend - Alexis de Roode
uit: Een steen openvouwen (2017, Podium)
Ik ben naar de wc gegaan, trillend van woede,
om een gedicht te schrijven.
Beneden mij zie ik mijn schoenen,
mijn gespreide knieën,
alsof ik het leven moet schenken aan een monster.
Het voelt goed een pen vast te houden
op deze plek,
alsof ik een wapen heb.
De wc is een riante wellnessruimte met watergeluiden,
geflankeerd door engelen van brons.
Hier vecht ik in het geheim tegen de Cloud,
waar al mijn bestanden in verdwenen zijn.
ik vraag me af hoe vaak mijn collega's
naar de wc gaan om te vloeken,
uiting te geven aan dwanghandelingen,
of vijf minuten lang hysterisch huilen,
vervolgens door te spoelen.
De overkant - Anne Vegter
uit: Wat helpt is een wonder (2017, Querido)
Het begon met grote ontploffingen bij bezinestations in het hele land.
Er werd aan een gecoördineerde actie gedacht.
De grenzen in het noorden, oosten en zuiden zijn gesloten.
Alle verbindingswegen in het midden van het land zijn gebarricadeerd.
In Utrecht brak een grote brand uit.
Een gat met een doorsnede van duizend meter in het hart van de stad geslagen.
De wind stak woedend op, van de aarde recht naar boven.
Gevels breken, de daken reiken scheef over de straten.
Kolommen stof tollen rond tussen de huizen.
Iedereen wordt het zicht benomen.
De mensen bewegen zich tastend, blind tot buiten de stad.
In de grachten drijven lijken.
Er zwemmen honden die zich eraan tegoed doen.
Hier weet niemand wat daar aan de hand is.
Kinderen hebben gezien hoe hun ouders verpletterd werden.
Er liggen mensen onder puin met wonden die niemand verbindt.
Bij de grensovergangen in Groningen en Drente staan kilometerslange rijen tot in de provincie, kinderen, tassen, alles gestapeld in en op auto’s.
Iedereen wil erdoor, iedereen wordt tegengehouden.
In het hele land zouden brandhaarden zijn, wie ze aanwakkerde wordt niet gezegd.
Niemand gelooft in toeval.
Boven Overijssel hangen gaswolken.
Ademen is stikken.
Protocol zegt dat de inwoners van Zwolle ramen en deuren gesloten moet houden.
Welke deuren, welke ramen, welke inwoners.
De mensen willen naar de Waddeneilanden.
Daar zou lucht zijn.
Anderhalf miljoen mensen rennen in dichte drommen.
Mensen vertrappen elkaar om de veerboten vandaag nog te bereiken.
Maar de wegen bestaan niet meer.
Het zijn brede scheuren, greppels vol brokken steen.
De eilanden zijn onbereikbaar, de veerboten varen niet uit.
Alle netwerken zijn uitgevallen.
Staat er nog een ziekenhuis overeind?
Er is een run geweest op de banken.
Wie met grof geld zwaait kan vervoer naar het westen krijgen, naar de kustplaatsen.
Alles en iedereen is in beweging.
De Veluwe staat in brand.
Aggregaten hebben het begeven.
Iedereen rent.
Tussen Delft en Leiden is een groep kinderen op drift.
Het is onveilig voor meisjes.
In de nacht worden ze uit de rijen geplukt.
Er komt geen drinkwater meer uit de kranen, provincie na provincie komt droog te staan.
De noodreservoirs in de duinen zijn gebroken.
Brabanders zouden massaal naar de Rotterdamse havens zijn getrokken,
Op de Maasvlakte doen zich verschrikkelijke taferelen voor.
De geruchtenstroom houdt aan.
Het Rijksmuseum is grotendeels ingestort.
Hoeveel overlevenden er zijn weet niemand.
Uit alle provincies zouden mensen naar de kusten trekken.
Er zeulen nog steeds mensen met hun spullen.
Het schijnt dat de Zeeuwse eilanden geïsoleerd zijn geraakt, delen van dijken zijn weggeslagen.
De eilanden drijven in westelijke richting.
Niemand kan de krachten beheersen.
Er is een onbekende troepenmacht door de oostgrens gebroken.
Het schijnt dat de regels veranderd zijn, maar van welk spel in godsnaam.
Waar is de overheid?
Er zouden tientallen boten klaarliggen om Nederlanders naar de overkant te brengen.
We zijn met duizenden.
Onze boten bezwijken bijna onder het gewicht van de mensen.
Er glijden lichamen over de randen van de boten.
Er keren boten terug.
Met levenden en doden.
Waar is de overkant?
Er is geen overkant.
We drijven verder.
We spoelen over de hele wereld aan.
Niemand zit op vluchtelingen te wachten.
Gelukszoekers.
Zo worden we genoemd.
Tonnus Oosterhoff
uit: De ingeland (1993, De Bezige Bij)
Naar mijn mening moet iedereen vanaf heden
op slechtverwarmde huurkamers bivakkeren
met betimmering foeilelijk.
Gipsen koppen en kleifiguren opeengepakt op de planken,
opgerolde tekeningen in alle hoeken en nageschilderde ansichtkaarten aan de muur.
Iedereen heeft grijs haar, woont alleen of bijna alleen.
De straten zijn zowat leeg, het regent, auto’s roesten onder het rijden.
De relazen die men doet spelen bij dertig veertig graden onder nul,
maar geen geklaag.
Woedend wordt de nieuwe mens alleen (of indrukwekkend niet-begrijpend)
bij het verknopen van details aan handelingen van het regime.
Bij het sterven haalt in mijn opvatting niemand het ziekenhuis.
Een toekomst veranderlijk als de wind op de hoek is er geen.
En als er iemand zou komen die kon vliegen, dan zouden we daarop stemmen.
Nikki Dekker
uit: Een voorwerp dat nog leeft (2018, Wintertuin)
’s Avonds kijkt mijn vriend naar de zwaluwen en haalt zijn schouders op.
De buurvrouw zag het op haar telefoon: de hemel zuigt zich vol
en de dieren sterven in rampzalig tempo uit.
In Nederland is het niet warm. Het regent. Het regent. Het regent. Het regent.
Het regent. De badmintonrackets en set jeu de boules
als kinderjassen op de grond gesmeten.
Het is moeilijk te geloven dat een stuk ijs ter grootte van Noord-Brabant
afbreekt, dat er elke dag tien mensen verdrinken op zee, dat niemand
een ander ooit volledig aangeraakt heeft.
De waterkoker klikt als het tijd is voor thee.
Mijn vriend vouwt zijn benen in de mijne. We zouden zo
in een stockfoto passen. Er komt een leuk programma op tv.
De aarde stroomt over - Sonja Prins
uit: Nieuwe proeve in strategie (1957, De Bezige Bij)
ik kan het niet helpen dat er een trom in mij is
die in de nacht gaat slaan
die in de morgen gaat slaan
een grote veren bal van hand tot hand
rood en purper ovaal
ik kan het niet helpen – zie
de aarde stroomt over
van witte damp en er is alleen
in de vuurboog van de lucht
een zwartrode planeet
er is een blauwe vrieskou als ik sta
aan de rand van het graf
er is alleen
in de vuurboog van de lucht
een zwarte planeet
.png/6b2aca4cf9d93cba2d96f5d978be9546.png)
'Voor alle dagen' verscheen in juni 2023 bij uitgeverij Podium
Honderd-nog-wat gedichten zonder gelegenheid, gekozen door @poëzieiseendaad. Op het hoogtepunt van de pandemie startten Joost Oomen, Stefanie Liebreks en Yentl van Stokkum het instagramkanaal @poezieiseendaad. Sindsdien delen zij dagelijks hun liefde voor poëzie met een almaar groeiend aantal volgers. Binnen een jaar had het account 10.000 volgers en inmiddels staat de teller op ruim 17.000. De missie van Poëzie is een Daad: meer poëzie in ieders leven.
Meer over @poëzieiseendaad