Als we dan toch streven naar zuiverheid, laat ons beginnen met de juiste context te gebruiken. Die ligt niet binnen de Holocaust – dat is een historisch ijkpunt van ongeziene gruwel, en dus in feite te grotesk om naar te verwijzen. Die ligt evenmin binnen fascisme. Dat is een politiek stelsel dat te dictatoriaal is om te verbrassen in roeptoeterende retoriek.
En daarbovenop dit: in noodgeval van verstoting, verstoot slim. Wip jouw medestanders nimmer uit het nest. Omring ze met de kritische warmte van een kunstenaar die je vertelt wat je niet wilt horen. En het mag schuren, maar dan met warmte. Welnu, warmte, dat brengt ons onvermijdelijk bij de volgende windstreek die soms dreigt te driften naar het uiterste.
De brede beweging die achter de klimaatprotesten schuilt, benadrukt altijd het geweldloze karakter van hun protesten.
Al zijn er uitschuivers, zoals Roger Hallam, een van de oprichters van Extinction Rebellion. In een interview met Der Spiegel suggereerde hij dat democratie en het klimaat redden niet samengaan. ‘Als een samenleving zo amoreel handelt, wordt de democratie irrelevant. Het klimaat is belangrijker dan de democratie.’
Uiteraard waren anderen in de klimaatbeweging er als de kippen bij om zich te distantiëren van die uitspraken en erop te wijzen dat hij maar een van de vele meningen bij Extinction Rebellion vertolkt. Toch is Hallam niet de eerste, noch de enige die de bedenking over het klimaat en democratie uitspreekt.
In de ecologische beweging wordt wel vaker verzucht dat de lakse reactie van politici op de klimaatverandering voor een deel te wijten is aan het democratisch systeem. Wie om de zoveel jaar moet hopen genoeg stemmen te behalen, hoedt zich voor ingrijpende maatregelen die fors ingrijpen in de mobiliteit, de consumptie, het wonen en de hobby’s van zijn kiespubliek.
Eenzelfde behoedzaamheid zien we bij het gebrek aan een doortastend beleid in de strijd tegen corona. Wie wint, de kiezer of het virus?
Mensen zijn over het algemeen immers niet zomaar bereid comfort, (schijnbaar) verworven rechten en luxe vrijwillig op te geven. Radicale veranderingen doorvoeren kost in een democratisch systeem over het algemeen zeer veel tijd. Om maar een idee te geven: de Belgische staat heeft er bijvoorbeeld 148 jaar over gedaan om al haar burgers stemrecht te geven. En tijd is nu net datgene wat we – volgens de wetenschappelijke consensus – niet meer hebben. Die druk van de urgentie desemt door in alle geledingen van de globale klimaatbeweging.
Er is immers ‘een deadline aan het leven op aarde’. De verwachting van een ecologische ramp zonder weerga, het slinkende tijdsframe en het schijnbare getalm of zelfs de manifeste onwil van de politieke en economische machthebbers zetten binnen de klimaatbeweging de alarmknoppen op scherp en drijven voorheen gematigde stemmen in een meer radicale richting.
De groeiende woede, machteloosheid en het fatalisme binnen de klimaatbeweging in combinatie met de lethargie van de leidende klasse geeft een potentieel gevaarlijke cocktail. Zeker als er sprake is van een morele rechtvaardiging. ‘Good citizens cannot meekly accept the death of the living planet. If seeking to defend life on Earth defines us as extremists, we have no choice but to own the label. We are extremists for the extension of justice and the perpetuation of life,’ schrijft journalist en activist George Monbiot in The Guardian. Hij wil in de eerste plaats van ‘extremist’ een geuzennaam maken om politici en opiniemakers die de term te snel bovenhalen een hak te zetten.
Onder de banier van de rechtvaardigheid en met een catastrofe van epische proporties als toekomstbeeld is het plots niet eens zo onlogisch om te pleiten voor een groene despoot of een klimaatjunta. Evenmin is het ondenkbeeldig dat individuen of groepjes menen de zaken te moeten aanporren door hardere acties.
Om af te sluiten met Roger Hallam: ‘Hoop demobiliseert. Daardoor verwacht je dat iets of iemand anders het voor je oplost. Pas als je de hoop verliest, kom je in actie.’
Hoop winnen in alle dwarsheid is evenwel bij uitstek de rol van een kunstenaar. Hoop is de cafeïne van het hart.
De meest in het oog springende antipode komt tot slot uit de islamitische hoek; met wereldwijde aanslagen, de Islamitische Staat, Boko Haram en de Taliban als de voornaamste uitwassen. Maar wereldwijd is er een religieuze verharding aan de gang. Denk maar aan de politiek van Narendra Modi in India of de vervolging van de Rohingya in Myanmar.
In het Westen staan bijvoorbeeld de islamistische getto’s weer volop in de belangstelling door het boek Les territoires conquis de l’islamisme van de Franse Midden-Oostenexpert Bernard Rougier. Daarin toont hij aan dat in veel van onze migrantenwijken de extreme islamisten meer en meer de dienst uitmaken. Het is wat hij, na vier jaar veldwerk, definieerde als een ‘islamistisch ecosysteem’. Een amalgaam van moskeeën, sportclubs, winkels en andere organisaties die op het eerste gezicht allemaal op een onschuldige manier gemeenschapsversterkend werken. Maar onder de oppervlakte schuilt een fundamentalistisch discours dat de gelovigen weg wil houden van alles wat neigt naar de westerse samenleving. Het doel is een parallelle shariastaat met een leidraad van intolerante, sterk antiwesterse en zelfs gewelddadige retoriek en lectuur.
Dat is ook de bevinding van de AIVD, de Nederlandse inlichtingendienst, die waarschuwt voor de groeiende invloed van ‘een tweede generatie salafistische aanjagers’ die op lange termijn ‘een serieuze bedreiging’ vormt voor de Nederlandse rechtsstaat. Een van de grootste problemen is dat deze fundamentalistisch-islamitische stroming streeft naar een ‘parallelle samenleving’ waarin de Nederlandse wetgeving niet geldt. Met andere woorden: een shariawereld.