VOOR AUGUST
Zoute lucht en de roest op een autodeur. Zo begint August.
Ik had hier zeker over twintig nummers van Taylor Swift willen schrijven. Zoals Dear Reader, waarin Swift haar luisteraar influistert dat ze een onbetrouwbare verteller is. Iemand wier advies we maar beter niet kunnen opvolgen, aangezien ze aan het eind van de dag thuiskomt in een leeg huis. Ik had kunnen schrijven over You’re on your own kid, dat ik draaide terwijl ik een dichtbundel afschreef. ‘You’re on your own, kid/ Yeah, you can face this’. Ik had kunnen schrijven over All too well (10 minute version) waarin Swift ons langs de afbraak van een relatie leidt, vol filmische details, een ‘fuck the patriarchy’ keychain die op de grond belandt, terwijl kort daarvoor nog werd gedanst in het licht van een openstaande koelkast.
Taylor Swift is een verhalenverteller. Wanneer ze wordt geïnterviewd noemt ze zichzelf altijd, in de eerste plaats, een songwriter. Ze is een ultraproductief schrijfmonster, dat album na album uitbrengt en record na record verbreekt. Met een achtergrond in de confessionele Countrymuziek, wordt ze inmiddels de Bob Dylan van onze generatie genoemd. Haar fans vragen zich geregeld af wanneer Taylor Swift slaapt en als je haar muziek moet geloven doet ze dat amper. In elk album ligt ze wakker.
Het is augustus en ik kies voor August. Het achtste nummer van haar achtste album, Folklore. Een album dat ze tijdens de pandemie schreef, en een van haar minder autobiografische albums. Je zou naar dit album kunnen luisteren als naar fictie of autofictie en ook August is een nummer dat geschreven is vanuit een personage. Vanuit een jonge vrouw, een meisje, met een geheime zomerliefde.
Muzikaal opent August als een autodeur aan het strand, amper intro- we komen aan en er wordt in vlugge halen een situatie geschetst. De zang is licht als een briesje, maar voor we het weten, in de tweede regel al, zijn we bij het verlangen aanbeland. De ik-persoon in August heeft nooit meer gewild dan het hier en nu van deze zomerliefde. Vanaf de derde regel bevinden we ons in een zacht en onzeker gebied, want die fluisterende vragen kunnen nooit iets goeds voorspellen. Is ‘Never have I ever before’ een antwoord, of zijn het woorden die worden uitgesproken door iemand die nooit iets zeker weet? Dat laatste lijkt waar te zijn, want augustus glipt weg, en de geliefde tot wie het nummer zich richt blijkt niet blijvend te zijn. Sterker nog, hij is nooit van de ik-persoon geweest.
Het verlangen in het nummer is zo aanwezig, omdat het verlangen nooit wordt vervuld. Daarin zouden we terug kunnen grijpen naar het Griekse woord erõs, dat duidt op zowel behoefte als gebrek. We verlangen niet naar wat er is. Verlangen is in de kern een eenzaam gegeven, zodra het wederkerig is en wordt ingelost, verandert het in iets anders. De ik-persoon in August staat alleen in haar verlangen, in haar behoefte en in haar gebrek. Ze lijkt in haar eentje een herinnering te koesteren en gebiedt haar geliefde, ze vraagt hem: ‘Herinner je je nog? Weet je nog waar we waren? Wat we deden? Hoe tijd vluchtig was?’
Want weten we niet allemaal hoe vluchtig tijd kan zijn, en hoe een kort moment diepe sporen nalaat wanneer we het hebben over de tijd die we met een geliefde doorbrengen? Hoe een zonsondergang opeens dierbaar wordt, anders dan elke andere zonsondergang ooit, omdat het er een is die je samen hebt gezien.
In deze regels schemert de vraag ‘had wat wij deden betekenis’ of beter gezegd, ‘had het betekenis voor jou?’
Het antwoord is grimmig wanneer je de rest van Folklore luistert. August is een nummer dat op zichzelf te luisteren is, maar eigenlijk deel is van een drieluik. Samen met de nummers Betty en Cardigan vertelt het een verhaal van een jeugdige driehoeksverhouding. Waar we in August worden meegenomen in het perspectief van het tijdelijke meisje, horen we in Betty dat haar geliefde deze zomerliefde als een fout zag. We ontdekken dat hij James heet, en James zegt sorry tegen zijn vriendin (Betty), hij geeft toe dat hij weliswaar naast ons naamloze meisje lag, maar de hele zomer over Betty droomde. Hij beschrijft het meisje uit August als een “figment of my worst intentions”, en dat is eigenlijk alle taal die ze van hem krijgt. Hoe eenzaam!
Want het is eenzaam wanneer de betekenis van een liefde wordt ontkend en uitgewist. Wanneer je niet eens een naam krijgt in het verhaal van een ander. De ik in August weet dit. Ze is zich bewust van haar tijdelijkheid, klampt zich vast aan leven ‘for the hope of it all’ en blijft maar herhalen dat haar geliefde nooit van haar is geweest. Alsof ze zichzelf gerust wil stellen, alsof ze zichzelf het liefst uit dit verhaal en uit deze rol zou tillen. En dat zou haar vast lukken als ze niet steeds werd teruggetrokken door de scherpte van haar herinneringen. De zon die op zijn rug schijnt, een afspraak achter het winkelcentrum en hoe ze verstrengeld tussen lakens liggen.
Maar het nummer had bitterder gekund. Voor de liefhebbers is er een haakje, waardoor de ik-persoon uit Betty en de ik uit August even heel dicht bij elkaar komen, waardoor ze heel kort tegelijkertijd deel worden van elkaars verhalen. In August op exact 2:47 klinkt de regel ‘Get in the car’. Op zich niet heel bijzonder, maar wanneer je Betty luistert hoor je op exact 2:47 ‘James, get in’. Een slimmigheidje, uiteraard. Een grapje, wellicht. Maar in deze seconde lopen hun verhalen synchroon aan elkaar, grijpen ze zich in elkaar vast. En toegegeven, tussen Cardigan en Betty vindt iets vergelijkbaars plaats, maar dat is een ander liefdesverhaal. In het verhaal van August wordt op 2:47 een naamloze hoofdpersoon even deel van het verhaal van een ander, er wordt een deur opengegooid en in dat korte moment verstrengelen zich twee nummers met elkaar. Als lichamen, en levens.