Wie kent niet het gevoel van werkelijk overal ter wereld willen zijn, behalve hier, op deze plek, in deze situatie waarin je je nu bevindt? Die om welke reden dan ook verstikkend is. Wie kent niet de drang om te vertrekken, ergens anders opnieuw te beginnen? Hoe allesoverheersend die hang naar verandering kan zijn, vangt Tracy Chapman meteen in de eerste strofes van Fast Car.
Beluister 'Fast Car'
'Fast Car' is de eerste single van Chapmans titelloze debuutalbum uit 1988
De protagonist spreekt haar geliefde aan: jij hebt een auto die knalhard gaat, ik wil er tussenuit piepen - de noodzaak tot vertrek is bijna tastbaar, voelbaar met de regels:
Het maakt niet uit waarheen, zolang ik uit deze benarde realiteit getrokken word – aldus de ik-persoon.
Urgentie is een thema dat vaak terugkomt in het werk van Chapman - maatschappelijke en persoonlijke urgentie. Ze schreef liedteksten over systematisch racisme (‘Across the Lines’), geweld tegen vrouwen en een nalatig politiesysteem (‘Behind the Wall’), over hoe sommige liefdes het wachten waard zijn (‘The Promise’), over sociale ongelijkheid, armoede en de hoop op verandering (‘Talkin’ Bout a Revolution’). Chapmans teksten bevatten weinig beeldspraak, ze vertellen het verhaal uit de kern, zoals het is. Juist in hun eenvoud spreken ze luid.
In Fast Car is het vehikel het leidmotief. De snelheid van de auto die herhaaldelijk wordt benoemd, staat voor de vrijheid die de protagonist bijna aan lijkt te kunnen raken. Het staat voor de belofte die de geliefden aan elkaar doen wanneer ze in zouden stappen; als we nu wegrijden is het wij tegen de wereld. Het voertuig staat voor: liefste, pak alleen hoogstnoodzakelijke spullen in, je belangrijkste bezit, uiteindelijk hebben wij genoeg aan elkaar. We halen grote, kartonnen bekers koffie voor onderweg en rijden de hele nacht door. Leg je hoofd tegen de koele, beslagen ruit, doe je ogen dicht, slaap maar, ik rijd wel. Wanneer je wakker wordt, ontvouwt zich een nieuwe werkelijkheid, dan wordt alles beter, heus. Het voertuig staat voor de fantasie die iedereen kent: binnen een dag kan het leven er totaal anders uit zien, als je nu maar de keuze durft te maken. Je bant realiteit nog even uit. Je moet geloven, anders wordt het niets.
Als we nu maar in de auto stappen, de sprong wagen, alles achterlaten, heel hard wegrijden; dán wordt alles anders.
De zin die meermaals terugkeert. De nood is hoog, als we nu niet gaan, dan blijft ons leven uitzichtloos. De protagonist wordt gestuurd door een ander leidend motief:
Hoop. Ze wordt een enkele keer expliciet uitgeschreven, maar is voelbaar door de hele tekst heen. Het is de motor van de protagonist, even ronkend als die snelle auto. Hoop geeft houvast, hoop laat je dromen, fantaseren; hoe een nieuw leven eruit zou zien, waarom je het samen wil beleven met de bestuurder van de auto, hoop kan aanzetten tot actie, omdat het je doet geloven dat het kán.
Weggaan, dat moeten ze. Zij heeft een plan, ze werkt om geld te sparen. Wat volgt is een argumentatie, het ‘waarom’ wordt duidelijk. In een kernachtig couplet maken we kennis met intergenerationele thematiek: hoe de moeder van de ik-persoon jaren eerder vertrok omdat ook zij een ander leven verlangde. Hoe de protagonist nu op het punt staat hetzelfde te doen. Het wordt duidelijk waarom ze het niet eerder deed, durfde, wilde: hoe de vader van de ik-persoon niet voor zichzelf kan zorgen, zichzelf verdooft:
Ja, de nood is hoog, maar, en juist dat vind ik zo sterk aan deze tekst van Chapman, ze beschrijft niet alléén een eenzijdige, geromantiseerde werkelijkheid van je biezen pakken en ergens anders opnieuw beginnen. Ook daar ben je nog jezelf en degene met wie je het avontuur aangaat ook. De premisse van een beter leven is er, het Bonnie en Clyde-gevoel ook, maar er is ook nog het leven dat je vaak genoeg inhaalt. Want wat als alles toch weer anders gaat, je dromen en fantasieën niet worden ingewilligd? Wat als je geliefde geen baan vindt, net als je vader vaker in de kroeg hangt dan thuis? Wat als je er ook daar alleen voor staat?
De keuze wordt uiteindelijk in de handen gelegd van de geliefde. Zal bij de ik-persoon de hoop dan toch allesoverheersend zijn? Het refrein doet vermoeden van wel, want daar komt alles samen: hoe ze het heeft gevoeld in die auto. De vrijheid door haar haren, de stadslichten razen aan hen voorbij, ze rijden hard, zo hard, het voelt alsof ze onder invloed is, alsof zich allerhande chemicaliën onder haar borst, door haar bloedvaten een weg banen. De ene hand van haar geliefde aan het stuur en diens andere hand om haar schouder. Ik stel me voor: hun blik op de weg die oneindig lijkt zo in het donker, soms ontmoeten hun ogen elkaar en hoe de tekst het gevoel vangt dat inderdaad allesoverheersend kan zijn en je geloof sterkt in die hoop op beter:
En hoe je dat wil vasthouden, ondanks alles of juist vanwege alles. Wanneer iemand je het gevoel geeft ergens te horen en gewoon te mogen zijn, waar je je ook begeeft.
Mans Weghorst
Mans is een visueel/narratief maker. Hij beweegt zich op het vlak van Illustratie en animatie. In zijn werk laat hij zich inspireren door comics, occult, symboliek, Science fiction, clowns, early film, vroege renaissance, Japanse ukiyo-e, paddestoelen, biowetenschappen en kunst, in al z’n algemeenheid. Zijn werk is vaak surreël, ruimtelijk, absurd, fantasierijk, gedetailleerd, kleurrijk, psychedelisch en beweeglijk. Het werken aan verschillende opdrachten ziet Mans als een constante kans om nieuwe beelden en stijlen te ontwikkelen. Zijn werk is een soort reflectieve speeltuin waarin hij zich af kan vragen waar de randen van zijn werkelijkheid liggen. Het maken van werk voelt voor hem als het constant opzoeken en verleggen van de grenzen van zijn beleving en realiteit. Het resultaat, de ruimte om een blik te werpen in een andere werkelijkheid.
Meer over Mans