Naar onderstaand gedicht kun je ook luisteren: klik op de afspeelknop hieronder om Alfred Schaffer ‘een verspilling van tijd en van lucht, waarom fluister ik’ te horen voordragen.
een verspilling van tijd en van lucht, waarom fluister ik
op mijn duin achter talrijke duinen
graaf ik een gat van 2 bij 1 meter, de gruizige aarde
schept slecht ik zweet als een otter.
de dag begint nog voor de nacht begint nog voor de dag begint.
één graf leeg, of duizend graven om te gaan.
daar heb ik mij bij neergelegd, om langzaam op te drogen.
lang geleden dat ik hier een vlinder zag, een lichaam
gewassen met water en desinfecterende zeep
daar plak ik een nummertje op –
liever spaar ik mijn krachten, ik graaf
en ik graaf en ik graaf ik beloof u
en mij een plechtige dienst, zonder bevelen.
maximaal twintig minuten, dan is het gedaan.
alsof u wat praat of wat lacht om iets doms
dat ik zei of vergat en plotseling stopt u met praten of lachen.
was ik uw dierbare, stevig in plastic verpakt
dan mocht u mij komen bezichtigen, zoals in een kluis –
verboden te kussen of strelen, ik moet u
verbieden te kussen of strelen, ik denk aan de uren
verdeeld in seconden waarin ik pal naast iemand lag
die niet langer ontwaakte misschien.
was het nu winter of zomer, kletsnatte ramen, ik was
nog niet bruin nog niet wit nog niet zwart
en juist had ik het winnende doelpunt gescoord
in de laatste minuut, mijn mooiste goal ooit.
bal over links, dubbele schaar, buitenkant voet, binnenkant
paal, mijn controller trilde ervan, de volle tribunes
de natie alles barstte uiteen, de euforie
dreunde na tot in de uitgestorven parkeergarages
en de lege catacomben.
of ik stond voor de klas en ik schreef op het bord
wat heb ik gedaan dat u afkeurt? als ik schrijf
want ik weet niet wat recht wezen zal, vergeeft u mijn zonden?
elke dag dit gehannes met aarde kadavers
en tijd, gejammer van niet meer dan vijftien bedroefden
op wettige afstand, wat moet ik ermee –
wie koopt straks mijn graf, wie balsemt mijn lichaam.
wie gooit mij in zee want het land is verzadigd.
een gat in de golven, stormvogels hangen erboven.
deze kuil kan niet dieper, dit moet het zijn.
voorzichtig pak ik u vast en rol u erin, achter mij
zeven figuren, vier grote drie kleine, schaduwen zijn het
geduldig zoals in een versje, ik wil ze niet horen of zien
mijn huilen is kwijt. slaap, om uzelf te verlichten.
slaap, om steeds dieper te slapen.
winkels kantoren hotels, alles staat als het stond
met galle en moeite omringd en alles is weg, ik deed niets.
gelooft u mij toch ik deed niets.
hoe ging het vandaag vraagt een stem van metaal
vanaf ergens, het riedeltje ken ik nu wel –
het is niets persoonlijks, geen bergen door wolken bedekt:
‘blijf als u koorts heeft of bijna geen adem in bed.’
‘beweeg elke dag ten minste een uur.’
‘uw handen goed wassen met water en zeep
en stop nu met graven, de zon gaat al onder.
kom veilig thuis en blijf uit de buurt
van braakliggend terrein, wij houden u scherp in de gaten.
wij beschermen de spaarzame grond tegen lieden
als u, waan u onzichtbaar, wat was uw functie
u bent het vergeten, roep voor de vorm als u thuiskomt
aan tafel, tijd om te eten.
beloof om er morgen een prachtige dag van te maken.
schrijft u maar snel een gedicht
of een brief, gericht aan uzelf, gewoon om het schrijven.
bij de zomereik in het plantsoen om de hoek
lijkt het net of er kinderen spelen onder de sterren
en staand voor het raam ziet u hoe het verkeerslicht
op groen springt, op rood springt, op groen
springt, op rood springt, en dan weer op groen.’
(Alfred Schaffer schreef dit gedicht voor het project '50 Stories for tomorrow', ILFU 2020).