Improviseren komt, op een goede dag, terug in alles wat ik doe

Elke maand strijkt Literatuurnest Utrecht neer in De Utrechtse Boekenbar, een broedplaats voor schrijvers, dichters en verhalenvertellers. Literatuurnest is een initiatief van Wintertuin en een ruimte waar uitwisseling centraal staat en schrijvers het vaak toch eenzame schrijfproces kunnen delen met anderen. Komende maanden lees je op ILFU Daily voorproefjes van het werk van makers uit dit traject en praten we met hen over hun makerschap. Madelief Lammers is kunstenaar in taal, klank en ruimte. In haar werk komen die elementen samen: op papier, als voordracht of in voorstellingen. Ze vertelt ons meer over haar maakproces, het belang van improvisatie en over haar verhaal 'Misschien omdat ik vannacht iemand anders ben geworden'.

Tags

Actuele fictie Interview Literatuurnest
Beeld: Tonke Koppelaar

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

In jouw werk combineer je verschillende disciplines. Zou je iets willen vertellen over de manier waarop muziek, tekst en andere vormen van kunst in jouw werk samenkomen?

Naast taal ben ik veel bezig met klank en met ruimtelijkheid. Ik maak bijvoorbeeld ook veel muziek en voorstellingen, maar eigenlijk voelt dat niet als iets heel anders dan het schrijven: in alleen deze tekst zitten denk ik ook alledrie die vormen al. Ik geloof dat die verschillende disciplines vaak vanzelf al veel op elkaar lijken, zich op dezelfde manier gedragen; ritme bijvoorbeeld maakt een tekst snel of langzaam, hakkelig of vloeiend, precies zoals dat in muziek ook zo werkt. Op sommige hardop voorgelezen teksten kun je eigenlijk heel goed dansen. En wat ruimte betreft: ook het papier is een ruimte, en de keuze om daar letters op te zetten, verandert die ruimte, een beetje op dezelfde manier als spullen in een kamer. Veel mensen hebben daar interessante dingen over geschreven, Georges Perec bijvoorbeeld. Het zijn dingen waar we niet omheen kunnen: alleen al omdat we altijd een lichaam hebben, altijd ergens zijn, en via dat lichaam dus luisteren, en lezen, en dingen waarnemen, hebben we altijd te maken met ruimtelijkheid. De ruimte en hoe die eruitziet, wat erin staat, wat voor akoestiek die heeft, zijn heel bepalend voor hoe het ergens voelt, hoe ik me ergens voel. En taal, tenslotte, is dan weer een manier om naar die dingen te wijzen – niet zozeer om ze precies te vatten of begrijpen, wat mij betreft, daarvoor moet je er gewoon zijn – maar wel om een soort plattegrond van een ervaring te schetsen. Ik hou erg van plattegronden; de dingen die ik maak zijn misschien wel altijd een soort plattegrond van een ervaring, in verschillende vormen.

Je schreef eerder ergens dat improvisatie ook een grote rol speelt in je werk. Waarom is dat belangrijk voor jou?

Hoewel ik in het klein veel improviseer – in het maken of uitvoeren van mijn werk, bijvoorbeeld – denk ik eigenlijk dat improvisatie iets veel algemeners is, iets is dat iedereen, op een goede dag, de hele tijd aan het doen is. Wanneer je een gesprek voert, ergens naartoe fietst, eigenlijk onophoudelijk; het heeft te maken met het idee niet alles al te weten, ja te zeggen tegen de mogelijkheid van iets onverwachts, een houding van nieuwsgierigheid. Ik denk dat die houding, dat ja zeggen, iets is dat we allemaal nodig hebben, in onze persoonlijke levens maar ook groter, in het algemeen: we kunnen alleen groeien en veranderen als we nieuwsgierig zijn en niet alles al tot in de puntjes hebben vastgelegd. Het lijkt me soms alsof mensen denken dat ze alles eigenlijk al weten – dat is denk ik niet alleen heel vaak niet waar, maar lijkt me vooral heel erg oninspirerend en uitzichtloos. Improvisatie gaat ook over vertrouwen in plaats van twijfelen, zoiets. En dat gaat dan ook over onszelf, wie wij als mensen kunnen zijn en wat we allemaal kunnen doen. Onszelf toestaan ook daarin verrast te kunnen worden.

Waar gaat ‘Misschien omdat ik vannacht iemand anders ben geworden’ voor jou over?

In heel directe zin is deze tekst een verslag van een nacht met oorontsteking, geschreven in een nacht met oorontsteking. Als kind had ik heel heftige oorontstekingen die alsmaar bleven terugkomen, jaren achtereen, en afgelopen voorjaar was dat er plotseling weer. Het is iets heel ontwrichtends; het voelt en klinkt écht alsof er allemaal dingen afbrokkelen aan de binnenkant van je hoofd. Ik kan niet uitsluiten dat dat ook zo is. En omdat mijn oren zo belangrijk zijn in wat ik doe en maak was het niet alleen die fysieke pijn, maar ook de angst voor iets blijvends die me wakker hield. En ondertussen gaat het dan natuurlijk ook over iets groters, iets dat me ook los van die koortsige nacht bezighoudt: het gevoel altijd iemand te moeten zijn, altijd precies te moeten weten wie. Ik vind het juist belangrijk om niet alles altijd te duiden en te weten – en nu zit ik het toch weer te proberen, ha – omdat ik denk dat dingen en mensen vaak beter tot hun recht komen wanneer we ze niet zo precies afbakenen, dat we daarmee ook iets platslaan. Bovendien is alles en iedereen ook nog eens alsmaar en onophoudelijk aan het veranderen, waarmee het gelijk weer aan die duiding ontsnapt. Maar de vraag is er natuurlijk wel vaak, de vraag om iets te duiden. Schrijven vind ik een interessant middel in die zoektocht, vanwege dat wijzen dat taal zo goed kan, dat ik eerder ook al noemde. Het wijst iets aan, maar laat ondertussen ook ruimte voor variaties op de werkelijkheid, voor fictie of voor verschillende betekenissen, en daarmee ook voor een andere duiding.

Misschien omdat ik vannacht iemand anders ben geworden 

beeld: Tonke Koppelaar

Zaterdag: deze kamer en deze kat zijn voor elkaar gemaakt. De muren staan in perfecte verhouding tot elkaar om het gemiauw tot in het oneindige te doen weerklinken, tot Miep gezegend is met een stem als een operazanger en ik met een bonzende oor- en hoofdpijn, niet in het minst door de gewaarwording dat ik zelf gewillig bijgedragen heb aan dit akoestisch wonder, door de plaatsing en materialen van mijn meubels, het wegdoen van het vloerkleed (wegens vlooien, wederom Miep) en het openen van de deur waardoor ze binnenkwam. Nu rest mij niets dan de handen tegen de oren te drukken in de echokamer van mijn jankende levenskeuzes. Ze 

(wauwauwau wau meh wau wau
wau wauwauwauwaumau hm meh meh weh wau
 wau wau) 

willen iets van me; ze willen dat ik iemand ben, dat ik een mens ben in een wereld, ze willen dat ik dat wil, en ik ga akkoord, niet eens schoorvoetend, ik ga gretig akkoord want zo is het ook – ik  wil ook iemand zijn, ik bijt me vast en wentel me in wat ik belangrijk vind, ik weet zo langzamerhand niet hoe dat nog van me los te schudden, de restjes ervan uit mijn holle kiezen te peuteren, ik oefen tot ik een mens ben, ik oefen tot ik een mens ben in een wereld, mezelf een naam weet te geven, in woorden te vatten, tot ik alles zie en zie hoe alles de opmaat was naar dit moment: in middeleeuwse zitlighouding – want minder bloedtoevoer naar het pijnlijke oor, zegt het internet 

(bij een middenoorontsteking ontstaat er 
druk op het trommelvlies, dat kan veel pijn doen, het 
kan scheuren, er kan dan vocht uit het oor komen (loopoor) of 
bloed, dat kan geen kwaad, de afscheiding heeft een 
onaangename geur, er kan ook sprake zijn van duizeligheid 
of tijdelijk gehoorverlies, de klachten worden 
doorgaans erger als het oor laag ligt) 

wanneer ik oorontsteking intyp – proberen te slapen. 
En niet alleen dat, maar erger: er niet in slagen. 

Plotseling weet ik de waarheid: het is (niet) erg, en het verschil ( ) is onbelangrijk. De nacht vangt me in de kooi van mijn eigen lichaam; binnenin mijn oor vindt iets plaats wat  klinkt als een landverschuiving. Ik voel stukken van mezelf richting de uitgang kantelen. Er schuurt iets over de bodem van de grot. Ik kerm. Misschien is dit een ander mens, dat ik nu aan  het worden ben, te beginnen bij het rechteroor, een ander mens in een andere wereld – dat weet niemand, want het is niemand ooit gelukt, zover bekend. 

(krk krk krggggggggk ahhh krrrrggk) 
(aan de andere kant van de deur: wauwau mau)

Maandagavond: ik geef een lawaaiige workshop over experimentele muziek waarmee ik had gehoopt uit deze waas te raken, maar hij trekt me er alleen maar dieper in (waarschijnlijk door totaal gebrek aan voorbereiding). Ik geef zo min mogelijk voorbeelden, beantwoord geen vragen. Iemand vraagt me waarom, maar ook daarop geef ik geen antwoord. Ik heb niets om me achter te verschuilen, maar doe alsof ik niets nodig heb. Misschien omdat ik vannacht iemand anders ben geworden. Misschien omdat ik met dat nieuwe, pijnlijk gekantelde oor niet echt versta wat ze me vragen. 
Het is duidelijk dat men meer van me verwachtte, maar ik krijg wel gewoon betaald, waar ik opgelucht om ben, want verder lig ik alleen alsmaar in bed te wachten tot mijn wezen zich weer voegt naar wie ik dacht te zijn. (Daar koop je geen poezenbrokjes voor.) 

(wau?) 

Die nacht slaap ik weer niet: oorpijn overstemd door schaamte. Toen ik nog studeerde herkauwde mijn schoolprogramma allerhande artistiek-psychologische methoden voor me, nu moet ik dat  zelf doen. Kan ik absoluut weten dat het gedachtepatroon waaruit mijn schaamte voortkomt  waar is? Ik heb zo weinig zin in de rest van de uit mijn hoofd geleerde vragenlijst dat ik stellig ja antwoord. Ik kan absoluut weten dat het waar is. 

Terwijl ik dit schrijf, stroomt er uit mijn rechteroor iets naar buiten dat alle woorden vuilmaakt die ik eraan besteed. Op aanraden van mijn moeder aan de telefoon heb ik het gedempt met een zakje droge kamillethee. Alle bewonderenswaardige mensen die ik vannacht had willen worden zijn weggebleven; op mijn kussen vind ik enkel dingen waarover ik niet wil schrijven. Een vriendin zegt: mijn hond kreeg ook kamille op zijn oog toen dat ontstoken was. Ik kon dan wel geen ander mens worden, maar misschien nog een soort hond, als ik mijn best doe. Het zal wel helpen, tenminste zal het helpen dat ik erin geloof. 

(ergens in geloven ≥ absoluut weten dat het waar is (?)) 

Dinsdag, vroeg in de middag: ik spreek af met een tekenaar die ik al lange tijd zijdelings ken. Over de aard van de afspraak vermoed ik een verschil in mening (ik zoek een tekening, hij menselijke  liefde). Hij weet geloof ik niet dat ik me niet zo vaak voor jongens interesseer, maar wel dat een  van de keren dat dat voorkwam we vier jaar samenbleven, en zegt met kleffe ogen dat ik eruitzie alsof ik nooit lelijke dingen over mensen denk. Ik vertel hem dat ik sinds kort een soort hond geworden ben en vraag of hij vaker dit soort dingen tegen honden zegt; ook dat het waarschijnlijk het beste is dat hij, voor zijn eigen veiligheid, zijn goedbedoelde objectificaties voortaan bij zich  houdt. 

Of is dat slechts waar ik van droom? Eindelijk slaap ik. Als ik wakker word is het opnieuw dinsdag, een nieuwe dinsdag. 

(rrrrr rrrrr rrrr rrrrr rrrrrr rrrrrr rr
 rrrrrr rrrr rrrrrr rrrrr rrrr rrr
 rrrrr)
 

Deze publicatie werd mede mogelijk gemaakt door Gemeente Utrecht, het KF Heinfonds en Wintertuin.