Naast taal ben ik veel bezig met klank en met ruimtelijkheid. Ik maak bijvoorbeeld ook veel muziek en voorstellingen, maar eigenlijk voelt dat niet als iets heel anders dan het schrijven: in alleen deze tekst zitten denk ik ook alledrie die vormen al. Ik geloof dat die verschillende disciplines vaak vanzelf al veel op elkaar lijken, zich op dezelfde manier gedragen; ritme bijvoorbeeld maakt een tekst snel of langzaam, hakkelig of vloeiend, precies zoals dat in muziek ook zo werkt. Op sommige hardop voorgelezen teksten kun je eigenlijk heel goed dansen. En wat ruimte betreft: ook het papier is een ruimte, en de keuze om daar letters op te zetten, verandert die ruimte, een beetje op dezelfde manier als spullen in een kamer. Veel mensen hebben daar interessante dingen over geschreven, Georges Perec bijvoorbeeld. Het zijn dingen waar we niet omheen kunnen: alleen al omdat we altijd een lichaam hebben, altijd ergens zijn, en via dat lichaam dus luisteren, en lezen, en dingen waarnemen, hebben we altijd te maken met ruimtelijkheid. De ruimte en hoe die eruitziet, wat erin staat, wat voor akoestiek die heeft, zijn heel bepalend voor hoe het ergens voelt, hoe ik me ergens voel. En taal, tenslotte, is dan weer een manier om naar die dingen te wijzen – niet zozeer om ze precies te vatten of begrijpen, wat mij betreft, daarvoor moet je er gewoon zijn – maar wel om een soort plattegrond van een ervaring te schetsen. Ik hou erg van plattegronden; de dingen die ik maak zijn misschien wel altijd een soort plattegrond van een ervaring, in verschillende vormen.