The art of sampling
De wereld staat in de fik, en op de plekken waar de vlammen nog niet uit zichzelf om zich heen slaan, helpen we de natuur een handje. Er woeden oorlogen en bosbranden, klimaatcrises en polarisatieproblematiek. In werelddelen ver weg en dichtbij, op Instagram en in de Tweede Kamer. En we raken elkaar steeds verder kwijt. Het is tijd voor verandering, tijd voor een revolutie.
Uit mijn puberkamer bliezen de beats van Tupac, Biggie, WuTang en Eminem. Ik hield van de sampling, van de culture, de sneakers, de wijde kleren en de boeren zakdoek (serieus, why did you have to take de boeren zakdoek away from us, Caroline van der Plas?).
Ik luisterde met een pen, om de vetste zinnen te noteren, om de woorden die ik niet begreep te onthouden (‘mam, wat is een funeral? En een ho?’), en vooral om de andere rappers die ze noemden in hun teksten te kunnen onthouden en op te zoeken. En hoewel sommige teksten (Hi, my name is, what? My name is, who? / My name is, chka-chka, Slim Shady) niet direct tot poëzie gerekend hoeven worden, ontroerden ze me meer dan eens. Ze brachten me naar een plek die ik niet kende: ik was in de Bronx, ik was op straathoeken, ik zat in gangs en ik had enemies. Ik leerde wat oorlog was. En Pac liet het me voelen:
Ik leerde dat de brandweer niet uitrukte als er in Detroit een brand uitbrak. Ik leerde wat zwarte cultuur was, en wat dat betekende. Ik leerde wat institutioneel racisme is en hoe het moest voelen te maken te hebben met armoede, bende-oorlogen en politiegeweld. En ik leerde het plezier van tekst en inspiratie. Door het samplen: een beat, tekst, instrumentale hook, uit andermans muziek gebruiken in dat van jezelf, aan de basis van die stroming.
Zo leerde ik dankzij het nummer '190' van J-Zone, 'I want to be evil' van Eartha Kitt kennen. En ging via die song, meer gedicht dan lied, in een moeite door naar Toni Morrison en Maya Angelou. Ik zocht poëzie niet in een bibliotheek maar op Youtube. ‘Still I rise!’ Ik leerde dat we in opstand moesten komen. Ik leerde van de vrouwen die ons voor zijn gegaan.
Ik leerde me inleven in mensen die niet op mij lijken. Ik begreep de keuzes die ze maakten, ik had beef met iedereen met wie zij beef hadden. Ik had een hekel aan Moby (niemand luistert nog naar techno). Al deze uitgesproken woorden (of: spoken word) werkten op mij als een empathie-machine. En dankzij hiphop groeide ik tegelijkertijd mijn hoogsteigen middelvinger. Het gaf me zelfvertrouwen en a sense of belonging.
Dit essay is onderdeel van onze reeks Doe Het Toch Maar
Teddy Tops schreef dit essay voor Doe Het Toch Maar, een ILFU-reeks vernoemd naar het gelijknamige gedicht van Babs Gons. Over schrijven tegen de bierkaai, over trouw blijven aan je creativiteit ondanks de obstakels die het leven jouw kant opwerpt.
Bekijk de voordracht van Babs Gons op de Nacht van de Poëzie 2019Roger Robinson zei dit jaar op All That Poetry dat in tijden van oorlog en dictatorschap de empathie-machines, de dichters, het doelwit zijn. De vrijheid van het woord is het eerst dat wordt afgenomen. De enige manier waarop we daadwerkelijk vanuit onze kern kunnen inleven, wordt afgenomen. Monddood, is het diametraal tegenovergestelde van vrij.
Ik weet nog dat ik in 2012, na het begin van de oorlog in Syrië, een optreden zag van een Syrische dichter. Het was in een cafeetje in Utrecht. Ik zat er per toeval, ik kwam voor het programma dat erna zou beginnen. Iedereen had de vertaalde tekst in het Engels en Nederlands voor diens neus. Na een paar zinnen proberen mee te lezen liet het publiek het papier los. Zonder een woord te verstaan zag ik ze zin voor zin breken, in cornflakes uit elkaar vallen en gezamenlijk weer samenklonteren tot een grote bak brinta. (Er zijn mensen die hun metaforen smakelijker opdienen dan ik.)
Er zat een ritme in zijn zinnen, een soort onverschrokken kwetsbaarheid in zijn ogen en in zijn soms knijpende keel. De afwisseling in volume, met klanken die nieuw waren voor mij, ik was hooked. Wat er was veranderd aan het einde van zijn 10 minuten durende stuk?
Wij waren mens geworden. We waren niet langer personen met een eigen binnenwereld, met to do lijstjes, blauwe brieven op de mat, een zeurende pijn in de onderrug en schoonouders - we waren een diersoort. We waren een krekel of een mol, we stelden geen vragen bij dat nieuwe gezamenlijke bestaan of wat daarbij kwam kijken, maar we deden wat nodig was. We luisterden, we voelden in.
Op 1 juli dit jaar overleed de Oekraïense schrijver en dichter Victoria Amelina, op 37-jarige leeftijd, door een Russische bomaanslag. Ze is oprichter van twee grote poëzie- en literatuurfestivals en zette zich in voor het behoud van Oekraïense poëzie en literatuur in tijden van onderdrukking en censuur.
En er is Asmaa Azaizeh, de 37-jarige Palestijnse dichter en journalist gevestigd in Haifa, Israël, die in 2010 de Young Writer Award van de A. M. Qattan Foundation voor haar eerste dichtbundel, Liwa, won:
Deze woorden zijn het begin van het gedicht 'Let Us Believe in the Beginning of the Cold Season', van de fenomenale Iraanse dichter van de vorige eeuw, Forugh Farrokhzad, de vrouw die een voorbeeld is voor veel vrouwen in het verzet in Iran:
De 32-jarige Iraanse rapper Tomaaj Salehi, die sinds 2022 vastzit vanwege zijn protestmuziek, schreef teksten als:
(Gesproken) woorden maken ons empathisch, laten ons invoelen in andere werelddelen, talen en tijden. In plaats van invullen leren we luisteren, naar het ritme, de woordkeus, de pauzes en de intentie. Leren we een geheel te zijn. De krekel èn de mol.
Mensen die de juiste (duurste?) woorden kennen, winnen oorlogen. Zij hebben de taal om rechtszaken mee te winnen (ze hebben de wetten geschreven), de taal om macht op te eisen. Zij hebben de woorden die zijn bedacht om bezit mee te verdelen. Zij spreken vaak dezelfde taal, maken zich verstaanbaar met geld en grote woorden. Maken hen die zich daartegen uitspreken graag monddood, want woorden maken machtig, dat weten zij.
Misschien hebben zij de duurste woorden, maar wij hebben poëzie. De empathie. En die is universeler dan welke taal ook. Wij hebben de woorden om een empathie-revolutie te ontketenen.
Ik doe dat door podia te bouwen voor mensen die zich met taal kunnen uiten, die hun woorden wikken en wegen en de poëzie laten spreken. Omdat wij dat kunnen, omdat wij weten dat dat een voorrecht is. Daarom zijn plekken als o.a. Mensen Zeggen Dingen, Mezrab, Unwanted Words en ILFU zo belangrijk. Zodat er gesproken kan worden, en geluisterd. En uiteindelijk: veranderd.